Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 186 van 1088

...  174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199  ...
[15] Bij deze zeven begon zich nu ook ter hoogte van de borst een vreemd soort gitzwarte nevel en rook te ontwikkelen, die uitdijde tot tweemaal de grootte van degenen die aan het kruis hingen. Ik ontdekte ook die bepaalde nevelige draad, waarmee de naar buiten gekomen nevel met het nog koortsig en krachtig schokkende lichaam in verbinding stond. De zwarte nevel ging echter niet over in een menselijke vorm, maar in de verschrikkelijke vorm van een grote, geheel zwarte tijger, die echter als met bloed gestreept was. Nadat deze zwarte beesten al gauw hun vorm hadden, begonnen zij meteen op vreselijke wijze tekeer te gaan en zij probeerden zich uit alle macht geheel van het lichaam los te maken. Maar dat ging niet, want de levenssnoeren waren zo taai dat zij met geen mogelijkheid te breken waren.
Hoofdstuk 130: Wat de helderziende Mathaël zag bij de executie van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Dat alles werd mij te gek en te afgrijselijk, en omdat het toch al ruim een uur na het midden van de dag was, gingen ik en mijn vader naar huis en pas onderweg vertelde ik mijn vader wat ik allemaal tijdens het verloop van de kruisiging gezien had. Hij bekende mij weliswaar dat hij niets dergelijks gezien had, maar dat hij mijn ogen goed in de gaten had gehouden en uit hun gefixeerde heen en weer glijden goed waargenomen had, dat ik daar iets bijzonders moest zien; daarom geloofde hij mij ook op mijn woord. Hij als geneesheer voor noodgevallen en als filosoof en tevens theosoof ontdekte daarin veel gedenkwaardigs, hoewel hij ondanks al zijn filosofie en theosofie evenveel van mijn verhalen begreep als ikzelf; maar hij nam zich voor tegen de avond toch weer erheen te gaan om door mij nog verdere waarnemingen te kunnen doen en om bij gelegenheid de Sadduceeën eens flink te kunnen zeggen, dat zij grote ossen en ezels waren als zij de onsterflijkheid van de menselijke ziel loochenden"
Hoofdstuk 130: Wat de helderziende Mathaël zag bij de executie van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Nu vroeg mijn vader hem of hij mee ging naar Golgotha. Maar hij zei: 'Voor geen goud van de wereld! Ik kan al geen dieren zien sterven of zelfs maar zien slachten, Iaat staan mensen, ook al zouden zij nog meer gruweldaden begaan hebben dan deze zeven! Als er verscheurende beesten in onze buurt komen, goed, Iaat men dan jacht op hen maken om ze onschadelijk te maken, dan heeft men de mensheid daardoor een goede dienst bewezen! Laat men dat ook doen met mensen die voor een vredelievende, menselijke samenleving absoluut niet meer deugen! Laat men ze eenvoudig doden, -maar Iaat men hen niet martelen, want zij kunnen er beslist het minst aan doen dat ze verscheurende beesten zijn geworden! Natuur, temperament, samenloop van omstandigheden en opvoeding zijn altijd de oorzaken van zulke ontaardingen.
Hoofdstuk 131: Kritiek op de Romeinse straffen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Deze vreselijke handelwijze zagen wij bijna een uur lang aan en ik moest mijn vader steeds vertellen wat ik bij de zeven zag. Dat merkte de Romeinse wachtmeester echter op, die mijn voortdurende kijken al langer heel opmerkzaam geobserveerd moest hebben. Hij kwam naar ons toe en vroeg in het Romeins aan ons beiden wat wij toch aan de zeven zagen, omdat wij en ik vooral, hen zo doorlopend observeerden en ik mijn vader steeds iets had mede te delen. Wij moesten in zijn taal antwoord geven omdat hij ons anders zou moeten wegsturen.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar nu ontdekte ik een geest die op dat ogenblik, staande op een wolk, uit de lucht naar beneden kwam en in zijn rechterhand een groot blinkend zwaard droeg. 'Wat gaat die hier doen?', dacht ik. De wachtmeester merkte echter mijn gerichte, onderzoekende blik en vroeg mij meteen of ik soms iets bijzonders zag. En ik antwoordde hem op de mij toen gebruikelijke manier heel kort en wat nors: 'Zeker, -maar al zou ik het u vertellen, dan zou u mij toch niet geloven!'
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Ik keek toen alleen naar de grote geest die een donker, hemelsblauw plooiend gewaad droeg, om te zien wat hij in dit geheel zou doen. Luister! Toen de beenbrekers op het commando wachtten om de zeven de benen stuk te slaan en om degene die nog in leven was, met de genoemde slagen de genadeslag te geven, hief de machtige geest zijn zwaard op en sloeg de draden doormidden waarmee de zwarte tijgerzielen nog aan de lichamen vastzaten.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Toen deze verschrikkelijke zielen helemaal vrij waren van hun lichaam, kregen zij opeens een wat menselijker uiterlijk, liepen op hun achterpoten rond maar maakten geen geluid, en zij zagen er erg treurig en lijdend uit en de geest zei op barse toon tegen hen: 'Verwijder je naar de plaats van jullie boosaardige liefde; deze zal jullie aantrekken! Jullie krijgen loon naar werken!' Maar de zeven zielen schreeuwden: ' Als wij verdoemd moeten zijn, dan is het altijd nog vroeg genoeg! Waarom moesten wij ons dan laten martelen als ons nu hier de eeuwige verdoemenis wacht?!'
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De grote, machtige geest zei: 'Alles was en is nog afhankelijk van jullie liefde! Richt die naar de jullie bekende orde van Jehova, dan zullen jullie je eigen verlosser zijn; maar behalve jullie kan niemand in Gods hele oneindigheid je verlossen! Het is jullie leven en ook jullie liefde; als jullie je liefde kunt veranderen, dan zal deze ook jullie gehele leven en bestaan veranderen! En ga nu weg!'
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Je hebt je verhaal over datgene watje zelfbeleefd hebt, heel goed verteld. De dierlijke vorm van de zielen van de bewuste zeven grote misdadigers vindt haar oorzaak in een zekere vrije ordening. Deze bestaat echter alleen daarin, dat de in een lichaam werkzame specifieke zieledeeltjes zich opnieuw samenvoegen of van plaats verwisselen. Je kunt het vergelijken met een kluwen wormen, die allemaal door elkaar krioelen en kronkelen en in zekere zin op zoek zijn naar een steeds beter rustplekje. Afhankelijk van de wijze waarop zij dat vinden, op een goede of op een slechte wijze, zal de uiterlijke vorm steeds overeenkomen met iets goeds of iets slechts.
Hoofdstuk 133: De vorming van de zielen van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Om het geheim van het rijk van God in alle diepte der diepten te begrijpen, moeten jullie allen eerst in de geest wedergeboren zijn, hetgeen voor jullie nu nog onmogelijk is. Pas als de Mensenzoon daarheen teruggekeerd zal zijn vanwaar Hij is gekomen, zal Hij de geest van alle waarheid, die heilig is, naar jullie zenden; dIe zal jullie pas volledig opwekken enjullie harten vervolmaken en de geest van alle waarheid in jullie opwekken, dat wil zeggen in het hart van jullie ziel, en jullie zullen door die daad dan wedergeboren zijn in de geest, en alles wat de hemelen in hun diepten bevatten in het helderste licht zien en begrijpen.
Hoofdstuk 133: De vorming van de zielen van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Na deze niet bepaald uitnodigend mooie handeling gingen de scherprechters naar huis, terwijl de lijken ter verdere vernietiging overgeleverd werden aan de vilder en zijn knechten. De wijze van vernietiging was verschillend en is dat nog, als de lijken maar niet begraven worden. Gewoonlijk werden zij verbrand door middel van het vervloekte hout, of gekookt in vervloekt water en daarna als prooi voor de wilde dieren geworpen. De wilde, verscheurende dieren die daarvan vraten stierven meestal. Daarom kookte de vilder dergelijke lijken meestal in het vervloekte water, waarna hij ze dan ter verdelging van wolven, hyena's, beren en vossen in de wijde omtrek heel goed kon verkopen en er veel geld voor kreeg.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] MATHAËL zegt: "Heer, mag ik daarbij ook dat vreemde natuurverschijnsel vermelden dat ik en mijn vader in het oosten hebben gezien toen wij omstreeks middernacht naar Bethanië gingen?"
Hoofdstuk 134: Mathaël's belevenis onderweg naar de stervende vader van Lazarus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] MATHAËL zegt: "Heer, ik zie dat niets in de gehele, oneindige scheppingssfeer U onbekend is! Voor U zou ik daarom de geschiedenis zeker niet hoeven te vertellen, maar terwille van de andere vrienden en broeders vertel ik zulke hogere dingen heel graag, vooral waar ik merk dat men het volste geloof aan mijn woorden hecht. Alles wat ik jullie nu zal vertellen, heeft weliswaar een zeer mystiek en fabelachtig karakter, maar dat neemt niet weg dat toch alles waar is wat je zult horen. Luister dus nogmaals aandachtig naar mij!
Hoofdstuk 134: Mathaël's belevenis onderweg naar de stervende vader van Lazarus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Luister! Het gebeurde tegen het einde van de herfst. De toppen van de hoge bergen waren in nevels gehuld en een beslist niet vriendelijke noordenwind liet de dorre bladeren van de bomen door de lucht dwarrelen; alleen in het oosten waren nog een paar plaatsen waar de lieflijke sterren droevig naar de aarde leken te kijken. Ik en mijn vader, die een grote vriend van de natuur was, ook als deze onvriendelijke dingen deed, hadden dit natuurtafereel tot ongeveer middernacht in ons opgenomen. Toen wij echter aanstalten maakten het huis binnen te gaan en daarin onze legerstede op te zoeken, ontdekten wij iemand die met haastige stappen, met in zijn hand een lantaarn gemaakt van een schapeblaas, rechtstreeks op ons huis afkwam, en het duurde nog geen paar tellen of een tamelijk bedroefde, nog erg jonge man stond voor ons.
Hoofdstuk 134: Mathaël's belevenis onderweg naar de stervende vader van Lazarus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Hij zag meteen dat mijn vader een geneesheer was en hij zei op weemoedige toon: 'Vriend en geneesheer! Ik kom uit Bethanië; mijn naam is Lazarus, ik ben de zoon van de oude Lazarus, die ik boven alles liefheb! Hij werd vandaag opeens heel erg ziek en het ziet er slecht met hem uit! Onze rabbi, die in noodgevallen ook zo'n beetje geneesheer is, weet echt niet meer hoe hij mijn vader kan helpen! Hij stuurde mij persoonlijk naar u toe omdat u een buitengewoon geneesheer moet zijn en zieken reeds in gevallen geholpen hebt, waarin geen andere dokter nog een geneesmiddel kon vinden. Kom en genees mijn vader, als dat nog mogelijk is!'
Hoofdstuk 134: Mathaël's belevenis onderweg naar de stervende vader van Lazarus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199  ...