Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 190 van 1490

...  178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203  ...
[14] Maar toen hij daarover.ernstig aan het nadenken was, rulste heel teer een fluisterend zuchtje wind voorbij zijn grot en de geest sprak weer en zei: 'Kijk, Elia, in dit tere en zachte ruisen ging Jehova. voorbij en dit moet voor jou het beloofde teken zijn dat je nu geheel vrij kunt gaan en deze grot kunt verlaten waarin je verborgen wachten moest op de verlossing!'
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Nu is echter de tijd gekomen van het zachte suizen voor de grot van de profeet. Deze tijd zal aan iedere ziel die het goede wil, algehele verlossing geven in de geest en in alle waarheid, en, Iet wel, ook jullie staan nu op het punt de vrijheid van Elia te verkrijgen!
Hoofdstuk 195: Het suizen van de wind bij Elia en bij ons. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Als een tuinman twee vruchtbomen in zijn tuin zet en ze naar behoren verzorgt, -zal het hem dan niets doen, als alleen de ene boom vruchten draagt, maar de andere, die van hetzelfde ras is en in dezelfde grond staat, dezelfde regen en dauw, dezelfde lucht en hetzelfde licht als voedsel heeft, helemaal geen vruchten, ja zelfs geen voldoende blad draagt om schaduw te geven? Dan zal de oordeelkundige tuinman zeggen: 'Dat is een ontaarde, zieke boom, die alle sappen voor zichzelf gebruikt. Wij zullen eens zien of hij niet te helpen is!' Dan probeert de tuinman alle hem bekende, doeltreffende middelen en als al deze middelen tenslotte niets helpen, zal hij de onvruchtbare, ontaarde boom rooien en op diens plaats een andere zetten.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Terwijl Ik Cyrenius uitleg gaf over de vrijgevigheid en de gierigheid, overlegden de Perzen onder elkaar, wie Ik wel zou zijn. Enigen meenden dat Ik een profeet was, anderen hielden Mij voor iemand die bekend was met alle scholen van Egypte, Griekenland en Jeruzalem. Een paar dachten zelfs, dat Ik misschien een Romeinse prins was, alle omstandigheden van het grote rijk kende en daarom veel staatsmanschap bezat. Men moest zich daarom wel erg voor Mij in acht nemen; anders zou de trotse Romein Cyrenius, als opperstadhouder van geheel Azië, toch niet zo eerbiedig met Mij omgaan! Maar EEN van de twee afgevaardigden zei: "Wat hij ook mag zijn, hij is in ieder geval een voornaam persoon en wij kunnen wat van hem leren en daar hebben wij allen in deze tijd het meest behoefte aan!"
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De ENE van de vroegere twee afgevaardigden nam het woord en zei: "Heer, u die zeker een groot vriend bent van mensen die van goeden wille zijn, kijk, hier zijn wij dan! Onze problemen kent u en ook de reden die ons naar deze omgeving bracht. Maar wij zien het als een wonderbare beschikking van boven en zeggen met Job: 'Heer, alles is van U, hemel en aarde, lucht en water! U geeft en neemt, wanneer en op de manier die U welgevallig is. U kunt een bedelaar kroon en scepter verlenen en de hoofden van koningen buigen in het stof van de algehele vergankelijkheid!' Daarom doet het ons ook geen pijn. Want de mens die de almachtige wil van God steeds op de voorgrond plaatst en in het hart draagt, treurt nooit, behalve wanneer hij voor het aangezicht van God heeft gezondigd. Daarom treuren wij ook niet over het aanzienlijke verlies wat wij hebben geleden. Want als Gods wil niet de hand in het spel had gehad bij deze treurig uitziende gebeurtenis, zouden wij nu zoals het anders ieder jaar het geval was, zonder enige korting ons geld gekregen hebben. Gods wil was hier duidelijk in het geding en aan Hem offeren wij graag deze kleinigheid -en wij zouden graag nog groter.~ offers brengen als de Almachtige het van ons zou verlangen. Want HIJ alleen is de Heer en wij zijn slechts Zijn, Hem altijd alleen dienende en gehoorzame, knechten.
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Nu verbazen de Perzen zich buitengewoon en de AFGEVAARDIGDE zegt "Vreemd, vreemd! Dit o zo juiste beeld lijkt verrassend veel op dat van de oude profeet Elia! Het ging ook wonderlijk toe met onze redding en niet zo'n beetje ook, en nu op deze heuvel neem Ik echt fysiek en moreel dat vreemde, geheimzinnige zachte sulzen waar, waarvan de geest tegen de profeet zei, dat Jehova daarin voorbij was gegaan. -Ja, wat vinden jullie dan, broeders en zusters?! Wat denken jullie van deze geschiedenis?"
Hoofdstuk 195: Het suizen van de wind bij Elia en bij ons. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] De ANDEREN zeggen als uit één mond.:"Wij vinden het net zo wonderbaarlijk als jij maar zelf kunnen wij dat met verklaren! Laat daarom deze wijze man maar voor jou en voor ons allen spreken.
Hoofdstuk 195: Het suizen van de wind bij Elia en bij ons. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] De AFGEVAARDIGDE zegt: " Ja, dat zou natuurlijk wel het beste zijn maar men kan toch op deze plaats, waar de hoogste gebieders van Rome en koningen en vorsten verblijven, niet zomaar het een of ander eisen daar moet men eerst om de genadige toestemming vragen, om iets te mogen vragen wat men graag zou willen.
Hoofdstuk 195: Het suizen van de wind bij Elia en bij ons. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Maar nu weer over iets anders! Opdat jullie het zachte sulzen voor de grot van de profeet wat meer met deze tijd in overeenstemming kunt brengen, zal Ik jullie nu, omdat jullie zo gezegd nog beginselgetrouwe Joden zijn, een andere vraag stellen."
Hoofdstuk 195: Het suizen van de wind bij Elia en bij ons. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Hoe denken jullie nu over de beloofde Messias, die volgens de voorspelling van alle profeten juist in deze tijd moet komen voor de verlossing van de Joden? Geloven jullie als verstandige mensen daar werkelijk iets van, of hechten jullie, zoals thans velen dat doen, geen waarde aan zulke voor het menselijke verstand te mystiek gehouden voorspellingen?"
Hoofdstuk 196: De Heer vraagt de Perzen over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Met betrekking tot de beloofde Messias zeggen wij ja noch nee. Als er echter een echte, in de Schrift deskundige, wijze ons deze zaak duidelijk wil maken, dan zal hij ons als Joden en mensen zeer aan zich verplichten. Mocht u daaromtrent enig houvast kunt geven, vertel het ons dan, aan onze dankbaarheid daarvoor zal het nooit ontbreken!"
Hoofdstuk 196: De Heer vraagt de Perzen over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Dat te sterk op het mathematische gerichte mensen moeilijk tot h;t zuiver geloven zijn te brengen, is een heel bekende zaak. Maar als zo n mens eenmaal iets heeft aanvaard, ook al is het maar als hypothese, zal hij die ook rotsvast volgen en alles in het werk stellen om deze als een solide waarheid, indien mogelijk zelfs wiskundig, te bewijzen.
Hoofdstuk 196: De Heer vraagt de Perzen over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Wij vinden het gewoon prijzenswaardig dat wij weinig of helemaal geen geloof hechten aan dergelijke buitengewone zaken. In plaats daarvan geloven wij des te intenser in de enige ware God, die zonder enige twijfel door Mozes tot de kinderen van deze aarde heeft gesproken!
Hoofdstuk 196: De Heer vraagt de Perzen over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Drie wijzen uit jullie morgenlanden zagen een ster en vroegen hun geest, wat deze ster, die zij niet kenden, betekende. En de geest droeg hen op de ster te volgen. Deze zou hen leiden naar de pasgeboren koning der Joden, die op aarde een rijk zou vestigen dat eeuwig geen einde zou hebben.
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] CYRENIUS zegt nu terzijde tegen Mij: "Heer, het lijkt mij toe dat wij met onze zaak bij deze, op zichzelf weliswaar zeer te waarderen, mensen niets zullen bereiken. Zij zitten te diep geworteld in hun getallenwaarheid en zijn vierkant tegen alles wat wij geloof plegen te noemen! Ook schijnen zij zonder meer vijanden te zijn van wat voor wonder dan ook, hetgeen door U steeds in het uiterste geval gebruikt wordt als een onweerlegbaar bewijs van Uw volle goddelijkheid.
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203  ...