Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 196 van 1166

...  184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209  ...
[5] Hij heeft er zeker heel wijze redenen voor om in de loop der tijd een eens gegeven leer net zo te laten verwelken als de talloze kruiden en bloemen op aarde. Maar het zaad dat zich uit de bloem ontwikkelt, net als de zuivere, levende waarheid, verwelkt niet, maar leeft steeds maar door.
Hoofdstuk 64: De goddelijke orde en ons aardse verstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Zonder een aards gesproken woord kan een nog zo zuivere leer ons niet bereiken. Het gesproken woord is echter stoffelijk en moet tenslotte wegvallen als de innerlijke, zuivere geest zich heeft ontwikkeld. En zo gaat in de loop der tijden met de uiterlijke godsdiensten ook de uiterlijke glans altijd in iets bedenkelijkers over, maar daarvoor in de plaats ontwikkelt zich op de achtergrond langzaam maar zeker een zuivere, geestelijke kracht en waarheid van een eerdere openbaring van God aan de mensen. -Is het niet zo, vriend Risa?"
Hoofdstuk 64: De goddelijke orde en ons aardse verstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] RISA zegt: "Broeder Hebram, ik bewonder je! Bij God, je hebt nu met je bijzonder wijze woorden mijn hele manier van denken veranderd, en daarvoor ben ik je echt dankbaar! Het is, zoals je het me nu hebt uitgelegd. Hoe ik er ook over nadenk, het geheel wordt me nu steeds duidelijker! Kortom, je hebt het in alle opzichten gewonnen van mijn verstand! Daar ben ik je veel dank voor verschuldigd."
Hoofdstuk 64: De goddelijke orde en ons aardse verstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Als zij eenmaal goed zijn opgeborgen, moeten zij door vasten en door gebeden in Mijn naam genezen worden. Als ze weer genezen zijn, en aantoonbaar is dat zij hun onreine bezetenheid kwijt zijn, kunnen ze weer hun volledige vrijheid terugkrijgen."
Hoofdstuk 68: Over zondig geslachtsverkeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Deze natuurlijke hulp zal goed werken, maar zal slechts volledig helpen in combinatie met gebed en het in Mijn naam opleggen der handen. Over het algemeen moet de rechter in zulke gevallen in zijn hart steeds bedenken, dat de misdadiger die hij voor zich heeft slechts een erg afgedwaald mens is en geen complete duivel.
Hoofdstuk 69: Maatregelen tegen geslachtelijk losbandig leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Terwijl Cyrenius verheugd zijn rollen zo snel mogelijk doorkijkt en zijn gezicht daarbij steeds meer respect uitdrukt, zeg Ik tegen Raphaël, dat hij Jarah en Josoë nu weer kan ontheffen van hun tijdelijke, korte verbanning en ze nu aan tafel moet roepen, De vaardige, hemelse dienaar doet dat zeer snel en als JARAH arriveert, zegt zij wat bedroefd: "Maar, o Heer, U Mijn eeuwige, enige liefde, wat was dat toch een ontzettend lang gesprek waar ik niets van mocht horen! Ik dacht al dat het voor de nacht nooit op zou houden! Maar U alleen zij alle lof, het is nu weer voorbij en ik heb U weer terug!"
Hoofdstuk 74: Het onvermogen van Suetal om de Heer te zien. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Na deze tamelijk scherpe woorden staat de engel op, verlaat de tafel van de twaalf en gaat weer aan onze tafel zitten, waar Cyrenius hem nogmaals in Mijn naam heel vriendelijk dankt voor zijn bultengewone hulp. Want het geschrevene bevatte woord voor woord wat hij Mij gevraagd heeft en hoe Ik zijn vragen beantwoord heb,
Hoofdstuk 74: Het onvermogen van Suetal om de Heer te zien. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Kijk, de jongen heeft ons, naar mijn mening niet geheel zonder reden - doof, blind en dom genoemd, en ook de ezel die hij eerder naast ons neerzette, liet ons eigenlijk hetzelfde zien!
Hoofdstuk 76: Ribar veronderstelt de aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Zo schijnt mij toe dat ook de grote liefde die het, overigens zeer intelligent uitziende, meisje voor deze Griek toont, meer vóór, dan tégen mijn mening spreekt. Want neem nu eens de werkelijk meer dan hemelse schoonheid van onze jonge wonderdoener! Ik denk, dat er ogenblikkelijk ontelbare vrouwen en meisjes bijna wanhopig verliefd op hem zouden moeten worden!? En toch kijkt het meisje nauwelijks naar hem om, hoewel hij als jongen vele malen mooier is dan het meisje. Maar bij de Griek zou zij bepaald in zijn hart willen wonen! Ik zeg, broeder, dat is ook niet zo maar! Dit meisje moet dus een heel andere reden hebben om zo verliefd op deze schijnbare Griek te zijn. Bij nadere beschouwing komt het mij voor dat het meisje alleen in het goddelijke van hem verliefd is en zijn lichaam vrijwel buiten beschouwing laat! Kijk maar eens naar haar ogen, die meer van een zekere eerbied stralen dan van een zinnelijke liefde, dan zie je al gauw dat er bij het meisje geen sprake is van zinnelijke liefde!"
Hoofdstuk 76: Ribar veronderstelt de aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Kijk, de mens wordt heel vaak door allerlei gevoelens overweldigd. Als hij dan, zonder bij zijn pure verstand te rade te gaan, meteen maar zijn gevoelens zou volgen, waar zou hij dan terechtkomen! Daarom is het naar mijn mening slechts vóór alles nodig het verstand zoveel mogelijk te zuiveren. Want alleen door het gelouterde verstand geleid, kunnen onze betere gevoelens ons tot een ware zegen worden.
Hoofdstuk 77: God laat Zich alleen door de liefde kennen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] De tien anderen geven Suetal hierin volkomen gelijk en delen allen zijn mening. Maar Ribar haalt bedenkelijk zijn schouders op en SUETAL zegt: "Nou, daar kun je toch echt niets tegenin brengen?! Want mijn mening staat voor God en de hele wereld zo vast als de berg Sinaï, waarop Mozes de wetten kreeg voor een volk dat enorm met verstand begiftigd is!"
Hoofdstuk 77: God laat Zich alleen door de liefde kennen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Na deze woorden van Raphaël staat RIBAR op, omarmt Raphaël met alle kracht van zijn liefde, drukt hem aan zijn hart en zegt zeer bewogen: "O hemel en jij, hemelse vriend! Waarom kon ik je al niet eerder liefhebben met alle gloed van mijn leven!?" -Want sinds Ribar de voet en de hand en de ogen van de engel beter had bekeken, werd hij meteen helemaal tot stervens toe verliefd op hem.
Hoofdstuk 78: Verstand en gevoel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar RAPHAËL zegt: "Vriend, dat soort liefde is wel beter dan helemaal geen liefde, maar zij deugt toch niet voor de ziel en haar innerlijke leven. Jij houdt alleen van mijn gestalte, die nu mijn natuurlijke uiterlijk is maar de liefde is het eigenlijke innerlijke van de mens en moet zich nooit aan iets uiterlijks hechten, want daardoor wordt het innerlijke al gauw gelijk aan het uiterlijke en zo een weerspiegeling van de hel. Dit verdraait de goddelijke levensorde. De geest der ziel, die de liefde is, wordt naar buiten gericht en kwijnt daardoor weg, net zoals een te vroeg geboren baby verkommert die door van buiten komend geweld te vroeg uit het moederlichaam werd verdreven.
Hoofdstuk 78: Verstand en gevoel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Mijn uiterlijk mag je daarom niet boeien, maar alleen de waarheid die je uit mijn mond verneemt. Die zal je behouden en je geheel en, al vrij en in je ziel waarlijk gelukkig maken. Laat mijn tijdelijke uiterlijk voor jou alleen maar als bewijs dienen, dat je ziet hoe mooi de volle waarheid gepaard aan de liefde in haar reinheid is! -Begrijp je dat?"
Hoofdstuk 78: Verstand en gevoel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] RIBAR zegt: "Wat jij nu bij de jongeman hebt opgemerkt, is mij al eerder bij hem opgevallen. Maar ik heb, weet je, persoonlijk ook eerder bij het eten van zijn acht vissen iets heel vreemds gezien, namelijk dat hij eigenlijk geen vis op de normale manier met de mond heeft gegeten zoals wij. Hij bracht de vis slechts tot aan de mond, -en dat was alles! De vis verdween met huid en graat, en zo ging het ook met het brood en de wijn! Alles verdween op het moment dat hij het aan zijn lippen bracht! Ik voelde mij naast hem helemaal niet op mijn gemak! Waarlijk ik heb heel ongemerkt een paar maal onder de tafel naar zijn voeten gekeken, maar die waren steeds zo gaaf en hemels mooi als ik ze nog nooit in mijn leven bij een jong meisje, laat staan bij een jongen heb gezien! Dat kalmeerde mij weer en ik zou, als ik mij daarvoor niet gegeneerd had, zijn wonderbaarlijk aantrekkelijke, mooie voeten met veel vreugde een eeuw lang steeds maar door hebben kunnen bekijken en bewonderen! Voorwaar, als er nu een engel uit de hemel zou komen, kon hij onmogelijk op nog mooiere voeten staan!"
Hoofdstuk 76: Ribar veronderstelt de aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209  ...