Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 192 van 1112

...  180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205  ...
[12] Aan Mijn voeten ligt een toga met veel plooien, maar erg vuil, hoewel de oorspronkelijke kleur witgrijs is, - de kenmerkende kleur van de kleding van heidenen in het geestenrijk. Hij neemt het kleed en walgt van het vuil, hetgeen een goed teken is. Maar hij neemt het toch, gaat er echter snel mee naar het water en begint het te wrijven en uit te spoelen en tenslotte uit te wringen.
Hoofdstuk 50: De bekleding van de gereinigde ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Nu is hij klaar en het kleed is schoon. Omdat het echter nog vochtig is, mist hij de moed om het zo maar aan te trekken. Ik maak hem echter duidelijk, dat hij het toch aan moet trekken. Hij was voorheen toch ook niet bang voor het water, waarom zou hij dan nu een hekel hebben aan een kleed dat nog wat vochtig is?! Dan zegt hij - luister maar, want dat zal hij hardop zeggen! -:
Hoofdstuk 50: De bekleding van de gereinigde ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Zinka vroeg zich dat af, omdat hij zelf geen flauw idee had van het uiterlijk en de aard van een ziel. Want volgens het normale Joodse denkbeeld was de ziel een soort nevelig niets en zij zeiden: "de ziel is een pure geest, die een verstand en een wil, maar doorgaans geen gestalte en nog minder een soort lichaam heeft.
Hoofdstuk 51: Het etherische lichaam van de ziel en haar zintuig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De ziel heeft echter ook zelf wel een herinneringsvermogen en kan zich daarom ook het minste of geringste herinneren wat er ooit met haar is gebeurd, maar dat kan zij alleen in vrije toestand. Bevindt zij zich echter in het lichaam, dat haar helemaal van het licht afschermt, dan ziet, hoort en voelt zij slechts de grove en allesoverheersende, luidruchtige, ruwe indrukken, die al het geestelijke overstemmen. Haar eigen aanwezigheid neemt zij vaak nauwelijks voldoende waar om zich bewust te worden dat zij bestaat, laat staan dat zij van de in haar aanwezige hogere en diepere geestelijke indrukken iets zou waarnemen.
Hoofdstuk 51: Het etherische lichaam van de ziel en haar zintuig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ik ga nu met de goede vriend weg, ver weg, en weg van het meer. Wij wandelen nu door een heerlijke laan en de bomen buigen zich voor degene die ik volg. Hij moet belangrijk zijn in het rijk van de geesten! O, een paar bomen buigen zo diep dat ze haast afknappen !
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Zinka, jij gaat ook wel mee, maar je ziet er zeer wazig uit en schijnt niet te merken dat de bomen zich voor mijn vriend buigen! Uit werelds oogpunt is het wel wat raar, maar toch is het waar!
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ja, ja, de vriend voor wie de bomen buigen en wiens lof zij verkondigen, zegt mij dat, dat, wat op jou lijkt en ons volgt, niet jijzelf bent maar slechts een schaduwachtige vorm van je ziel is, die zich pas in onze atmosfeer heeft gevormd. Jouw ziel zond net als een lamp bepaalde levensstralen uit. Zodra deze onze atmosfeer raakten, vormden zij een beeld op bijna gelijke wijze als waarop de stralen die overdag van een mens uitgaan, op de oppervlakte van een spiegel ook het beeld van diegene vormen waarvan zij uitgaan.
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Kijk, Zinka, zo heeft de vriend gesproken en in mij wordt het nu merkwaardig licht, en het lijkt mij toe alsof er zich in mijn hart iets beweegt. Dat wat zich beweegt, is een licht en dat licht heeft binnen in zich een vorm als die van een embryo in het moederlichaam. Het is heel zuiver, -ik zie het. Het wordt nu echter steeds groter en machtiger! Ah, wat is dat toch een heerlijk en volkomen zuiver licht! Dat is beslist de eigenlijke levensvlam uit God in het ware hart van de mens! Ja, ja, dat is het! Het groeit nu steeds maar door en ach, hoe goed doet mij dat!
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] "Ah, mijn innerlijke levenslicht wordt nu toch wel ontzettend sterk, het doordringt nu reeds mijn hele binnenste! O, wat doet dit licht mijn hele wezen goed! Maar het licht vertoont zich nu aan mij als een vierjarig kind met een buitengewoon vriendelijk uiterlijk! Het moet zeer wijs zijn, want het ziet er uit als een kleine god, zoals je je die zo zuiver mogelijk voorstelt. Niet als een fantasiegod van de Egyptenaren, Grieken of Romeinen, maar als een wonderbaarlijk spiegelbeeld van de ware God der Joden! Het is een spiegelbeeld van de ware God!
Hoofdstuk 53: Zorel in het paradijs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Maar de ziel moet toch eerst het materiële geheel afleggen voordat de geest het aan hem verwante in de ziel tot zich kan trekken als het hem eigene en daarmee een volmaakte eenheid kan vormen. Het materiële van de ziel is voor de geest zichtbaar aan datgene, waarmee de ziel bekleed is. Je hebt gehoord hoe Zorel over een vuil hemd sprak dat hijzelf in het meer reinigde, daarna uitwrong en nog vochtig aantrok. Kijk, dit kledingstuk vormt nu de nog materiële buitenkant van de ziel, die eerst afgelegd moet worden en moet gaan. rusten voordat de innerlijke, goddelijke geestmens volledig over kan gaan in zijn ziel, die hem nu zeer verwant is en waarmee hij dan één geheel kan vormen.
Hoofdstuk 54: De verhouding tussen lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Wij lopen nog steeds op het smalle pad, maar nu brengt het struikgewas en het doornbos mij niet meer van mijn stuk. Ook voel Ik niets pijnlijks meer als mij de een of andere doorn steekt en krast! -Nu wordt het struikgewas dunner, de bomen worden weer groter, er vormt zich weer een prachtige laan. Het struikgewas houdt helemaal op, de landtong verbreedt zich en de oevers van de zee verwijderen zich steeds verder van ons, en reeds zie ik, ofschoon nog erg ver weg, een wondermooi land met de prachtigste bergen en boven de bergen straalt een schitterend morgenrood! Wij zijn echter nog steeds met uit de nu steeds groter en breder wordende laan gekomen, en de nu zeer grote en hoge bomen zijn nog niet opgehouden hun majesteitelijke kronen voor mijn vriend en leider te buigen, en hun gefluister klinkt nu als heerlijke, zuiver gestemde harpen! ..
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] O Zinka! Daar, ja daar, daar is het onbeschrijflijk prachtig. Maar je zweeft nog steeds achter ons aan en je zegt nog steeds niets, maar daar kun jij niets aan doen, want je bent het niet zelf, maar het is slechts een vluchtig spiegelbeeld van jou. Ach, kon jij zoiets ook maar zien, maar dan ook daarvan levendig de juiste indrukken meenemen naar het aardse leven, -wat zou je dan een gedenk waardig mens zijn! Ik zou dat ook kunnen zijn als ik mij dat alles zou kunnen herinneren, maar er zal mij helemaal niets bij blijven! Maar de vriend zegt, dat mij in de loop van de tijd alles weer levendig voor de geest zal komen, maar vooraf zal ik ook lichamelijk deze doornige weg, die zich nog wel aan zal dienen, moeten volgen"
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als je een overkleed draagt en volgens de Griekse mode een broek aan je benen hebt leven het kleed en de broek door de beweging van je lichaam, dat wil zeggen: zij moeten zich zo voegen naar jouw wil, zoals jouw ledematen zich voegen naar de wil van je ziel. Als je echter 's zomers een bad neemt, trek je de kleren uit, omdat je deze in het bad niet kunt gebruiken. Overkleed en broek nemen nu, terwijl jij aan het baden bent, noodzakelijkerwijs rust en verwikken of verwegen niet. Kom je weer uit het bad, dan zullen jouw overkleed en de broek meteen weer, zoals eerder, in beweging gebracht worden en in zekere zin met jou leven. Waarom trok je echter om te gaan baden je kleding uit? Kijk, omdat deze je belemmerde en begon te knellen! In het bad ben je echter verkwikt en jouw kleding, waar je last van kreeg, zal je na het bad zo licht als een veertje voorkomen.
Hoofdstuk 54: De verhouding tussen lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Je hebt nu door het verhaal van Zorel beslist gezien of veeleer levendig waargenomen, dat er in zijn ziel nog een innerlijke lichtmens uit het hart van zijn ziel is gaan ontkiemen, die zich ten opzichte van het wezen van de ziel bijna zo verhoudt als het materiële lichaam ten opzichte van de ziel. Wel, deze lichtmens had voordien in zijn ziel, als zijn van ledematen voorziene gewaad, nog nooit wat voor impuls dan ook gekregen. Hij lag in het hart van de ziel als het ei in de vrouw, zonder een manlijke stimulans, prikkel of opwekking. Door deze speciale behandeling is de eigenlijke oerlevenskern door het woord van Mij en van Zinka tijdelijk gestimuleerd, geprikkeld en opgewekt, en daardoor begon hij te groeien totdat hij zijn gehele ziel, dat is zijn mantel, gevuld had met zijn zuiver geestelijke wezen.
Hoofdstuk 54: De verhouding tussen lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Toch heeft de ziel, hoewel zij voor het moment zoveel mogelijk gereinigd is, nog zekere materiële delen in zich die voor de zuivere geest te bezwaarlijk zijn, omdat hij voordien nooit getraind werd om zo'n last te dragen. Deze geestmens, die in zekere zin slechts kunstmatig geestelijk is opgewekt en tot een snelle groei is genoodzaakt, is voor het dragen van de onbeholpen ziel nog veel te zwak en verlangt naar rust en versterking. Deze schijnslaap van de ziel op de bergwei is derhalve niets anders dan het door de geest afleggen van de meest stoffelijke delen van de ziel. Slechts het hem verwante in de ziel behoudt hij. Het andere moet ondertussen rusten, zoals het lichaam stil rust terwijl de ziel krachten opdoet, of zoals jouw kleding rust als jij je lichaam in een bad een verkwikkende versterking gunt.
Hoofdstuk 54: De verhouding tussen lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205  ...