Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 195 van 1490

...  183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208  ...
[2] Onder de vijftig Farizeeën, met aan het hoofd de overste Stahar en de ons reeds bekende spreker Floran, was verschil van mening ontstaan. Deze nog half in de oude leer vastzittende volgelingen hadden in een tent van Ouran tijdens de storm nog allerlei twijfels uitgebroed, en de manier waarop nu de lijken werden neergelegd, bevestigde veel van hun twijfelachtige opvattingen over Mij en Mijn daden. Het verschil van mening dat zij hadden, ontstond omdat het merendeel heel nadrukkelijk aannam' dat Ik een buitengewone profeet was, een soort Elia, -terwijl een minder verlicht deel meende dat Ik ondanks alle kennis van de Schrift slechts een leerling was uit de catacomben van Egypte en in de tempel te Karnak de wijsheid en de echte magie had geleerd. Dat zou ook de reden zijn van Mijn warme onthaal bij de Romeinen, want bij de Romeinen hadden de echte magiërs meer aanzien dan hun goden, omdat de Romeinen zulke magiërs voor vingers van de god Zeus aanzagen, die op die manier onder de mensen werkte en veel op had met de hoge heren! De Romeinen waren echter zeer verstandige mensen en wisten dat de Joden pas te vertrouwen waren als zij met ziel, bloed, huid en haar, Romeinen werden. Dat kon het gemakkelijkst bereikt worden als men door zo'n aartsmagiër uit de school van Karnak de Joden bewerkte, daar zij ervoor bekend stonden dat zij het meest verslaafd waren aan wonderen. Dat moest echter wel zó gebeuren dat de Joden daarin ook hun Mozes en hun profeten terugvonden, en dat gebeurde nu zichtbaar met het beste resultaat ter wereld. Want voor wie zich niet liet bekeren door woorden en wonderen, waren altijd enige cohorten Romeinse soldaten volledig paraat om hen door de schrik te bekeren. Daarom werd er ook bij iedere gelegenheid zo fel mogelijk tegen de tempel te Jeruzalem te keer gegaan. Alle mogelijke moeite werd gedaan om de slechte dingen naar voren te brengen, terwijl men aan de goede dingen achteloos voorbij ging en daar ook met geen enkel woord over sprak, hoewel toch bekend was hoeveel goeds de tempel steeds verrichtte!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] FLORAN zegt: " Ja, vriend, ik zou er geen erg groot goudstuk onder verwedden dat deze beide mensen, als het echt noodzakelijk zou zijn, ook niet een wereld uit het niets zouden kunnen scheppen; ik zou het er echt niet op aan willen laten komen!"
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Laten we ons maar eens herinneren waartoe Elia en Mozes allemaal in staat waren, dan zullen wij ons daardoor ook kunnen voorstellen hoe deze twee juist door dezelfde almachtige geest hun onbegrijpelijke wonderdaden altijd met volledige zekerheid volbrengen!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Maar bij deze twee kun je op het eerste gezicht zien dat het allerheiligste, binnenste, hun precies zo vertrouwd schijnt te zijn als de voorraadkamer voor een huisvrouw. Bij een huisvrouw, die zorg draagt) voor haar huishouding, kan men direkt aan haar opgewekte gezicht zien dat de voorraadkamer goed voorzien is, en bij deze beiden kan men ook heel goed waarnemen, als men hun gezichten maar een klein beetje bestudeert, dat zij geheel vervuld zijn van opgewekte en zorgeloze rust!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Toen Elia volgens de sage een hele berg doodsbeenderen tot leven bracht en een lichaam gaf, had hij geen medische voorbereiding nodig, maar zijn woord en zijn wil waren voldoende. Ook door déze Elia zijn daden verricht alleen door de macht van het woord. Waarom zijn dan nu die voorbereidingen nodig met de negen drenkelingen, alsof hij de kracht van de heilige geest volledig is kwijtgeraakt?!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Maar als bij dit alles de eindeloze, goddelijke wijsheid niets inboet, hoe kun je dan nu deze profeet kwalijk nemen dat hij de negen lijken medisch verantwoord heeft laten neerleggen?! -Spreek nu, vriend!"
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] De SPREKER van de tegenpartij die nu na Stahar's woorden reeds een aantal koppen minder telt, zegt: " Ja, ja, beste vriend, je hebt nu wel doordacht en juist gesproken, maar ons stoort alleen de medisch noodzakelijke plaatsing van de negen drenkelingen. Ook geneesheren en ervaren loodsen leggen drenkelingen zo neer en het gebeurt meermalen dat zij alleen dáárdoor al in het leven terugkeren, want in deze houding loopt het water uit de longen en wanneer nog niet iedere levensvonk in het hart gedoofd is, keert daarna het leven weer terug. Bij drenkelingen zegt men dat de geest nog drie dagen in het lichaam blijft en daarom moet op deze manier het weer tot leven wekken van drenkelingen, zelfs als deze twee dagen in het water hebben gelegen, nog mogelijk zijn. Wel, als nu in deze op Elia lijkende profeet de echte geest van God woont, waar is dan die medische voorbereiding voor nodig?!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Kijk vriend, als je op een reeds door en door vervuild laken nog een klein vlekje maakt, zal dat het scherpste oog niet opvallen, maar op een volkomen schoon wit laken zal één donker stipje je al storen! En zo is het ook bij deze grote profeet in wiens hart de volheid van de goddelijke geest moet wonen; daar stoort iedere kleinigheid die niet in overeenstemming is met de verhevenste begrippen en met de allerhoogste waardigheid van de goddelijke geest. Als hij dat nu maar niet had gedaan, zou ik hem tenslotte voor Jehova Zelf gehouden kunnen hebben, want zijn eerdere woorden en daden waren geheel van goddelijke aard. Maar door deze handeling met de negen drenkelingen heeft hij in mijn ogen de gehele, eerdere goddelijkheidsnimbus uitgewist en ik kan het er nu niet meer helemaal mee eens zijn!"
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] De tegenstander, die MUREL heette, zei: "Ja, ja, vriend Stahar, je hebt gelijk en ik zie het onbelangrijke van mijn eerdere bewering heel goed in! Maar desalniettemin houdt iets van wat ik heb beweerd mij toch nog bezig en dat heeft betrekking op de traagheid van God, die mij in veel dingen heel goed toeschijnt, maar in veel dingen weer helemaal niet! Ja, in veel zaken zou de traagheid zelfs nog wel meer mogen overheersen, zoals bijvoorbeeld in de dodelijke bliksem en in de te korte dag tijdens de winter; ook de volle maan zou zijn volle schijnsel best langer dan nauwelijks een paar dagen mogen behouden! Als de bliksem niet zo'n verschrikkelijke snelheid zou hebben dan zou men deze kunnen ontwijken en dan zou hij minder schade aanrichten; ook de stormwind zou wel minder hard kunnen waaien, waardoor veel schade vermeden zou kunnen worden! Men vindt in de schepping meestal dáár een enorme activiteit van de heersende macht van God, waar zij de levende natuur schaadt en dáár waar naar mijn mening een lange, vaak té lange duur , zeker geen nut heeft, is van voortgang haast geen sprake.
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[27] In de school te Karnak in Egypte kan dat wel gebruikelijk zijn bij de blinde heidenen, maar bij kinderen Israëls, die ziende geacht worden, moesten zulke vragen toch niet voorkomen. Want al hebben de blinden geen zelfkennis, wij moeten deze toch voldoende hebben om te beseffen, dat onze kennis de hoogst mogelijke top der wijsheid bereikt heeft als wij tot het inzicht zijn gekomen, dat al ons weten en kennen totaal niets is vergeleken bij één vonkje van de goddelijke wijsheid!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik moet trouwens toegeven dat er onder de Joden, zelfs in deze ontaarde tijd, mannen zijn zoals er verder op de hele wereld niet meer gevonden worden en ik kan hen, daarom alleen al, beslist niet meer vijandig gezind zijn. Stahar moet ik in ieder geval weer een aanstelling geven waarin hij, gezien zijn wijsheid, een royaal arbeidsveld moet hebben, want hij staat nu al geheel aan Uw kant!"
Hoofdstuk 217: Wie zwijgt en luistert, verzamelt voortdurend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] IK zeg: "Dat is zo en Ik wist al lang dat dat zou gebeuren, -maar Murel wordt nog belangrijker, want Murels geest is erg standvastig en in zijn ziel liggen zeer veel goed bruikbare ervaringen opgeslagen, waarmee hij heel goed al het echte van het onechte en al het goede van het kwade kan onderscheiden. Deze Murel moeten wij nog verder bekeren en hem de enig ware orde van de goddelijke geest laten zien en hij zal deze met zijn welbespraaktheid dan aan de anderen volledig verder uit kunnen leggen."
Hoofdstuk 217: Wie zwijgt en luistert, verzamelt voortdurend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Weliswaar was ik net als mijn collega's een Farizeeër voor zover het farizeeërschap zich verdroeg met mijn gelouterde begrippen en inzichten, en ik weet dat u nu juist geen bijzondere vriend bent van deze mensen, die merendeels profeten der duisternis zijn! Maar onder dit soort mensen zijn er toch nog wel, bij wie de betere instelling niet geheel verloren is geraakt en tot hen heb ik mijzelf nog altijd gerekend. Daarom durfde ik dan ook nu bij u te komen en u -niet als een door u verfoeide Farizeeër, maar slechts als een heel eenvoudig, door veel ervaring verrijkt mens - over een aantal zaken vragen te stellen waar niet alleen ik, maar iedereen behoefte aan heeft.
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] IK zeg: "Wie zijn zonde als zonde erkent en deze werkelijk verafschuwt, God boven alles liefheeft en zijn naaste als zich zelf, die is voor Mij geen zondaar meer!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Als ik, zoals vele anderen, ook een geesteszwakke dromer was geweest, zou dat soort zinsbegoochelingen op mij in ieder geval diepe indruk hebben gemaakt en ik zou oprecht in deze domheden zijn gaan geloven. Maar ondanks alle illusies viel mijn blik direkt op het inhoudsloze van dat alles. Ik zag mijzelf als de bedrogene en de meesters van de hoge school als de gemaakte -en ook vrijwillige bedriegers, die zelf van alles wat zij aan anderen leren ook niet één woord geloven.
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208  ...