Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 197 van 1088

...  185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210  ...
[11] Maar toen kwam ons juist de jongeling tegemoet en die heeft ons op zo 'n manier hierheen gebracht dat wij daarover alleen maar kunnen zeggen dat wij nu zelf tot onze verbazing hier zijn! Hoe wij echter van daar naar hier zijn gekomen, daarvan weten wij nog minder dan van een boze droom!
Hoofdstuk 191: De nagereisde zwarten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Mochten jullie onder elkaar echter te eniger tijd onenigheid krijgen -wat ook mogelijk moet blijven vanwege jullie vrijheid -, dan zullen de machtigen onder jullie zich als koningen opwerpen en zij zullen jullie met harde wetten plagen, en met jullie gouden vrijheid zal het voor lang of misschien zelfs wel voor altijd gedaan zijn! Dan zullen jullie kinderen in grote nood moeten smachten en vurig verlangen naar de verlossing; maar die zal dan echt heel lang op zich laten wachten. Zorg er daarom voor dat er bij jullie geen koningen opstaan -behalve zo een als jij er een bent! Want jij bent geen onderdrukker maar een ware weldoener van je volk, en dat is dus ook binnen Mijn orde, en zo moet het bij jullie ook blijven!"
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen hij ons na ongeveer een half jaar naar Kar nag bij Korak bracht, om daar voor ons de vanouds beroemde sluier van Isis weg te nemen, was meer dan de helft van jullie daar ook bijen jullie hebben net als ik alles gehoord en gezien.
Hoofdstuk 192: Over het wezenlijke van Isis en Osiris. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Jullie hebben toen een buitengewone eerbied voor de oergodheid gekregen, en ik niet minder. Op de weg van Kar nag ( niet naakt, dus bekleed en versluierd) naar Ko rak (deemoedig als een kreeft) werd over niets anders dan de oergodheid gesproken, en de overste gaf ons bij iedere boom, waarvan het binnenste ook voor ieders ogen verhuld is, uitleg over het gesluierde beeld van Isis, en onze verbazing en onze eerbied steeg bij iedere stap van de kamelen die ons droegen.
Hoofdstuk 192: Over het wezenlijke van Isis en Osiris. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Wat een heerlijke en lange gesprekken voerden wij daarna en wat een eerbied voelden wij in ons hele hart als wij tijdens onze vrije uren, wanneer wij geen werk hadden, onze gedachten en woorden naar het ene, eeuwige oergodwezen richtten! Hoe vaak hebben wij zo met de goede en wijze overste erover gesproken wat een naamloos, zalig gevoel het in de mens moest opwekken, als het op de een of andere wijze mogelijk zou zijn slechts eenmaal een woord van het hoogste godwezen -ook al was het maar zachtjes, maar duidelijk -in het hart te horen!"
Hoofdstuk 192: Over het wezenlijke van Isis en Osiris. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] De mens, in zijn begrensde vorm, zou de oergod wel dichter bij zich willen brengen; zijn hart smacht naar het ogenblik dat hij de Schepper eenmaal in een genaakbare mensenvorm kan zien en met Hem, de eeuwige oergeest, net als met een mens kan spreken; maar dat is niets anders dan een dwaas verlangen van de zwak begaafde mens, wat in een bepaald opzicht vergeeflijk is maar eeuwig nooit gerealiseerd kan worden. Want het eindige kan eeuwig nooit oneindig worden -en het oneindige nooit eindig!'
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar ondanks dat alles drong zich toch vanzelf aan ieder van ons de voorstelling op van een zeer grote, goddelijke persoonlijkheid, want met de goddelijke oneindigheid konden wij, verlaten als wij waren, nooit helemaal overweg. Ons hart verlangde steeds naar een persoonlijke, zichtbare god die men lief kon hebben, ook al raakte ons verstand, ondanks de raad van de overste om de oergodheid lief te hebben, altijd in conflict met ons hart, dat zich toch veel te klein voelde om de goddelijke oneindigheid met alle liefde aan te nemen.
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Weten jullie, toen wij hem vroegen waar in heel Egypte dan ooit met de meeste waarschijnlijkheid de ware, eeuwige oergod aanbeden en vereerd werd, dat hij toen zei: 'Niet erg ver van hier, en wel in de grote rotstempel van Ja bu, sim, bil ('Ik was, ben en zal zijn')! Door een grote, hoge poort voert de weg naar het binnenste van de grote berghal. Deze is verfraaid met zuilen, die allemaal uit de rotsen zijn gehouwen. Tussen iedere zuil staat een gewapende reus van minstens twaalf manslengten hoog op een wijze alsof hij het dak van de tempel draagt.
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Wel, ik ben wat dat betreft zelf te weinig bekend met de oude wijsheid om het verder en beter toe te kunnen lichten! Over zeven dagen zal ik jullie naar de plaats brengen waar jullie dat alles zelfs in ogenschouw kunnen nemen. Natuurlijk heeft de scherpe tand des tijds veel verwoest van dit oeroude heiligdom, maar er is nog heel veel zeer goed bewaard gebleven en jullie kun n er nog veel van Ieren!'
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Nu, welke gevoelens begonnen er toen in ons op te komen! En wij konden nauwelijks de dag afwachten waarop de overste ons naar de beschreven heiligdommen zou leiden. Hoe begon het in onze harten te gloeien, toen die dag eindelijk kwam en wij er op onze kamelen heen reden en alleen nog maar in de buurt van de kleine voortempel kwamen, die slechts een begraafplaats van een paar wijzen uit de oertijd moet zijn! Maar hoe klopte ons hart toen wij voor de poort van de grote rotstempel kwamen! Wat een onbeschrijfelijke indruk maakte de aanblik van de vier gepersonifieerde elementen, en werden wij niet bijna sprakeloos toen wij met brandende fakkels in de binnenste hallen van de tempel kwamen? Maar waarom greep dat alles ons zo overweldigend aan? Omdat wij daar dichter bij het allerhoogste, ware goddelijke wezen dachten te zijn, dan op enige andere plaats bij Memphis.
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Zijn wij op de juiste plaats uit jouw visioenen, dan hebben wij alles gewonnen en dat zullen afdoende bewijzen ons zeker aantonen; mochten wij echter nog lang niet op de juiste plaats zijn, dan moeten wij onverrichter zake naar huis gaan of onze reis verder voortzetten, na de rechtschapen waard betaald te hebben voor wat wij hier gebruikten. Maar zeg jij nu ronduit of jij hoe dan ook bewijzen in handen hebt voor wat jij ons over die man hebt gezegd, en welke!"
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Daarop zeggen de zojuist AANGEKOMENEN: "Wij kwamen echt op wat wonderlijke wijze pas op hetzelfde ogenblik bij deze tweede, voorheen leegstaande tafel aan toen jij je juist diep boog voor die heer en daarop naar ons toekwam, en wij kunnen daarom onmogelijk iets waargenomen hebben van alles wat er tussen jou en die gezien, dan zullen wij daaruit meteen opmaken waar wij aan toe zijn!"
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] IK zeg: "Waarom vraag je dat? Justus is een man naar Mijn hart, hij heeft God lief boven alles en zijn medemensen meer dan zichzelf; en wie dat doet, is reeds in Mijn rijk, of hij Jood is of heiden! Ik zeg je dat Ik het eerder met hem zou kunnen vinden dan met jullie allen, maar Ik vind jullie ook goed! Om Mijn woorden te bewaren is echter niemand geschikter dan deze zwarten; want wat zij eenmaal hebben en begrepen hebben, blijft zo zuiver en onveranderd als een geslepen diamant. Iedereen kan voor hen instaan dat Mijn leer bij hen na tweeduizend jaar nog net zo zuiver zal zijn als zij die van Mij ontvangen!
Hoofdstuk 197: Geestelijke voor en nadelen van de zwarten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Hoe sterkte ons het getuigenis van de overste, waaruit naar voren kwam dat Moisez tenslotte toch nog de rug van de oereeuwige godheid gezien had, ook al straalde zijn gezicht door het onbeschrijfelijk grote licht zeven jaar lang zoveel licht uit, dat geen mens er naar kon kijken zonder verblind te worden, zodat de wijze daarom gedurende die lange tijd zijn gezicht met een driedubbele doek bedekt moest houden. O, dit verhaal van de overste heeft ons erg opgebeurd, omdat wij ons daardoor de mogelijkheid van een God als persoonlijk wezen begonnen voor te stellen! Sindsdien begonnen wij de allerhoogste God pas lief te hebben en tengevolge van die liefde heb ik dan ook ongetwijfeld mijn zeven visioenen gekregen als uitnodiging om hierheen te komen, zonder welke wij anders nooit hierheen gekomen zouden zijn.
Hoofdstuk 194: Oubratouvishar en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Kijk eens naar het oneindig grote firmament met de talloos vele sterren, die volgens een heel geheime mededeling van de overste louter reusachtige werelden moeten zijn en alleen vanwege de onmetelijke afstanden er zo klein uit zouden zien! Kijk eens naar deze overgrote aarde van ons en alles wat daarop leeft en beweegt! Kijk eens naar de zee, de machtige Nijl, het zand, het gras, de talloze struiken en bomen, en al de dieren in het water, op de grond en in de lucht! Kijk eens naar de wolken aan de hemel en hun kracht, naar de maan, de zon! Kun je je ook maar bij benadering indenken en op de een of andere wijze verstandelijk voorstellen dat deze mens, die verder beslist zeer wijs is, vanuit dit aardoppervlak dat eigenlijk nauwelijks een hand breed is, de gehele, eeuwige oneindigheid van het kleinste tot het grootste kan overzien, onderhouden, leiden en besturen? Ja, hij kan als een man die zeer vertrouwd is met de geheime krachten van de natuur, voor ons zelfs wonderen doen zoals wij er in Cahirou en Alexandria een aantal hebben gezien; maar wat stelt dat voor vergeleken met de eeuwige oneindigheid en haar talloze, ons eeuwig onbekende, wezens en dingen?!
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210  ...