Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 195 van 1112

...  183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208  ...
[6] Omdat er bepaalde dingen zijn die ik prettig vind wanneer men die voor mij doet, moet ik ook van mijn naaste veronderstellen, dat hij het ook niet onprettig zal vinden wanneer ik iets voor hem doe wat hij op z'n minst prettig en aangenaam vindt! Als ik tot over mijn oren in de nood en de armoede zit, geen geld heb om mij ook maar het noodzakelijkste aan te schaffen, en op zoek ga en vraag, en op die vraag van niemand wat ontvang en pas ten langen leste ze!f neem wat ik nodig heb, -kan een wet mij dan daarvoor veroordelen?! Heb ik dan helemaal geen recht mij iets wat ik broodnodig heb toe te eigenen, terwijl onze sterke voorouders beslist geen zonde begingen door zich hele landen toe te eigenen?!
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Zeg mij dan, als u dat schikt, in hoeverre mijn principes over de waarheld goed of verkeerd zijn! Zijn wij nu meer of minder mens dan de eerste met verstand begaafde wezens die deze aarde bewoond hebben? Omdat de mensen eens, ter bescherming van hun bezit, een wet bedacht hebben waarvan zij zeggen dat God die gegeven heeft, mag ik daarom nu als arme sater, die al vaak drie dagen lang geen hap te eten had en door er om te vragen ook niets kon krijgen, niet van de overvloed van een ander mens voldoende nemen om mij voor de hongerdood te bewaren? Iedere aardworm heeft toch wel het recht zich met. het bezit van anderen te verzadigen zonder daarvoor te moeten betalen, want hij is óók bewoner van deze aardbodem en moet dat helaas zijn omdat de machtige natuur dat nu eenmaal zo heeft ingesteld. Of heeft een mens soms, omdat hij geen goed stuk grond kon kopen, minder recht zich te verzadigen met de vruchten van de aarde die voor hem geschikt zijn, dan de vogels in de lucht, die toch allemaal uitgesproken dieven zijn? Ik vraag u, om mij hierop een goed antwoord te willen geven!"
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] IK zeg: "Vriend, zolang je jouw mensenrechten gelijk stelt met die van de dieren, heb je volkomen gelijk met je principiële, natuurlijke rechten, daar kan Ik beslist niets tegen in brengen, en iedere wet die in dat geval de eigendom beschermt, of iedere andere moralistische wet, is dwaas en belachelijk! Hoe dom moet diegene wel zijn die aan de vogels in de lucht, de dieren op de aarde en de vissen in het water, wetten ter bescherming van de eigendom en andere zedelijke voorschriften zou willen geven. leder met enige rede begaafd mens, of ook zelfs een god, moet toch weten dat deze wezens hun natuur als enige wetgever hebben! Jij hebt derhalve helemaal gelijk met je opvattingen als een mens niets anders is en te verwachten heeft dan - een willekeurig dier binnen zijn natuurlijke omstandigheden.
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Dat echter ieder mens voor een hoger doel op deze aarde werd geplaatst, zou je toch al kunnen zien aan het feit, dat de mens als pasgeboren wezen ver achter staat bij ieder dier, en pas na een aantaljaren van goede verzorging mens begint te worden. Hij moet zich aan bepaalde regels gaan houden en ten koste van veel moeite en eerlijke strijd zijn brood gaan verdienen. Hij heeft dan ook wetten gekregen om die als een eerste wegwijzer naar een hoger doel te beschouwen en uit eigen vrije wil te volgen terwille van de verdere zelfontwikkeling en zelfbeschikking, die voorwaarde voor hem zijn om tenslotte zijn hoge bestemming te bereiken, -maar nooit als dierlijk mens, hoe scherp zijn verstand ook mag zijn, maar als een volmaakt menselijk mens.
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar IK zeg: "Als een Heer allerlei dienaren en knechten om zich heen heeft, doet hij dan onrecht als hij hun ook, afhankelijk van hun bekwaamheid, werk geeft? Het is niet nodig dat hij zelf zijn handen uit de mouwen steekt om iets gereed te maken; de geest van de heer is voldoende om het werk ook door de bekwame handen van de knechten te laten voltooien. Ga jij dus maar naar degene die ik gezegd heb, dan zul je wel merken dat hij de juiste man voor je is! Het is die daar aan de hoek van de tafel, die een lichtblauwe mantel om zijn lendenen draagt!"
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Nadat Ik dit gezegd heb, staat ZOREL op en gaat vlug naar Johannes. Bij Johannes gekomen, zegt hij tegen hem: "Trouwe knecht van die buitengewoon wijze heer daar! Als je ook gehoord hebt wie ik ben en wat voor inborst ik heb, geef mij dan om mij volledig te genezen, het onderricht dat mij waardig moet maken om te worden opgenomen in de groep van hen die zich terecht mensen mogen noemen! Omdat ik een echt mens word, vraag ik nu geen ondersteuning meer, maar alleen terwille van de waarheid zou ik van jou graag de volle waarheid willen horen!"
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Nu is onze Zorel eindelijk helemaal verslagen en weet hij niets meer tot redding van zijn eer naar voren te brengen. Hij begint bij zichzelf diep na te denken over wat hij nog ter rechtvaardiging van zichzelf uit zijn brein te voorschijn zou kunnen brengen, maar hij vindt alle uitwegen afgesloten en er vertoont zich geen enkel nog zo klein gaatje waardoor hij zou kunnen ontsnappen.
Hoofdstuk 67: Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Cyrenius wordt weer een en al aandacht; Ik zeg echter tegen alle aanwezige vrouwen en meisjes dat zij zich in de tenten terug moeten trekken, omdat de verdere behandeling alleen voor rijpere mannen van belang is. Alle vrouwen gehoorzamen, inclusief Jarah en de twee tot leven geroepen dochters van Cyrenius, Gamiëla en Ida.
Hoofdstuk 67: Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Johannes begint over deze treffende woorden van Zorel dieper na te denken en vindt dat zij niet ongegrond zijn en hij richt zich stil, in zijn hart, met de vraag tot Mij wat hij nu hierna nog verder met de man moet beginnen, omdat deze hem duidelijk boven het hoofd begint te groeien.
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Het is mij echter welonbegrijpelijk waar deze man, die in zijn daden zo'n grote ellendeling was, zo'n overtuigende scherpzinnigheid heeft opgedaan.. Dat mensen, zoals bijvoorbeeld overste Stahar en ook Zinka: heel scherpzinnig hun voordeel konden spreken voor zij nader met U kennis hadden gemaakt, is begrijpelijk, want dat zijn echt geleerde mensen en zij hebben in veel andere zaken grote ervaring; maar deze mens was altijd ~ een boef.van.het zuiverste water, -en dan toch deze scherpzinnigheid! Ah, zoiets heb ik in mijn hele leven nog niet meegemaakt! O Heer, zeg mij toch hoe deze mens daaraan gekomen kan zijn.'
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Ik zeg; 'Zo onderontwikkeld is hij nooit geweest, want Grieken zijn toch altijd nog de beste advocaten van Rome! Zij kennen der meedogenloze scherpte van de Romeinse wetten en bestuderen deze daarom ongelofelijk precies, om wanneer zij voor een rechter voor het een of andere vergrijp ter verantwoording geroepen mochten worden, steeds met een gedegen weerwoord klaar te staan. En zij die van plan zijn de staat op grove wijze te bedriegen, hebben zich de staats - en mensenrechten al helemaal goed ingeprent en ook de geschriften van verschillende wijsgeren uitermate intensief bestudeerd; en tot die soort behoort ook deze Zorel.
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] JOHANNES zegt: "Die zul je in de naam van die Heer ook krijgen! Maar vooraf moet je mij de verzekering geven dat je jouw leven in de toekomst geheel zult veranderen en iedere schade zult herstellen die je ooit iemand tegen zijn wil hebt berokkend; ook de nog levende koopman in Sparta moeten zijn twee ponden goud weer terug betaald worden! Tevens moet je ook je heidense geloof helemaal afzweren en een bekeerde Jood worden, want je grootvader was een Jood van de stam van Levi. Hij trok veertig jaar geleden naar Sparta om daar aan de Grieken de enig ware God te verkondigen en hen naar de geest Joods te maken; maar hij liet zich uiteindelijk zelf ompraten en werd met zijn hele gezin een domme en erg blinde heiden en jij werd dat ook, omdat je in Sparta pas ter wereld kwam. Je beide broers, die zich nu in Athene ophouden, werden door hun welbespraaktheid zelfs heidense priesters en wijden nog steeds hun nutteloze diensten aan Apollo en Minerva, en je enige zuster is de vrouw van een koopman, die lichtzinnig handel drijft in afgodsbeelden van de Efezen en die daarnaast ook met het verhandelen van alle soorten meisjes van plezier nogal wat geld verdient, ten dele door verkoop en grotendeels door koppelpraktijken. Zo staat het er met je zwager voor, die eens ook Jood was en nu is wat Ik Je zoëven vertelde."
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Want wat zou het een menselijke maatschappij baten als Ieder mens op zichzelf helemaal volmaakt zou zijn, maar zich steeds voor zijn buurman verborgen zou houden? Dan zou de een de ander gaan wantrouwen, en als er ook maar een mug om het hoofd van een totaalonschuldige buurman zou zoemen, zou men louter draken en olifanten zien! Maar als allen je nu leren kennen, wie je was en hoe je was, wat je gedaan en hoe je geleefd hebt, en als je je leven nu verbetert en iedereen ziet en hoort dat je een ander mens bent geworden, die volkomen inzicht heeft in zijn eerdere dwalingen en deze waarachtig en oprecht verafschuwt, dan zal ieder mens je ook met oprecht vertrouwen goedgunstig omarmen en je liefhebben, zoals de ene reine broeder de andere reine broeder liefheeft. Daarom moet hier tevoren alles over je bekend gemaakt worden aleer je effectief in een betere leer opgenomen kunt worden.
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ga maar eens naar het gebied van Klein-Azië, dan zul je daar zulke massa's mensen en vooral kinderen aantreffen, dat jij, als heel wijs mens, je tenslotte toch zou moeten gaan afvragen hoe deze mensen zich moeten voeden en onderhouden zonder elkaar op te eten! Ik kan je verzekeren dat ik iedere keer dat ik in de streken van Klein-Azië kwam, gewoonweg met kinderen bestormd werd door de bewoners. Voor een paar broden kreeg ik meisjes en ook jongens te kust en te keur. De kinderen renden juichend naar mij toe en wilden helemaal niet meer bij mij vandaan. Als ik er honderd kocht, kreeg ik nog veertig tot vijftig meisjes extra. De Essenen kochten er veel van mij, haast al de jongens, ongeacht de leeftijd; ook meisjes kochten zij herhaaldelijk. De Egyptenaren kochten alleen de reeds meer volwassen meisjes, ten dele voor het werk, ten dele waarschijnlijk ook voor hun plezier. Er zullen best enige geile bokken bij geweest zijn die een slavin uit wellust pijnigen, maar dat zullen er toch niet veel zijn.
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Naar Perzië zijn er bij mijn weten niet veel gegaan, en die werden merendeels door Perzische kooplieden en allerlei kunstenaars opgekocht, waar zij bij mijn weten voor allerlei nuttig en goed werk gebruikt worden. Bovendien bestaat er in Perzië reeds lang een wijze wet waardoor alle slaven en slavinnen na tien jaar, als zij zich goed gedragen hebben, de volledige vrijheid krijgen en daarna kunnen doen wat zij willen. Zij kunnen daar blijven, zelf een beroep kiezen of ook naar huis gaan. Dus de naar Perzië verkochten kunnen werkelijk over weinig ongeluk spreken! Wel, dat het juist in Egypte met enigen wel eens niet zo best zou kunnen gaan, wil ik helemaal niet bestrijden, maar als we naar hun vaderland gaan zullen we er daar velen aantreffen die het als vrij mens beslist geen haar beter gaat dan die ongelukkigen in Egypte! Want in de eerste plaats hebben zij bijna niets te eten, zodat velen zich voeden met rauwe wortels die zij in de bossen zoeken, en velen zijn er die 's zomers en 's winters bij gebrek aan enige kleding geheel naakt rondtrekken en bedelen, stelen en waarzeggen. Sommigen van hen weten zich door bedelen of stelen een paar lompen te verschaffen; de meesten lukt dat niet en zij trekken daarom geheel naakt rond, steeds met een troep kinderen bij zich.
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208  ...