Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 196 van 1110

...  184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209  ...
[5] Toen ik met mijn dienaar in de stad kwam, werd ik door een menigte zeer bruine mensen omringd en enigen vroegen mij wie ik was en waar ik vandaan kwam. Anderen raadden echter meteen en zeiden: 'Thot e Noubiez ' ( 'Dat is een Nubiër'), en ik zei: 'Ja, ik ben een Nubiër en zou hier bij jullie, volmaakte mensen, veel goede en mooie dingen willen leren! ,
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Dat stemde de goede, oude man erg vriendelijk en hij zei toen tegen mij: 'Aan onze oude en zuivere wijsheid zullen jullie erg veel hebben! Maar neem niets over van onze totaal verdorven zeden, want die zijn slechter dan slecht! Deze stad was eens de trots van het land, wat ook haar naam Memavise (in het Grieks: Memphis) = 'de verhevenste naam', klaar en duidelijk zegt; nu is de naamloze verhevenste slechts een uitgestrekte puinhoop, waarvan jullie jezelf straks zonder moeite kunnen overtuigen!
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Wees daarom op je hoede, argeloze Nubiërs, en neem alleen watje van mij zult horen als echte waarheid aan; maar wend je af van alles wat je bij het volk zult horen en zien -want het is slechter dan slecht! Jullie zullen het zien offeren en allerlei inhoudsloze ceremoniën zien verrichten; bij heel grote plechtigheden zullen jullie zelfs mij in het prachtigste ornaat voorop zien gaan. Stoor je daaraan echter niet, want met al die zaken doet slechts mijn huid mee, maarmijn innerlijk is en blijft steeds bij de ene, eeuwige, enig ware God, wiens liefde mijn leven en wiens licht mijn ware weten en kennen is.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Kom jij nu met je dienaar te voet met mij naar de stad naar mijn huis, waar ik je alle verdere aanwijzingen zal geven over hoe jij en je gezellen je hier moet gedragen. Ook zal ik jullie voor je kudden de juiste plaats wijzen, waarop jullie als vreemdelingen een vol jaar mogen blijven zonder door iemand lastig gevallen te worden. Maar jij en je dienaar zullen bij mij wonen opdat ik je in veel zaken onderricht kan geven. ,
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Toen zei de werkelijk goede overste heel vriendelijk: 'Niet nu, maar pas over drie dagen als jullie een andere weide betrokken hebben! Maar daar moeten jullie net als wij schoeisel dragen, want 's nachts kruipen hier veel kleine insekten en wormpjes door de grasbodem, die overal zanderig is, naar boven, en die kruipen onder de teennagels en veroorzaken na verloop van tijd veel pijn. In mijn huis zal ik jullie daarmee wel zo goed mogelijk voorzien, want ik heb veel knechten, dienaren en slaven.'
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Toen zei de overste tegen mij: 'Stel je daar niet te veel van voor! Wij zijn reeds grijsaards geworden, die aan al deze prachtige dingen geen plezier meer kunnen beleven omdat wij onszelf reeds overleefd hebben. Jullie zijn echter nog kinderen vol kracht en vol steeds meer ontwakende ijver. Ons leven zit er reeds op voor deze wereld, onze kronen liggen verwelkt in het graf van de vergetelheid, onze paleizen storten in, en onze huidige wetenschap en kennis is slechter dan slecht. Wij hebben hier nog maar weinig smeden en wevers; in al onze technische behoeften moeten wij door Rome of door Griekenland laten voorzien.
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ja, eens, een paar duizend jaar geleden, woonden hier in dit land inderdaad meer goden dan mensen, die werken verrichtten waarvan de overblijfselen nog de verbazing zullen wekken van de laatste nakomelingen op deze aarde! Maar wat wij nu voortbrengen lijkt alleen maar op vernietigen, zowel wat de materie betreft als ook de ziel. Maar jullie zijn nog een onbedorven, ongerept en jeugdig, krachtig volk, jullie kunnen denken en willen, en kunnen daarom al gauw groter worden in jullie werken dan de volkeren van dit land ooit waren.
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Wil je als mensen echter werkelijk gelukkig leven op deze aarde, blijf dan bij je oude eenvoud! Ten eerste kost deze je weinig moeite en werk en ten tweede heb je maar heel geringe natuurlijke behoeften, waarin je gemakkelijk kunt voorzien. De veeteelt op jullie vette bergweiden bezorgt je weinig werk en zorg, en de akkerbouw, die je maar heel weinig bedrijft, is toch al te verwaarlozen; ook jullie kleding is eenvoudig en gemakkelijk te vervaardigen. Jullie hoeven daarom maar heel weinig tijd te besteden aan jullie natuurlijke behoeften en daarom kunnen jullie je meer en uitsluitend bezighouden met geestelijke beschouwingen! En kijk, dat is veel meer waard dan ten koste van honderdduizend maal honderdduizend mensenlevens met bloedig zweet zulke paleizen te bouwen, om te zorgen dat de onverwoestbare tand des tijds duizenden jaren voldoende heeft om te knagen!
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Eens, zo leert de geschiedenis, was dit land een korenschuur waaruit in tijden van nood vreemde volkeren van brood voorzien werden; nu moeten wij niet zelden het koren betrekken van landen en volkeren ver weg! Onze kudden bevinden zich in een zeer ellendige staat. Duizenden mensen in zo 'n stad werken vanwege hun beetje goud en zilver helemaal niet, lopen dag in dag uit niets te doen, hebben veile deernen en vermaken zich daarmee niet zelden op de laagste, dierlijke manier; dat veroorzaakt steeds veel ziekten, -iets wat jullie helemaal niet kennen. Overdag, zolang de zon schijnt, zullen jullie deze stad helemaal ontvolkt aantreffen; pas wanneer de koelere nacht is gekomen, komen zij als roofdieren uit hun kunstmatige, stenen holen en vermaken zich met alles waar ze maar zin in hebben. En kijk, eenvoudige zoon van de zuivere natuur, dat zijn de zegeningen die de mensen ontvangen van hun machtige steenkultuur! ",
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Jullie zijn nog wat de mens moet zijn! Voor jullie vlucht de woedende leeuw, en tijgers, panters, hyena's, wolven, beren, slangen en adders mijden jullie nabijheid; slechts de tamme kudden volgen jullie op de voet! Met zulke eigenschappen toegerust, staat de mens nog op dat niveau van het verheven oerbestaan waarop de Schepper hem aan het begin van alle schepselen gesteld heeft. Ga liggen in het gras waarin de klapperslang en de giftige adder hun lichtzinnige spel spelen, en zij wijken van de geheiligde plaats waarop de mens als heer van de natuur zijn ligplaats heeft gekozen! De kwade mier, de vloek van zo vele bossen en steppen, trekt weg zodra de mens in zijn oerkracht het gebied betreedt en zijn woning opricht. De leeuw, de panter, de kwaadaardigste tijger blijft ver van de kudden die de echte mens bewaakt, en de krokodil, de draak van de Nijl, is nooit te zien in die delen van het land die door mensen bewoond worden. De ibis, de ooievaar en de icz ne ma on (ichneumon = gif heeft hij niet) staan de mensen heel bereidwillig ten dienste en reinigen het land van al het kruipende ongedierte, en de scherpziende arenden zoeken naar alle kadavers en eten die, opdat de lucht daardoor niet verpest zal worden.
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als ik vandaag honderd mensen laat overnachten op de wei die ik jullie zal aanwijzen, dan zal er morgenochtend geen enkele overlevende zijn, want het zijn geen mensen meer, maar zwakke afschaduwingen daarvan, en hun misvormde lichamen zijn ware woonplaatsen van alle mogelijke uit de natuur en de onnatuur afkomstige, kwade en onrijpe geesten. Hun uitstralende levenssfeer is niet meer hun goddelijke ik maar een laag dierlijk ik, en daarom bevindt zich geen kracht meer in hen en nog minder rondom hen. De natuur om hen heen neemt in hen niet meer het hoogtepunt van hun bestaan als schepsel waar, maar slechts een algehele verdorvenheid en een volledige verwoesting van het bestaansniveau waarop ieder schepsel zijn hoogste doel moet bereiken. Dat is de reden waarom al het geschapene totaal vijandig staat tegenover deze mensen en hen op iedere mogelijke wijze probeert te vernietigen, omdat het van hen niets meer heeft te verwachten.
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (OUBRATOUVISHAR:)(De overste) "Maar laten we nu naar buiten gaan naar de plaats die ik jullie zal aanwijzen om er te wonen! Tevens zal ik echter, ter bescherming van jullie tijdens de gehele duur van je verblijf hier, een wacht meegeven, die dit slechte volk bij jullie vandaan zal houden; want dat zou zonder enig bezwaar jullie zowel fysiek als moreel door en door bederven. Ik vraag je helemaal niet of je mij helemaal begrepen hebt, want ik weet dat je mij goed begrepen hebt en mij verder nog beter zult begrijpen!"
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De overste zei: 'Verdorven mensen en hun vee weliswaar niet, maar dit zijn nog echte oermensen, die ook nog echt heer en meester zijn over de hele natuur en haar schepselen, wat voor aard die ook hebben! De vele slangen en adders zullen hun zeker niet alleen niets doen, maar samen met hun gebroed zullen zij heel gauw maken dat ze wegkomen. En jullie als hun wachters zullen met het ongedierte ook niet de minste moeilijkheden krijgen, daar kunnen jullie volkomen zeker van zijn! -Maar haal nu tweeëntwintig paar Ieren bandschoenen, daarmee willen wij deze onbedorven mensen uitrusten opdat zij op onze scherpe zandbodem hun voeten niet onnodig te gronde richten! ,
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Maar de overste zei: 'Alleen zij die deze weide gereinigd hebben, zullen gedurende een vol jaar oogsten; alleen wat zij jullie toestaan om te nemen, mogen jullie nemen, maar eigenmachtig mag je nog geen blad van een boom nemen! Pas er ook voor op dat jullie in het bijzijn van deze onbedorven mensen op geen enkele wijze jullie waardeloze landsgoden aanroepen, want onder jullie is er niet één die ik niet bekend heb gemaakt met de enig ware God! Houd je daaraan, dus geen Isis en ook geen Osiris noch de een of andere Apis meer! Want dat alles is en blijft eeuwig niets!'
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Daarna zei de overste tegen mij: 'Zoals je nu zelf ziet, zijn jullie met hulp van de Allerhoogste heel goed verzorgd. Ik zal jullie nu alleen laten, maar morgen bij de eerste ochtendschemering ben ik weer bij je; dan zal ik je hier in de grote, open tempel van de Allerhoogste het juiste onderricht geven! En je zult dan het van mij gehoorde ook aan je metgezellen doorgeven! Het ga jullie nu allen wel onder de bescherming van de Allerhoogste!'
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209  ...