Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 188 van 1490

...  176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201  ...
[28] De dertig aanvaarden deze terechtwijzing en vragen of zij op de droge plaats mogen blijven.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] RAPHAËL vraagt hen voor de schijn: "Waar wilt u heen bij deze storm?"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] RAPHAËL zegt: "Met deze wind niet, maar omdat de regen en de storm zeker nog een klein half uur kunnen aanhouden en u eerst nog de hoge branding doormoet, waar u reddeloos verloren zou zijn, kwam ik, de ervarenste en moedigste loods, om u en uw schip in veiligheid te brengen. -Staat er veel water in het schip?"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Na deze woorden stevenen zij langzaam naar de oever en Ik gebied nu in 't geheim de storm zich in te houden en geheel op te houden.
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] De oever waar de reizigers aan land komen is helemaal kurkdroog. Alle bij Mij aanwezige gasten zien er erg opgewekt en vriendelijk uit en onze oude Marcus ontvangt hen uitermate vriendelijk en vraagt ook meteen of ze soms iets willen drinken of eten, omdat deze stormachtige overtocht hen wel zeer vermoeid zal hebben.
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Maar dan komen de schippers naar de reizigers toe en vragen hun of zij voor de terugvaart een nacht en een dag hier moeten wachten, of dat zij nu bij rustige zee terug zullen varen naar de andere oever, die in rechte lijn altijd nog vijf tot zes uur van deze plaats verwijderd lag.
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MARCUS hoort dat en zegt tegen de reizigers: "Beste vrienden! Het gaan naar de stad kunnen jullie je gevoeglijk besparen, want van de hele stad bestaat niets meer dan een paar hutten van arme Joden en een hoeveelheid uitgebrande, verlaten ruïnes! Gedurende de afgelopen nacht en deze dag is zij de welverdiende en treurige prooi van de vlammen geworden en niemand zag kans het vuur meester te worden!
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Bij dit bericht zetten de REIZIGERS een heel bedroefd gezicht en zeggen: "Vriend, in dat geval zullen wij ook hier heel weinig kunnen afhandelen, ondanks de hier aanwezige allerhoogste wereldlijke en geestelijke heren! Want wij hadden belangrijke handelsbetrekkingen met de Griekse kooplieden van deze stad en zij hebben veel bij ons besteld, maar de gehele laatste levering moeten ze nog betalen! Hoe krijgen we nu ons geld?
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK roep echter de engel en terwille van de gasten en leerlingen zeg Ik hardop tegen hem: "Er bevindt zich op zee een tamelijk groot gesloten schip met twintig mannen en vrouwen, de acht schippers niet meegerekend, in grote nood. Het schip lag toen de storm opstak aan de andere oever niet ver van Genezareth gemeerd, maar toen de storm draaide en in kracht toenam, sloeg deze het voor de afvaart gereedliggende schip los van de oever en dreef het met onweerstaanbare kracht naar volle zee. De schippers en de reizigers deden wat ze konden en gingen daarbij vrijwel tot het eind van hun krachten om niet ten onder te gaan. Nu staan ze op het punt door de zee verzwolgen te worden. Sta dus op en red hen, -maar niet op een voor hen te onbegrijpelijke manier! Maak een boot los en vaar als een bedreven loods het in nood zijnde schip te hulp en breng het hierheen, want het schip was toch al voor Caesarea Philippi bestemd!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar na een paar tellen is het in hun schip binnengedrongen water tot de laatste druppel verdwenen en de schippers zeggen tegen de vriendelijke loods: "Maar dat is toch wel heel merkwaardig! Kijk eens, nobele jonge loods, wij vergisten ons zoëven, er is geen druppel water in ons goed overkapte schip gedrongen! Eerst meenden wij vreemd genoeg wel water in ons schip te ontdekken, maar dat zal wel een vergissing geweest zijn ten gevolge van onze begrijpelijke angst, want nu ontdekken we nergens ook maar een druppel water, wat toch echt wel wat merkwaardig is. Ja, ja, alles wat de Heer doet, is altijd wel een wonder, maar het is toch wel wat vreemd dat nu bij deze regenvloed geen druppel water in onze overdekte boot te vinden is en uw open boot nauwelijks nat is!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Wij zijn gerenommeerde bewerkers van zijde en kameelhaar, wij hebben ook de fijnste schapenwollen kleding in alle kleuren geleverd en gebloemde stoffen voor allerlei tempelgewaden. Deze laatste levering had een waarde van tienduizend pond zilver. Hoewel wij Joden zijn en aan Jeruzalem schatplichtig, leven wij in Perzië, waar wij grote bedrijven hebben en wij waren altijd goed en eerlijk.
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Kijk, wij zouden graag de helft van de tienduizend pond aan de tempel schenken, als wij ons rechtmatige geld zouden ontvangen. Ja, wij zouden bovendien ook de andere vijfduizend pond aan de mogelijk zeer arme geloofsgenoten van deze omgeving geven, als wij alleen maar uit oogpunt van handel en afrekening de gehele betaling van de heidenen konden ontvangen!"
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Maar IK zeg: "Ik weet, waar u vandaan komt en waarom u hierheen bent gekomen. Ik weet, dat u zo rijk aan goud, zilver en edelstenen bent als maar weinig Joden in het grote Jeruzalem. Ik weet, dat u voor uw redding zoveel zoudt willen betalen als u in deze nu verwoeste stad bij Griekse kooplieden hebt uitstaan en dus te vorderen hebt, maar waarvan u waarschijnlijk nooit meer iets zult ontvangen!
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Het loon, dat Ik van u zou kunnen vragen, zou dus, omdat u Perzen bent en onze verwanten, gevoeglijk net zo extreem hoog kunnen zijn als uw gewisse verlies hier bij deze nu in de boshutten onderdak zoekende, Griekse handelaars. Wat zou u daarmee bereiken? U zou het dáár innen en hier weer netjes afgeven! En dan zou u weel' naar huis gaan zoals u hier bent gekomen!
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] De beide AFGEVAARDIGDEN zeggen: "Heer, u, die nog de volle kracht van de bloeiende jeugd bezit, maar daarnaast ook vol echte Salomonswijsheid schijnt te zijn en dat ook waarachtig bent, -dat wat u nu als prijs voor onze redding heeft genoemd, wilden wij toch al voor de ene helft aan de tempel te Jeruzalem en voor de andere helft aan de arme Joden in deze omgeving schenken, als de kooplieden van deze plaats ons de niet geringe som hadden kunnen betalen.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201  ...