Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 189 van 1490

...  177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202  ...
[13] Maar omdat hen zo'n hard lot heeft getroffen, hebben wij helemaal geen moeite met dit verlies en zijn wij bereid hen met een tweemaal zo groot bedrag zonder tegenprestatie en zonder rente behulpzaam te zijn. U willen wij daarnaast nog voor onze redding met het grootste genoegen ter wereld de genoemde tienduizend pond als loon schenken! Want weet u, heer van deze streek, wij zijn erg rijk. Wij zouden onze aardse schatten nog op geen honderdduizend kamelen hierheen kunnen brengen ook al droeg iedere kameel een last van vierduizend pond (Een Perzisch pond zou tegenwoordig een waarde hebben van 5 tot 6 lot. J.Lorber) Bovendien bezitten wij veel landerijen en veel grote kudden. Daarom doet het ons nu eigenlijk niets; verlang maar wat u wilt en het zal ons alleen maar een genoegen doen uw wil en uw besluit uit te voeren! Want in de steden van Judéa belopen onze tegoeden nog wel tienmaal zoveel! Wij geven u meteen baar geld of gedekte wissels.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Wat u, o heer van deze streek, het beste schikt, zullen wij doen. Want vrekkig en krenterig zijn wij nog nooit geweest! Wij weten best dat rijkdom zich steeds in de hand van de almachtige bevindt, die een mens van de ene op de andere dag gegeven, maar ook genomen kan worden! Wij zijn alleen maar zaakwaarnemers, de enige heer daarvan is de Heer, God van Abraham, Isaäk en Jacob!
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] De beide AFGEVAARDIGDEN zeggen: "U schijnt een vreemde wijze te zijn! De schatten van deze aarde schijnen u niets te doen en ook schijnt u geen speciale vriend te zijn van een misschien wat overdreven weldadigheid! Geestelijke schatten zijn u beslist meer waard dan al het goud van de aarde! In dat opzicht heeft u ook helemaal gelijk, want de geestelijke schatten duren eeuwig, terwijl de aardse voor ieder mens slechts duren tot het graf en dan is het daarmee gedaan voor degene die van deze aarde werd weggenomen!
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] CYRENIUS zegt tegen Mij: "Heer en Meester, werkelijk, zulke vrijgevig gezinde en prettige mensen ben ik nog nooit tegen gekomen. Deze mensen moet ik bescherming geven tegen de inmenging van de afgodenpriesters, -het koste wat het wil! De Perzische koning is ook maar een vazal van Rome en staat ónder mij. O, aan de praktijken van die slechte booswichten moet snel een eind gemaakt worden! Ook U, o Heer, zou deze brave mensen een bijzondere gunst moeten verlenen, want ik geloof dat zij die absoluut waard zijn!"
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] "Jawel!" zeggen de verheugde AFGEVAARDIGDEN, "plaats genoeg voor ons, het is alleen de vraag of u ook zo vriendelijk wilt zijn ons wijsheid mee te geven. Bij ons in Perzië wordt de echte wijsheid steeds zeldzamer en in plaats daarvan breidt de toverkunst van de heidense priesters zich steeds meer uit. Die zal eerstdaags nog zelfs alle wijsheid van de daar wonende Joden te niet doen, -vooral als de koning de heers en hebzuchtige priesters en afgodendienaars macht geeft, hetgeen zeer te vrezen is, omdat zij de koning het vuur na aan de schenen leggen en hem dag en nacht proberen te overtuigen. Wij hebben hen tot nog toe nog te vriend gehouden door onze grote rijkdom, maar deze kwaadwillige mensen zijn ook in staat onmetelijke schatten te vergaren en bij iedere gelegenheid helpen zij daarmee de verkwistende koning uit de nood. En daarom zullen zij het wel zover brengen dat de overigens goedhartige koning onverdraagzamer zal worden. -Maar later daarover meer, nu moeten wij eerst de wachtende broeders vertellen wat wij hier hebben gehoord!" - Na deze woorden buigen zij en gaan snel naar hun broeders. Daar aangekomen, brengen zij waarheidsgetrouw verslag uit van al het gehoorde en praten met hun gezellen en gezellinnen over veel zaken.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar die mensen, die door de vlijt van hun handen zeer rijk zijn geworden onder invloed van de hemelse genade, zijn een goede en edele vrucht van deze aarde. Zij zijn voortdurende verzamelaars voor de zwakken en armen, bouwen steeds nieuwe woonplaatsen voor de daklozen en weven kleding voor de naakte broeders en zusters. Daarom zal hun loon eens ook groot zijn, want zij dragen de mooiste en hoogste hemel reeds op deze aarde in zich!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Als eens hun ziel het lichaam zal verlaten, zal uit hun hart de hemel zich uitbreiden en deze in het midden plaatsen, zoals de opgaande zon haar eigen licht verspreidt en straalt in het grote centrum van haar uitgaande en alles tot leven wekkende en scheppende licht!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ja, Mijn beste Cyrenius! Rijk te zijn op deze aarde, en voor zichzelf slechts zoveel uit te geven als men voor het eigen onderhoud hoogst nodig heeft, dus karig te zijn voor zichzelf om des te vrijgeviger voor de armen te kunnen zijn, dat, dat evenaart God reeds het meest in het aardse lichaam! Hoe groter deze echte en alleen ware gelijkenis met God bij een mens is, des te meer zegen en genade ontvangt hij uit de hemelen!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Want als je in goede aarde een goed zaad uitzaait, kan je dat alleen maar een honderdvoudige oogst opleveren. Goede werken van een goed hart zijn wel het beste zaad, en de arme mensheid is de beste aarde. Laat die nooit braak liggen, maar zaai overvloedig in deze aarde en altijd zul je hier een honderdvoudige en in het hiernamaals een duizendvoudige oogst terug ontvangen, waarvoor Ik een betrouwbare borg ben!"
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Voor een deel is dat wel juist. De aard van de vrijgevige is vrijgevig te zijn en de aard van de gierigaard is het volslagen tegendeel. Maar deze zaak zit zo: leder mens komt met een aangeboren zelfzucht en gierigheid als kind ter wereld en zijn ziel bevat doorgaans nog het dierlijke element, dat erg grofstoffelijk is. Dat geldt vooral voor die zielen, die niet van boven, maar van deze aarde afkomstig zijn. Maar ook de zielen die van de sterren op deze aarde komen, zijn niet helemaal vrij van dit element.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Als de mens nu in dit dierlijke element wordt opgevoed, wordt dit steeds meer en meer zijn levensbasis, dat wil zeggen: zijn liefde. Maar omdat deze basis dierlijk is, blijft de mens dan ook een verscheurend dier en bezit niets menselijks, behalve de armzalige gestalte, het vermogen om te spreken en, als gevolg van de bouw van het logische geheugen, een ordelijk begripsvermogen, dat echter steeds meer door het dierlijke element wordt aangezet tot lage handelingen. Het kan daardoor slechts dat als goed en zaligmakend zien, wat het pure, dierlijke element wil.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Als iemand nu dus wil beweren dat er eigenlijk naar waarheid geen deugd en dus ook geen zonde zou zijn en dat het erg onrechtvaardig is om de gierigheid tegenover de vrijgevigheid te verdoemen, dan moet men hem maar eens op deze uitleg van Mij wijzen. Laat hij die eens bestuderen en goed overwegen!
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] En deze Perzische Joden met hun vrouwen, die sommigen van hen hebben meegenomen, zijn reeds zulke goedgevulde lampen. Daarom zal er niet veel voor nodig zijn aleer zij allen vollicht zijn!"
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] IK zeg: " Je zorg daarvoor is terecht en Ik heb er daarom voor gezorgd dat het belangrijkste al op je rollen is opgeschreven. Maar voor het leven heeft zo'n geschrift net zo veel nut als een dode wegwijzer dat heeft voor de wandelaar op de vele straten en dwaalwegen van deze wereld. Datgene wat ieder kan helpen en hem wijsheid, kracht en leven kan geven, wordt ieder mens onuitwisbaar in het hart geschreven en wel zo, dat dit geschrift over het eeuwige levensrecht en de in en uitwendige betrekkingen, bij elke handeling die tegen de goddelijke orde ingaat, vanzelf in het mensenhart hardop wordt voorgelezen en de ziel maant, terug te keren in de oorspronkelijke, goddelijke orde!
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Als de mens deze innerlijke stem volgt, zal hij meteen op de goede weg zijn. Als hij er echter geen acht op slaat, maar de razende hartstocht van zijn lichaam volgt, zal hij het ook aan zichzelf te wijten hebben als hij door het in hem zelf aanwezige, eigen gericht wordt verzwolgen. Maar nu zie Ik dat onze Perzen zich gereedmaken, daarom zullen wij hen met blijdschap verwachten!"
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202  ...