Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 198 van 263

...  186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211  ...
[7] Want of U nu ook zegt: `Wanneer heb Ik gezegd dat je ten tijde van de nood geen gebruik van de ark mag maken ook al heb Ik Noach al geroepen?', heeft die verontschuldiging voor mij geen enkele waarde; want U hebt mij juist daardoor berecht dat U mij niet riep zoals Noach en Uw zwijgen tegen mij was juist ook een woord dat mij de toegang tot de ark versperde en mij dus ook berechtte en tot de dood verdoemde.
Hoofdstuk 340: Het verdere liefdevolle gesprek van de Heer met Mahal. Mahals verwijten onder verwijzing naar zijn zondeloosheid Het verdriet van de heilige Vader en Zijn woorden over bijzondere levenswijzen. Het verschijnen van de engelen en van Waltar. Het verdwijnen van de Heer. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] De engelen zeiden echter tegen Noach: 'Maak de deur van de ark open opdat wij de dieren naar binnen brengen in de voor hen bestemde hokken; hun voer zullen wij in hun hokken leggen, en zij zullen daarvan dagelijks volgens hun innerlijke aandrang zoveel eten als voor hun instandhouding nodig zal zijn!
Hoofdstuk 347: De boden komen met hun kudden bij Noach aan. De aanwijzingen van de engelen voor het onderbrengen van de dieren. De laatste termijn voor de opname van bescherming zoekende mensen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[13] 'Heer, ik zie dat volgens Uw eeuwig ware woord de inrichting van Uw werken goed is omdat U zeker alleen maar langs deze weg met Uw werken het hoogste doel kunt bereiken; maar wanneer zo alles goed en volkomen van U is uitgegaan en er in de hele oneindigheid buiten U niets is en alles wat er is bijgevolg goed en volkomen zoals U moet zijn - o zeg me, wat is dan de oorsprong van Satan en diens onbegrensde boosheid? Waar haalt hij datgene vandaan waarmee hij nu alle mensen tegen U heeft opgeruid zodat zij U verachten en als het mogelijk zou zijn Uzelf met al Uw werken willen vernietigen? O zeg me, wie is Satans schepper en werkmeester?!'
Hoofdstuk 339: De uitnodiging van de Heer aan Mahal. Mahals dwaze tegenvragen en de wijze en zachtmoedige antwoorden van de Heer over dood en onsterfelijkheid. Mahals vraag naar de oorsprong van Satan en zijn fundamentele boosheid en het duidelijke antwoord van de heilige Vader. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] God Zelf heeft de bergen op de aarde geplaatst en geordend voor een duizendvoudig nut en heeft onder de bergen grote en diepe waterbekkens gegraven waarin zich honderd maal meer water bevindt dan in de zeeën van het aardoppervlak. En deze ondergrondse wateren zijn als het ware het bloed van de aarde dat door de brede kanalen van de aarde stroomt, en grotendeels de steeds gelijke beweging van de aarde bewerkstelligt en zodoende haar innerlijke organische leven volgens de ordening van de Heer; want ook het lichaam van een planeet moet een leven hebben, wil het een drager en voeder voor het leven kunnen zijn.
Hoofdstuk 342: Waltars woorden over Gods laatste poging om door Zijn engelen de mensen voor de zondvloed te waarschuwen en te redden. Mahals zending en de aftocht van de engelen naar de laagte. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] Toen hij die vond ging hij naar de derde verdieping en vond hier zijn broer Mahal die het er juist met zijn kinderen over had dat de engelen met geen woord over hem hadden gesproken, maar alles enkel aan Noach hadden opgedragen, en hij was vooral boos over het feit dat de engelen Noach wel nauwkeurige aanwijzingen hadden gegeven voor het onderhoud van de dieren, maar over de verzorging van hem en van zijn kinderen niet ook maar één woord lieten vallen!
Hoofdstuk 348: Mahals gemor en getwist tegen de engelen en God wegens zijn vermeende verwaarlozing. Agla's belerende en troostende woorden en haar plotselinge heengaan door de engel Waltar. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] Maar als je jezelf door een innerlijke woede wilt uitsluiten, denk je dan dat de Heer je er bij je haren in zal slepen?! O, verander je dwaasheid en stel het geduld van de Heer niet steeds opnieuw op de proef, dan zul je hier in de ark ook spoedig een cel voor jezelf vinden!'
Hoofdstuk 349: Noachs vermanende woorden aan de morrende Mahal. De bouw van de kleine ark voor Mahal en de zijnen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] En zie, daaruit bestaat de nood van mijn hart; en ik wil daarom niets doen en wil wachten op het uitdrukkelijke woord van de Heer! Wanneer Hij duidelijk met mij zal spreken, zal ik ook duidelijk volgens Zijn woord handelen! Maar dwingen tot iets wil ik de Heer noch door een bede noch door een offer; eerder wil ik te gronde gaan dan de Heer in Zijn vrijheid van handelen aan mij beïnvloeden!
Hoofdstuk 350: Noach draagt de kleine ark aan Mahal over. Mahals koppige eis aan de Heer. De drie kinderen van Mahal werden door het vuur van Gods toorn weggenomen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Daarop stond Mahal op en trok met zijn drie kinderen verder het bos in en wachtte daar op het woord van de Heer.
Hoofdstuk 350: Noach draagt de kleine ark aan Mahal over. Mahals koppige eis aan de Heer. De drie kinderen van Mahal werden door het vuur van Gods toorn weggenomen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Zolang ik bij U in de hemel van Noach was, had ik ook geen pijn, en ik kon rechtvaardig zijn voor Uw aangezicht, o Heer, op ieder tijdstip en ik kon U altijd loven, roemen en prijzen; maar omdat U mij naar de hel liet gaan, werd ik vervuld van innerlijke woede en pijn, en ik moest in een strijd tegen U geraken! Nu ben ik echter weer zonder pijn; daarom kan ik U nu ook weer roemen, loven en prijzen!
Hoofdstuk 351: Mahals vlucht naar een hoge rots en naar Adams grot. Mahals zelfgesprek. Het genadige woord van de Heer tot Mahal. Het aanbreken van de duisternis en Mahals ronddwalen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[10] Na deze woorden van Mahal klonk als een echo uit de innerlijke ruimten van de grot: 'Mahal, Ik heb Mijn toorn tegen jou getemperd omdat jij je boosheid hebt getemperd terwijl Ik je geweldige slagen gaf vanwege je hardheid ten aanzien van Mij; maar toch moet je op aarde voor je eerdere veelvuldige dwaasheid boeten tot Ik je zal aannemen, - want jouw wandaad tegen Mij was groot!
Hoofdstuk 351: Mahals vlucht naar een hoge rots en naar Adams grot. Mahals zelfgesprek. Het genadige woord van de Heer tot Mahal. Het aanbreken van de duisternis en Mahals ronddwalen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[1] Reeds het woord `vloed' duidt op een uitstromen van het water over de aarde vanuit Hanoch, en beslist geen algemeen stilstaand water over de gehele aarde.
Hoofdstuk 359: Meer over de zondvloed. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[17] Maar toch wachtte hij tot de 27ste februari op het woord van de Heer.
Hoofdstuk 360: Duur en het verloop van de vloed. De ark op de berg Ararat. De duif met het olijfblad. De opening van het dak van de ark op nieuwjaarsdag. Noachs vertrek uit de ark. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] De belangrijkste, in de jaren van zijn roeping (1840-1864) door middel van innerlijke dictaat ontvangen werken zijn: Het Grote Johannes Evangelie, De Huishouding van God, De jeugd van Jezus, Aarde en Maan, De natuurlijke zon, De geestelijke zon, Bisschop Martinus en Van de hel tot de hemel. Van de Nieuwe Openbaring wordt gezegd dat deze de Bijbel niet overbodig maakt, maar daarvan de 'ontsluiering' is.
Hoofdstuk 0: Voorwoord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Om van het geheel een zo goed mogelijk begrip te krijgen, moet eerst worden opgemerkt dat het geestelijke datgene is wat het meest innerlijke en tegelijkertijd ook het allesdoordringende en bijgevolg het alleen werkzame en bepalende is.
Hoofdstuk 1: De geestelijke zon - een genadevonk van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Neem bijvoorbeeld een vrucht. Wat is daarin eigenlijk het meest innerlijke? Niets anders dan de geestelijke kracht in de kiem. Wat is dan de vrucht zelf, die er met al haar bestanddelen voor de bescherming en het behoud van de binnenste kiem is? Ze is in wezen weer niets anders dan het door de kracht van de kiem doordrongen uiterlijke orgaan, dat in al zijn delen weldadig inwerkt op de aanwezige kiem.
Hoofdstuk 1: De geestelijke zon - een genadevonk van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211  ...