Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 194 van 1088

...  182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207  ...
[5] Heer, U ziet dat ik niet bang ben om te spreken, en ik geloof ook ditmaal de spijker weer op de kop geslagen te hebben! Maar voegt U nu Uw almachtige zegen daarbij, opdat deze prachtige tarwekorrel, die u, o heilige Vader, Zelf uit Uw eeuwige hemel naar hier op deze helaas erg magere aarde verplant hebt, in de aarde van onze zwakke harten duizendvoudig vrucht mag dragen! O heilige Vader, word één met ons, Uw schepselen, Uw nog armzalige kinderen, opdat wij eens, aan U gelijk, ook één met U kunnen worden!" -Hier barst Simon helemaal ontroerd in tranen uit.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] GABI zegt: "Omdat mij de vraag gesteld werd waarom ik, ondanks dat ik het ook niet begrijp, een liefhebber ben van het Hooglied van Salomo, wil ik de reden van deze liefhebberij van mij hier welopenlijk vertellen, hoewel ik tenslotte zelf naar waarheid moet bekennen dat ik daarvoor eigenlijk helemaal geen reden had, dat wil zeggen, ik bedoel geen goede reden, als ik over een reden spreek. Want iets wat dom en in wezen slecht is, kan nooit gezien worden als de eigenlijke reden voor een bepaald gedrag, omdat iets wat slecht is uit puur zand bestaat, dat nooit kan dienen als stevige grond voor een huis, geestelijk of natuurlijk genomen. Wel, wat was dan de eigenlijke, oorspronkelijke reden voor mijn liefhebberij met betrekking tot het 'hooglied van Salomo'? Niets anders dan, zoals ik het nu zie, verborgen grote domheid en ijdelheid!
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] SIMON zegt berouwvol: "O, U die te heilig bent! Deze genade is de zondige Simon eeuwig niet waard!" Dan huilt hij weer. Daarom ga Ik naar hem toe en druk hem nogmaals broederlijk aan Mijn hart.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als Ik de maag niet de begeerte naar voedsel gegeven zou hebben, zou iemand dan ooit voedsel tot zich nemen? Op welke andere wijze zouden de natuurlijke, specifieke geesten dan over kunnen gaan in het bloed en in de andere lichaamssappen, en vandaar in de zenuwether en, daardoor gelouterd, in de zielsubstantie? In de primitieve fase zou dat natuurlijk wel door de kracht van Mijn wil kunnen, maar hoe zou het dan staan met het vermogen om eeuwig te bestaan? Dat zou alleen maar mogelijk zijn door een hard, blijvend gericht; maar wat zou er dan terechtkomen van de zelfstandigheid en later van de geestelijke levensvrijheid?!
Hoofdstuk 177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Zeker, je kunt met ogen, oren, neus, smaak en tong wel zondigen alsje deze zintuigen niet overeenkomstig de orde gebruikt, als je je ogen onbeschaamd alleen maar richt op dingen die slechts het lichaam aanspreken, als je alleen maar graag en gretig naar laster, smaad en smerige praatjes luistert, als je alleen maar voor je plezier aan stinkende zaken ruikt die het lichaam verontreinigen en ziek maken, zodat je niet tot werken in staat bent. Je zondigt ook met je smaak en je tong als je de te grote belustheid op dure lekkere hapjes niet in toom houdt; want waarom moet jouw smaak gestreeld worden door het zwelgen van de kostbaarste dingen, terwijl er naast je veel armen van honger en dorst versmachten?! Als je honger en dorst hebt, verzadig je dan met eenvoudige en vers klaargemaakte kost; maar wanneer je meedoet aan vreet en zwelgpartijen, zondig je duidelijk geheel tegen de orde van God.
Hoofdstuk 177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] En kijk, dat alles is bij jou niet het geval; integendeel, je hebt juist zelf al menige glorieuze overwinning over je lichaam behaald! Ook ben je in alle dingen matig geweest en nuchter in je verlangens. Wat min of meer slecht aan je was, was je ongeloof aan de Schrift, die je vroeger niet kon begrijpen; maar je ongeloof was redelijk, terwijl het ongeloof van Gabi echt, zoals dat typerend is voor Farizeeërs, onredelijk was. Jij verwierp daarom de Schrift echter niet; je zocht alleen licht en opheldering, en daarom bestudeerde je ook alle Egyptische en Griekse wereldse wijzen. Maar het werd je er toch niet duidelijker op; uiterlijk bleef je weliswaar een Farizeeër, maar innerlijk was je toch een altijd ijverig navorser van de waarheid. En omdat Ik daarvan overtuigd was, heb Ik je dan nu ook geroepen en voor jou, en daarmee ook voor alle anderen, de poorten geopend naar de stralendste waarheid.
Hoofdstuk 177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] In alle andere gevallen moeten jullie de dwalende mensheid vriendelijk onderwijzen. Richt zij zich daarnaar, dan is alles in orde; richt zij zich daar niet naar, dan kunnen jullie je boog wat strakker spannen! Helpt ook dat niet, sluit dan zulke eigenzinnigen op in een opvoedingstehuis en laat ze vasten en indien nodig ook tuchtigen met roeden, want bij een juiste en goede opvoeding mag de roede niet ontbreken! Ook wij, jullie geheime opvoeders, bedienen ons daarvan bij mensen die eigenzinnig en erg halsstarrig zijn. Dus bewaar ook deze leer en pas hem toe waar dat nodig is, dan zullen jullie je temidden van mensen bevinden, anders alleen maar temidden van allerlei wilde dieren, die menselijke maskers dragen!"
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] IK zeg: "Mijn vriend, je geheugen laatje weerbehoorlijk in de steek! Een aantal dagen geleden heb ik jullie toch uit en te na verteld wat engelen zijn en hoe zij denken, willen en handelen, en nu vraag je daar alweer naar! Als zij slechts vormen zijn die door Mijn wil bestuurd worden, wat hebben zij dan van zichzelf? Wat kunnen zij zelf denken terwijl zij toch slechts een uitvloeisel van Mijn wil en een vergaarbak van Mijn gedachten, ideeën en plannen zijn?
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Dit volk, dat echt gelukkig was, versperde alle mogelijke toegangen tot hun land op zodanige wijze, dat zelfs de wilde dieren van buiten vrijwel onmogelijk nadeel konden berokkenen aan de rijke kudden van dit naar alle kanten uitgestrekte, grote land, dat vijfmaal zo groot was als het Beloofde Land. Om dezelfde reden drong er ook tot op dit uur geen vijand van buiten door in de groene streken van dit land, hoewel het volk zich tot op heden reeds ver over de oude grenzen uitbreidde. De grenzen van ieder nieuw grondbezit versperde dit volk ook zodanig, dat het voor een vijand niet gemakkelijk zou zijn via deze grenzen het land binnen te dringen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[23] En kijk, deze ziener uit Noua Bia zal met een zeer aanzienlijk gezelschap nog voor de middag hier in de omgeving van Caesarea Philippi aankomen; wij zullen er daarom een bode naar toe sturen om hen hierheen te brengen! Zij zijn op een groot aantal kamelen hierheen gekomen en hebben veel schatten meegebracht, en zullen alles wat zij hier voor hun onderhoud nodig hebben met goud en edelstenen betalen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Julius stond snel zelf van tafel op en haastte zich naar het kamp, riep de kommandant van de wacht en bracht hem meteen bij Mij.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Vlug ging de reeds grijs geworden krijgsman op weg, zat ook meteen al in volle wapenrusting op zijn Arabische paard en galoppeerde pijlsnel naar de aangegeven plaats. Een stofwolk in de verte was in zekere zin een betrouwbaar teken dat de grote karavaan de aangeduide plaats naderde. Onze bode was binnen enkele ogenblikken ter plekke en wachtte nog een kwartier op de definitieve aankomst van de grote karavaan. Wij konden deze zien als wij om de hoek van het huis keken, want het was tot daar nog geen half uur gaans.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Aan de rechter oever van de Nijl zouden zij wel gemakkelijker vooruit gekomen zijn, maar zij bevonden zich op de linker oever en daar bevinden zich in deze streek veel spleten, en het wemelt er van allerlei ongedierte dat de mensen niet bepaald vriendelijk gezind is. Zij wilden omdat er geen eind kwam aan de ongemakken van deze tocht, alweer omkeren en naar de vroegere omgeving teruggaan, toen hun een grote kudde runderen en schapen achterop kwam, die eveneens naar het noorden trok. Deze gebeurtenis gaf hun de indruk dat hun achtervolgers hen op het spoor waren gekomen. Zij begaven zich toen op weg en trokken zo goed en zo kwaad dat ging verder, en bereikten na een zware dagreis eindelijk een mooie, grote en buitengewoon vruchtbare streek.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De aanvoerder stuurt zijn kameel meteen naar zijn metgezellen en spreekt hen in het Joods aan. Allen verstaan hem en geven hem ook antwoord in onze taal. Daardoor raakt de aanvoerder buiten zichzelf van verbazing en het is hem een raadsel hoe hij en al zijn metgezellen de Joodse taal hebben geleerd; want hij weet met dat Ik dat kan bewerkstelligen.
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] IK zeg: "Laad eerst jullie kamelen af, breng ze op de wei bij de zee opdat zij hun zeer noodzakelijke rust nemen, om jullie dan gemakkelijker weer naar jullie land te kunnen brengen; want de weg terug is niets korter dan hierheen naar ons! Doe dat en kom dan terug; dan zal meteen duidelijk worden hoeveel licht jullie allen tesamen kunnen verdragen! "
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207  ...