Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 190 van 215

...  178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203  ...
[6] Alleen dat geloof, dat gelijk staat met een vrije gehoorzaamheid van het hart, waar het hart niet vraagt: 'Waar, hoe en wanneer en waardoor?', is een echt geloof. Alleen dit maakt de geest vrij, omdat een dergelijk geloof een vrije, onvoorwaardelijke aanvaarding is van datgene, wat je door een afgezant van de hemel wordt medegedeeld, wiens autoriteit door niemand dan alleen door de liefde van je hart behoeft te worden getoetst.
Hoofdstuk 162: Over het ware geloof en de vrijheid van de geest - Het geestelijk ontwaken van de oudste - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Daarom mag het je ook niet verbazen, als je nu al heel gauw God, de allerhoogste Geest, geheel in mijn gedaante en grootte zult zien. Zijn oneindige en eeuwige macht en grootte hangt niet af van Zijn uiterlijke gestalte, doch van de innerlijke grootte van Zijn Geest, die echter voor eeuwig woont in het allerheiligste, ontoegankelijke licht en nooit door een geschapen geest gezien en nog minder ooit begrepen kan worden.
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Deze verhouding zou ik als volgt willen stellen: de Schepper als totaliteit van alle afzonderlijke door Zijn wil van Hem los gemaakte totaliteiten, verhoudt Zich tot deze precies zo als omgekeerd deze afzonderlijke totaliteiten, die eeuwig uit Hem voortkomen zich in hun geheel tot hun Schepper verhouden. En daarom kan het niet anders dan dat het geheel van alle geschapen afzonderlijke totaliteiten gelijk is aan de in hen gelegde totaliteit van de Schepper. Met andere woorden: het totale geheel van de Schepper is volmaakt aanwezig in het geheel van de schepselen, zoals dat ook omgekeerd het geval is.
Hoofdstuk 166: Eenwording van de mens met God - Voorbeeld van de zee en de waterdruppel - Traagheid van de wijsheid van het verstand ten opzichte van de wijsheid van het hart - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Maar luister, luister - ik hoor harmonische muziek die uit de verte komt. Ik hoor gezang, heerlijk gezang! Het klinkt als orgeltonen en als stemmen uit de zuiverste kelen. Ach, dat is heerlijk, dat is puur hemels! O zuivere muziek, goddelijke muziek, je verheugt en verheft niet alleen op aarde het gemoed van de ziel, maar ook in de hemel ben je een grote lafenis van de zalige geesten. Steeds krachtiger akkoorden gaan over in plechtig ingehouden tonen!
Hoofdstuk 170: Het samenstromen van de volkeren van de zonnegemeenschap Opdracht tot prediken aan Martinus en zijn angstige bedenkingen - Het heerlijke gezang en de uitwerking daarvan op Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Maar wat voor vrede? Ik zeg jullie: een vrede van de hel en geen vrede van de hemel! Want dan wordt de overwonnene tot slaaf en moet zich vanwege zijn onmacht niet zelden wetten laten welgevallen, waardoor niet alleen zijn arme, dikwijls met veel wonden overdekte lichaam, doch ook zijn geest met de zwaarste ketenen en banden gekneveld wordt.
Hoofdstuk 173: Voortzetting van de toespraak van bisschop Martinus – Verschil van levensomstandigheden op de zon en de aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Waar echter het leven op de allerhoogste, zuiverste en tegelijk diepzinnigste orde berust, moet in zo'n volmaakt leven ook een goedheid voorhanden zijn, waarvan een geschapen, nog zo'n vrije geest, zich in eeuwigheid geen volledig duidelijke voorstelling kan maken!
Hoofdstuk 175: Slot van de toespraak van Martinus en een wenk omtrent het doel ervan - De voorwaarden voor het kindschap van God - De woorden van dank en goedkeuring van de wijze - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Engelen uit de hemel hebben jullie een huwelijk, d.w.z. een rechtmatig verbond van een man met een fatsoenlijke vrouw voorgeschreven. Ze hebben jullie ook de juiste geestelijke verwekking van de kinderen aangeduid, waarnaar jullie tot op heden nog hebben gehandeld. Hoe komt het echter dat nu de vaders gelijk dieren met hun eigen dochters slapen, terwijl ze toch een gebod hebben, dat een vader zelfs niet eens een gééstelijke verwekking bij zijn dochter straffeloos mag overwegen?
Hoofdstuk 177: Nogmaals verduidelijking van de vraag over het kindschap Gods door Petrus - Zijn kritiek met betrekking tot de bloedschande onder de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Vriend, wij allen achten God, de allerhoogste Geest, te oneindig hoog en hebben een te heilig verheven voorstelling van Zijn volmaakte eigenschappen, dan dat wij ons zo zeer zouden kunnen vergeten om bij Diegene met een smeekbede aan te willen komen, die ons toch zonder ons gebed zo volmaakt als voor ons noodzakelijk is, heeft geschapen!
Hoofdstuk 178: Petrus' voorstel om te danken en te bidden - Uhrons veelzeggende afwijzing van een smeekbede tot God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Ook al is de Heer de hoogste en zuiverste Geest, Hij heeft toch ook de onzuivere natuur geschapen. Laat Hij daarom met de geesten geestelijk spreken, maar laat Hij met ons natuurlijke mensen ook natuurlijk spreken. Ik ben van mening, dat Hij evengoed zuiver natuurlijk verstandig zal kunnen spreken, daar Hij toch ook de natuur zuiver natuurlijk geschapen heeft.
Hoofdstuk 181: Toespraak van Johannes over de geestelijke betekenis van de beloften van de Heer - De profetische voorstelling van het nieuwe huis en de nieuwe stad als nieuwe belofte van de Heer - Uhron wijst het als dom en loos gepraat af - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[25] Wat betekent dat nieuwe huis, en wat die uit de hemel afdalende nieuwe stad en de vele huizen in haar? Wat betekent haar levend zijn? Kunnen de inwoners groter zijn dan de huizen, of dan een huis, of dan de hele stad? Hoe zullen het huis, de stad en de vele huizen in haar buigen voor hun inwoners? En hoe kunnen het huis, de stad en de vele huizen in haar van buiten kleiner zijn dan van binnen?
Hoofdstuk 181: Toespraak van Johannes over de geestelijke betekenis van de beloften van de Heer - De profetische voorstelling van het nieuwe huis en de nieuwe stad als nieuwe belofte van de Heer - Uhron wijst het als dom en loos gepraat af - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Dat Ik de Schepper ben en jullie de schepselen zijn, is een zaak die aan beide kanten een noodzakelijkheid is en zelfs voor Mij onmogelijk anders tot uitdrukking kan worden gebracht. Want als Ik schepselen wil hebben, dan moet Ik ze zo scheppen, als Ik ze wil hebben. En er zal onmogelijk van tevoren aan een schepsel kunnen worden gevraagd, of en onder welke voorwaarden het geschapen zou willen zijn, doch het hangt alleen van Mij af, hoe Ik het schepsel wil hebben!
Hoofdstuk 183: De ontvangstgroet van de zonnemensen aan de Heer – Diens toespraak tot de zonnewijzen - Deemoed als middel tot verlossing van de lichte last der nieuwe levensregels voor de schepselen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] PETRUS zegt: 'Wees daarom maar niet ongerust, die heeft al heel andere lessen gekregen dan deze. Maar in een handomdraai heeft hij al weer een heel nieuwe uitvinding gereed. Het zal helemaal niet lang duren of hij zal ons weer handen vol werk bezorgen. Maar als men hem met niets op de vlucht kan jagen, moet men weer tot de kracht van de hemel zijn toevlucht nemen en dan is hij overwonnen. Let daarop, broeder, en handel daarnaar een volgende keer!'
Hoofdstuk 185: Vreugdewoorden en woorden van dank van de wijze - De overstroomde boomgaarden - Verdrijving van Satana door Petrus en Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Geloof Mij, Ik was oneindig zaliger aan het kruis, dan toen Ik door Mijn almachtig Woord hemel en aarde vorm begon te geven! Want als Schepper stond Ik als een onverbiddelijk rechter temidden van Mijn eeuwig ontoegankelijke Godheid. Aan het kruis echter hing Ik als de meest toegankelijke Vader vervuld van de hoogste liefde, reeds omgeven door zoveel kinderen - die in Mij de Vader weliswaar nog niet ten volle herkend hadden, omdat de gekruisigde Zoon, het lichaam van de Vader, hun in de weg stond, maar Mij toch met alle kracht als de Zoon van de allerhoogste Vader boven alles liefhadden.
Hoofdstuk 186: De zuivere vreugde van de kinderen is ook de vreugde van de hemelse Vader - Een heilige liefdes - en Godsgeheim - Over de kinderlijke eenvoud - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] IK zeg: 'Martinus, de aarde is niet wat de zon is, en de zon niet wat de aarde is! Ik echter ben dezelfde in de hemel, als ook op de zon en op de aarde en zo is ook de juiste liefde gelijk aan haar kracht en uitwerking!
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Hier richt MARTINUS meteen machtige woorden van oordeel tot de Satan, zeggend: 'De macht van de Heer in mij zal ter wille van de eeuwige vrede voor alle geschapen wezens, je voor eeuwig in deze vuurzee vasthouden! En opdat je des te minder kans zult hebben, om nieuwe plannen te smeden, zullen bovendien nog enkele kolossale bergen je hermetisch en rotsvast toedekken! Alzo geschiede het in Naam van de Heer!
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203  ...