Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 188 van 215

...  176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201  ...
[16] MARTINUS zegt, vol van de grootste verrukking: 'O jij hemel der hemelen! Niet slechts één, maar een triljoen kussen zul je hebben!'
Hoofdstuk 117: Martinus' verzoeking door Satan in de verleidelijke gedaante van Satana - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] (CHANCHAH:) 'U, U, U bent het dus. U bent de almachtige, heilige Lama! U de Eeuwige! - U hebt de aarde, de maan, de zon, al die talloze sterren, de enorme zee, een onmetelijk leger van allerlei dieren in het water, op aarde en in de lucht en ons - de mensen - geschapen! O Lama, Lama, grote, heilige Lama! Wie kan U voldoende loven, prijzen en aanbidden. Welk hart is het waard om U, allerheiligste, te mogen liefhebben?!
Hoofdstuk 121: Chanchah' s buitengewoon grote geluk en liefde voor de herkende Lama - Liefde en wijsheid - De Heer als Vader en Broeder - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] CHANCHAH zegt: 'O Lama, o Lama. Waar is het hart dat U herkent en dan nog maat kan houden in zijn liefdesgloed tot U, Gij heiligste van eeuwigheid! Kijk, als ik zoveel harten zou hebben als er sterren aan de hemel zijn, als zand in de zee en gras op de aardbodem en als elk hart een zon vol van de hoogste gloed tot U zou zijn - dan zou de liefdesgloed van al deze talloze harten voor U, mijn heiligste Lama, toch slechts zijn als een koele dauwdruppel tegenover een kokende zee! U kunt in eeuwigheid nooit teveel worden bemind, omdat U toch de allerhoogste en machtigste liefde Zelf bent!
Hoofdstuk 122: Een hemelse liefdesverklaring - De overwinning van de liefde - Gella's vreugde over Chanchah - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Nu bevinden zich allen op de lichtende grond van de zon en dat niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk. Want alle geesten uit Mijn hoogste hemel zien ook van elk natuurlijk lichaam hoe het er uit- en inwendig uitziet. Omdat ze bij Mij zijn, zien ze door Mij alles, wat in de geestenwereld en in de stoffelijke wereld is precies zoals Ik het zie.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Alleen moet je het begrip 'ernst' nooit uit het oog verliezen, want de zonnemensen zijn heel curieus. In hun uiterlijk zijn ze een afspiegeling van de hemel en in hun innerlijk zijn ze sluwer dan de vossen. Ze hebben de grootste hoogachting voor ons als reine kinderen van God. Maar als je hun ook maar een of andere zinnelijke zwakheid toont, dan raak je ze niet zo gauw meer kwijt. Ze zullen je dan met een wijsheid tegemoet treden, waarvan je tot nu toe nog niet het flauwste vermoeden hebt. Onze broeder hier zal je heel wat meer kunnen zeggen, omdat hij hoofdzakelijk met de zonnebewoners van doen heeft.'
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] O vriend, op de hemellichamen, vooral op de lieve aarde, gaat het tekeer, dat je je daar geen voorstelling van kunt maken. Daarom wordt ook de Heer actief en wij zullen al gauw dingen zien, waarvan je tot nu toe geen voorstelling hebt. Maar als wij hier nu op de zon zullen afdalen naar haar grote valleien, dan kun je jezelf ervan overtuigen, hoe het hier in de grote landen van de lichtwereld werkelijk heel ongehoord begint toe te gaan. Op de wijze zoals wij ons natuurlijk bewegen zullen wij nog een flinke tijd nodig hebben, tot we in het eerste dal aankomen. Je zult wonderen zien, waarvan je je tot dusver geen voorstelling kunt maken, ofschoon je nu samen met mij een bewoner van de derde hemel bent!
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Wil je met deze onbeschrijflijk mooie en verstandige wijze zonnemensen van beiderlei geslacht overweg kunnen, dan moet je uiterlijk een volkomen nuchtere indruk maken. Maar innerlijk moet je heel welwillend zijn ten opzichte van hen, dan zullen ze in jou gauw een burger van de grote hemel zien, aan wie grote macht is verleend en zullen ze je respecteren en liefhebben.
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Als Hij dan, die ons aller Leraar en Meester was en eeuwig zal zijn, ons een dergelijke leer bracht, die wij weliswaar op aarde niet hebben begrepen: moeten wij dan hier in de hemel soms een betere leer in ons zelf zoeken? Ik denk, dat zou nog erger zijn dan al mijn aardse ezel - en ossenvoer! Denk je ook niet, beste broeder?'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] MARTINUS zegt: 'Een echte vreugde stellig, maar zeker niet een grotere, dan wanneer de Heer naar mij toekomt. Want in Hem alleen heb ik alles, en daarom gaat ook Hij alleen mij boven alles! Zie, zowel jij als broeder Petrus horen toch zeker tot de belangrijkste personen die de aarde droeg; geef ik jullie een voorkeursbehandeling? Ik heb jullie zeer lief, maar respecteer elke goede en wijze hemel burger evenveel als jullie. Want wij zijn immers allemaal maar broeders, en één alleen is de Heer! Is het niet zo?'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] JOHANNES zegt: 'Trek je er niets van aan, als het je in het begin een beetje vreemd zal vergaan. Als je langer met deze wezens omgaat, zul je hen ook beter kunnen verdragen. Maar wees nu voortdurend ernstig en van binnen toch mild en zacht. Dan zul je gemakkelijker met hen overweg kunnen, dan je nu denkt. Hun wijsheid kun je wel groot noemen, maar ze heeft toch, zoals alles wat geschapen is, haar grenzen. Daarom broeder, maar flink er op af! Eens moet je toch immers de heerlijkheden leren verdragen, en daartoe zul je thans, nu de Heer ons allen zo innig begeleidt, toch des te gemakkelijker in staat zijn!'
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] PETRUS zegt: 'Ja, dat is wel goed: wat juist is, is zowel op aarde als in de hemel juist. Desalniettemin moet je je niet al te gemakkelijk al na verloop van enkele wijze woorden gewonnen geven, want ook jouw uitspraken zijn het verdedigen waard. Daarom, zoals ik al zei, denk maar even na en er zal al gauw een heel goed antwoord bij je op komen.'
Hoofdstuk 139: Martinus in de tang - De bemoedigende woorden van Petrus - Het goede antwoord van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] MARTINUS wordt daarop heel verlegen en zegt: 'Dus weer een hopeloze geschiedenis in het vooruitzicht! Nee, met deze nonnen heb ik nog altijd het meest te stellen gehad en hier in de hemel geven die domme vrouwspersonen je ook nog geen rust. Ik zou er veel zin in hebben, hun deze drie helemaal ontbloot in haar grootste schoonheid voor te stellen. Laat ze maar tekeer gaan zo hard ze kunnen, en nog meer verdeemoedigd worden dan een slaaf. Misschien zal het daarna beter met hen gaan.'
Hoofdstuk 142: De nieuwsgierigheid van de twintig ijdele nonnen – Heilzame verdeemoediging door de onthulde schoonheid van de drie zonnedochters - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] HET DRIETAL zegt heel verrukt: 'Ach hemel, ach hemel! Van zo'n beminnelijkheid bestaat er beslist geen tweede in alle eindeloze hemelen! Ach, wat een onbeschrijflijke zachtmoedigheid straalt er vanuit zijn hele wezen. Ach, hoe meer hij dichterbij komt, des te beminnelijker wordt hij. O vergeef ons, als wij je moeten zeggen, dat jullie, ook als kinderen van de Allerhoogste, toch bijna lege schaduwen lijken vergeleken met hem. Ach, hoe dichter hij bij ons komt, des te helderder wordt het in ons hart, zodat men van geen enkel wezen méér zou kunnen houden dan van hem!
Hoofdstuk 143: Medelijden van de drie zonnedochters met de flauwgevallen nonnen - Hun opwekking door de Heer - Het gesprek van Johannes en Martinus met de zonnedochters over de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] (CHANCHAH:) 'O, mijn almachtige Vader, wat zijn dat dan voor wezens? Van zo'n onbegrijpelijke schoonheid heeft zelfs het meest gloeiende mensenhart nog nooit gedroomd! O Vader, zijn dat ook geschapen wezens of oergeesten, wier aard sinds alle eeuwigheid volmaakter was dan het licht van de zuiverste ster?
Hoofdstuk 144: Verbazing van Chanchah en Gella over de schoonheid van de drie zonnedochters - Lof van de Heer voor Martinus als mensenvisser - Het openstaan voor genade en het aannemen ervan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] HET DRIETAL zegt: 'O jij zalige! Wij weten wel dat er een allerhoogste, allereerste Geest van alle geesten is, die alles wat er is heeft geschapen uit Zijn eeuwige wijsheid en almacht. Maar deze Geest is zo oneindig heilig voor ons, dat wij het nooit mogen wagen om ons van Hem een of andere voorstelling te maken. Dat mogen alleen de hoogste wijzen. Daarom kun je ook wel denken hoe het ons te moede zou zijn, wanneer wij voor Hem, als Hij een of andere gestalte heeft, zouden moeten treden in de overtuiging, dat Hij het is! O, dat zou iets ontzettends zijn; dat zou het ergste zijn wat ons zou kunnen overkomen!'
Hoofdstuk 140: Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201  ...