Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 188 van 1112

...  176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201  ...
[1] (Raphaël:) "'Liefelijke jonge dochter Jarah, je weet toch, dat toen de Heer Zich in Genezareth ophield, Hij Zelf je onderwees in allerlei tuinbouwzaken! Hij leerde je allerlei nuttige planten kennen en toonde hoe ze bewerkt en gebruikt moeten worden. Hij legde een kleine tuin voor je aan, beplantte die met allerlei nuttige planten en vertelde je van iedere plant in het bijzonder hoe de vorm zou zijn, hoe de groei, wanneer en hoe de bloei zou zijn, welke vruchten er zouden komen, waarvoor deze geschikt waren, hoe men ze kon eten en hoe men daarvan een rijke oogst zou kunnen bewaren zonder dat deze zou bederven. Kortom, de Heer Zelf gaf je in alles het nodige onderricht voor het bebouwen van je tuintje.
Hoofdstuk 24: De verzorging van het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Dat bracht onze Zinka tot rust, maar hij lette nu overal op en hield zijn ogen en oren op Cyrenius, Cornelius en de engel gericht omdat hij dacht dat zij Mij het eerst zouden kunnen verraden. Daarin vergiste hij zich evenwel, want Ik had hun meteen in hun hart gelegd wat zij moesten zeggen en waarheen zij de aandacht van Zinka moesten afleiden. Ook werd nu de zitting opgeheven en werden de tafels weer afgeruimd. Wij gingen naar de oever en hadden het daar over heel onbelangrijke zaken. Natuurlijk verloren Zinka en zijn metgezellen ons niet zo gemakkelijk uit het oog.
Hoofdstuk 25: Zinka vraagt verder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Daarop drong ZINKA zich ook naar voren, omdat hij veel verstand had van gestorven mensen, en hij bestudeerde de beide drenkelingen. Na een minutieus onderzoek zei ook hij: "Onze vriend heeft de waarheid gesproken! Deze beiden zullen tot de jongste dag dood moeten blijven, gesteld dat er op deze aarde ooit een zal komen, - wat ik moeilijk geloven kan! Want ik weet waarin zo'n vleesklomp verandert: in motten, wormen, vliegen, kevers, in allerlei gras en andere planten! Hoeveel worden er niet door de wilde beesten verscheurd en opgegeten! Hoeveel komen er niet om in het vuur! Als dat op de jongste dag zomaar vanzelf weer bij elkaar zou komen en één geheel worden zoals het nu is, dan doe ik voor eeuwig volledig afstand van mijn menszijn! Ik, Zinka uit Jeruzalem, in vele zaken ter zake kundig, beweer hier dat op die jongste dag, die zo gezegd eenmaal zal komen, ook zelfs Gods almacht er de tijd voor zal moeten nemen om deze vrouwelijke vleesklompen weer tot leven te brengen! Hun zielen zullen wel een nieuw geestelijk lichaam krijgen, maar in deze lichamen zal geen ziel meer door hoofdpijn geplaagd worden!"
Hoofdstuk 26: De opwekking van de twee verdronken meisjes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daarna roep Ik de beide drenkelingen en zij richten zich ogenblikkelijk op en kijken vol verbazing om zich heen, totaal niet beseffend waar ze zich bevinden en wat er met hen was voorgevallen.
Hoofdstuk 26: De opwekking van de twee verdronken meisjes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Hij is het aan wie velen zich zullen ergeren en die zij te lijf zullen gaan, en waarmee zij zullen willen doen wat Herodes met Johannes heeft gedaan. Maar allen die dat zullen proberen, zullen zich te pletter lopen op Zijn macht en dom worden tegenover Zijn wijsheid en blind als de duisterste nacht! Want nooit heeft de aarde Zijnsgelijke in haar vlees gedragen!
Hoofdstuk 26: De opwekking van de twee verdronken meisjes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Wat ik je uit naam van mijn twintig metgezellen zeg, zeg ik je zonder angst. Van nu af aan vrees ik de wereld niet meer, omdat ik Hem heb leren kennen. Angst moeten alleen zij hebben die zich tegen Hem willen en zullen verheffen! O, Hij zal al de boosdoeners heel krachtig aan de tand voelen, - en duizend maal wee hen! Hij zal tegen niemand met het zwaard in de hand ten strijde trekken, -maar de macht van Zijn woord zal hen oordelen en te gronde richten!
Hoofdstuk 26: De opwekking van de twee verdronken meisjes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Welke macht Zijn woord heeft, daarvan heb je nu de nog naakte bewijzen voor je! Deze beide meisjes waren toch zo volkomen dood dat wel niemand daarover ook maar enige twijfel kon hebben! Hij zei slechts: 'Sta op!', - en de beiden richtten zich op en leven nu als opnieuw geboren, vernieuwd en gezond en zijn volkomen helder bij bewustzijn. Het zou alleen wenselijk zijn als beide lieve kinderen kleren zouden krijgen! -Maar ik weet wat ik doen zal! Bij ons Perzen zijn een paar vrouwen die drie stel kleren bij zich hebben. Daarvan kan elk er een ter beschikking stellen en dan zijn deze beiden geholpen!"
Hoofdstuk 26: De opwekking van de twee verdronken meisjes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Hierop richtte Schabbi zich tot Mij en vroeg of hij dat mocht doen.
Hoofdstuk 27: De levensgeschiedenis van de beide meisjes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ik zond direkt in alle richtingen verkenners uit om naar de verdwenen meisjes te zoeken en navraag naar hen te doen, en een moedig hoofdman zei: "'Zelfs als Pluto ze geroofd mocht hebben, breng ik hen bij u terug! Als zij echter door de zee of een vraatzuchtig roofdier zijn verzwolgen, zal alle moeite vergeefs zijn! ' Hij ging en sloofde zich drie jaar tevergeefs af.
Hoofdstuk 28: Cyrenius herkent zijn dochters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Toen men U vroeg of U Zich niet herinnerde wat U allemaal vanaf de wieg tot en met Uw twaalfde jaar gedaan had, zei U, dat wat er geweest was nu verdwenen was! En toen men U vroeg waarom, zei U niets meer, U verliet de kamer en ging naar buiten, -en mijn afgezanten kwamen onverrichter zake naar huis!
Hoofdstuk 28: Cyrenius herkent zijn dochters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Nadat wij Zinka op deze wijze wat tot rust hadden gebracht, kwam Risa als tweede schoonzoon van Cyrenius en begon zich op dezelfde manier te verontschuldigen.
Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Zij die eens spreken en prediken moeten, zal de Heer daarvoor Zelf wel uitkiezen. Degenen die Hij echter niet Zelf zal uitverkiezen om te spreken en te leren, zijn door Hem alleen bestemd voor de toepassing van Zijn woord en Zijn leer, en die moeten daarom altijd slechts dat doen waartoe zij door de Heer zonder meer bestemd zijn. Dan zullen zij zich altijd kunnen verheugen in het welgevallen van God en in de een of andere bijzondere genade. Zeg dat ook tegen je vrienden en ambtsbroeders, want ook onder hen zijn er die er zich nog veel op laten voorstaan dat ze ordelijk en vlot kunnen spreken! Ook zij zijn door de Heer niet voor het spreken, maar alleen voor het doen bestemd.
Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] HEBRAM zegt: "O ja, nu wel en eerder ook al, en zo is het goed! Wat is de mens toch vreemd, - dat merk ik aan mijzelf! Denk je eens in: "Wat vonden wij, die toch vaak genoeg de Schrift lazen en bestudeerden, al die wonderbaarlijke vertellingen, gebeurtenissen en hier en daar aangetroffen lessen onbegrijpelijk verheven, en wat boezemden zij ons een grote, diepe eerbied in! Over de hier en daar beschreven, werkende geest van God durfden wij uit blinde, grote eerbied tenslotte helemaal niet meer te spreken! Als wij iets lazen over een verschenen engel ging het ons door merg en been! Mozes was zo groot voor ons, dat bijna alle bergen zich voor zijn naam schenen te buigen!
Hoofdstuk 31: Zelfbeschouwingen van Hebram en Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] RISA zegt: "Ja, dat begrijp ik ook en daarom zeg ik alleen maar: "Des Heren wil geschiede altijd, want wie Gods wil doet, kan onmogelijk ooit falen. God de Heer moet toch wel het best weten waar wij mensen het meest baat bij hebben. Daarom zal ik dan ook van nu af aan alles steeds met de grootste dank in mijn hart aannemen en dat doen wat de Heer zal voorschrijven! Wat de mens gemakkelijk kan doen, omdat zijn hart hem daartoe aanzet, dat moet hij altijd doen en niet naast zich neerleggen. Er is genoeg strijd bij andere zaken, waarbij de zwakke wil van de mens moeilijk overwint. Als hij nu bij gemakkelijke en prettige zaken ook weinig wil toont, zal hij in de ware deugd zeker weinig vooruitgang boeken! -Heb ik juist geredeneerd of niet?"
Hoofdstuk 30: Praten en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Maar in de grond van de zaak heeft Raphaël toch gelijk, want de mens weet al gauw voldoende om te bepalen wat goed en juist is. Eenvoudige wetten zeggen hem dat! Als zijn wil maar goed is, blijft het juiste handelen niet achterwege. Maar het weten alleen schijnt mij toch een te geringe beweegreden voor het goede handelen te zijn, vooral bij zeer op het materiële gerichte mensen die zich maar al te gemakkelijk door een onbeduidend materieel voordeel bij de neus laten nemen en tot kwade handelingen worden verleid. Daarom is het nodig de beginleer zo ver uit te breiden dat de leerlingen door heldere, overtuigende en onomstotelijke bewijzen motieven krijgen om het goede te doen. Tevens moet het de leerlingen vrijwel net zo onmogelijk voorkomen om daartegen te zondigen, als zonder schip de zee te willen oversteken.
Hoofdstuk 31: Zelfbeschouwingen van Hebram en Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201  ...