Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 201 van 373

...  189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214  ...
[6] [6] Je vraagt Mij hoe het er uitzag met de wond in Mijn zij, die Ik moet hebben vergeten, omdat Ik daarvan geen melding heb gemaakt? Maak je daar maar geen zorgen over, want deze verwonding is Mij pas toegebracht toen Ik op aarde was overleden en was slechts de willekeurige handeling van een barmhartige soldaat, die dacht dat Ik misschien alleen maar in dodelijke onmacht verkeerde. Hij wilde dat Ik daardoor eerder uit Mijn vreselijk lijden werd verlost. En Hem viel daardoor ook de genade ten deel dat op hetzelfde ogenbik, waarop zijn speer Mijn hart doorstak, zijn hart door een onnoemelijke pijn werd aangegrepen, en hij begreep wiens hart hij daar doorstoken had.
Hoofdstuk 4: Het heengaan en de kruisafneming - Antonie Grossheim - Antonie Grossheim: De zeven woorden van Jezus Christus aan het kruis
[52] Hieruit blijkt dat als de vorst van deze wereld een mensenziel aan zijn greep ziet ontsnappen, hij alles in het werk stelt om dat alsnog te verijdelen. Hij grijpt hem dan aan in zijn fundamentele zekerheden, zijn menselijk bestaan, ja, zijn menselijk wézen -als homo sapiens -met vrije wil! De Heer licht dit nog toe met deze heerlijke woorden: 'Weet Ge, Abgarus, omdat Ge Mij bemint, daarom is U dit leed overkomen. Maar Uw liefde, die in plaats van zwakker sterker werd, heeft over Satan gezegevierd, zodat Ge nu voortaan voor altijd tegen dergelijke helse overlast gevrijwaard bent.' Hier zien we dus dat de Heer Zijn en onze vijand voor degenen, die Hem in hun uiterste beproevingen ook nog trouw blijven, aan banden legt zodra Hij daartoe de tijd rijp acht, met andere woorden, zodra de heer ziet dat Satans benauwende macht in een geval overbodig is geworden. Hierna zien we dat Abgarus een definitief einde maakt aan al zijn wereldse pretenties, zodat er in zijn hart geen plaats meer overblijft voor iets anders dan de Heer en Diens belangen. Hij drukt dan ook zijn dankbaarheid uit in deze uitroep: '0 mijn God, o mijn Heer, o Gij, enige bezitter van mijn hart en summum van mijn gedachten !'
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[49] Niettemin bevat de zesde brief van Abgarus weer een noodkreet: Tien dagen geleden heeft hier een aardbeving plaatsgevonden, die naar het aanvankelijk scheen praktisch geen schade had aangericht, maar na enkele dagen werd het water bij ons troebel. Iedereen die dit water dronk kreeg hoofdpijn en werd vervolgens geestelijk gestoord, geheel in de war. Er was tot dusverre echter geen kruid tegen gewassen! Daarom smeek ik U Heer in alle nederigheid en met wroeging in mijn hart, dat U mijn volk uit deze nood wilt helpen en redden. Abgarus blijkt nu niet te zijn teleurgesteld, niet geïrriteerd, dat hem na al zijn volgzaamheid! -nu dit ook nog moet overkomen, neen, hij smeekt 'in alle nederigheid en wroeging des harten'! En dat terwijl hij 'weet dat alle machten -zowel goede als kwade! -aan U onderworpen zijn, en op Uw wenk moeten verdwijnen.'
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[39] Ook in dit, schijnbaar ondergeschikte feit ligt een diepe les voor ons opgesloten, die zeer toepasselijk schijnt: Zijn wij namelijk eenmaal zo ver gevorderd, dat wij in onwrikbaar geloof en een vurig brandende liefde voor de Heer alle aardse goederen bereid zijn prijs te geven -ook wat ons het meest dierbaar is, als wij ons werkelijk volledig ontledigen van hun betekenis voor ons -dan komt de Heer Zélf, Die zich tot dan toe via Zijn engelen en engelbewaarders met ons verstond, in Eigen Persoon met ons in de binnenkamer van ons hart met ons spreken, niet langer in een moeilijke bijbeltaal, maar in onze eigen taal, in de spreektaal van ons hart! Voor Abgarus was het Grieks de voertaal.
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[27] Aan het einde van Zijn tweede brief gaat de Heer dan ook verder met Zijn Heilsleer door aan Zijn leergierige leerling mededeling te doen van de aankomst van een vreemde arme zwervende jongeling, die opname behoeft: 'Neem deze jongeman op en wees goed voor hem, daarmede zult Ge Mijn Hart verheugen!'
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[25] In de tweede brief van Abgarus -die met de noodkreet om zijn zoon -zien we deze leergierige discipel in de eeuwige liefde reeds gevorderd tot de eerstvolgende trede, namelijk die van de liefde voor zijn zoon en troonopvolger, die hem het naast aan het hart ligt. Deze liefde voor de eigen natuurlijke kinderen is reeds een vorm van naastenliefde, waardoor onze hemelse Vader ons mensen en ook reeds de dieren van de bezielde hogere categorieën van het dierenrijk -leert af te zien van zichzelf, en hun denken en streven liefhebbend te richten op andere wezens, in dit geval dus op hun kinderen, respectievelijk op hun jongen.
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[21] Bij die welwillende, offervaardige zoon van Abgarus ging de Heer met Zijn onderwijs in het geloof en in de liefde overigens in diezelfde brief nog een stap verder, door namelijk aan hem aan het slot ervan te doen schrijven: 'Een dezer dagen zal er in Uw stad een arme jongeman aankomen. Neem die op, je zult daarmee Mijn Hart verheugen! En wees goed voor hem, omdat Ik Uw zoon zo'n grote genade bewijs, doordat Ik hem vanwege zijn Liefde daarheen laat gaan, waarheen ook Ik zal gaan, nadat Ik aan het kruis omhoog zal zijn geheven.'
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[18] Dit verlies is dus weliswaar volgens de vergankelijke normen van deze wereld het meest kostbare en dierbare, maar beoordeeld naar onvergankelijke geestelijke normen, is de winst in Gods eeuwige Rijk duizendvoudig! Wie van ons heeft dit immers niet óók reeds lang ervaren?! Ja, altijd is het zo dat, wanneer wij ons hart volledig richten op God en Zijn onzichtbare Rijk, wij geoordeeld naar wereldse en lijfelijke maatstaven -zullen verliezen; het is immers onmogelijk twee heren tegelijk te dienen! We kunnen niét tegelijk vastgeklampt blijven aan het tijdelijke en vergankelijke als we het eeuwige en onvergankelijke willen veroveren!
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[9] Het is geenszins uit te sluiten dat zich een dergelijke reactie aanvankelijk ook aan Abgarus heeft opgedrongen. Maar door zijn lijden zal de ziel van Abgarus voldoende innerlijk gericht zijn geweest, en dus geneigd om te luisteren naar de goddelijke Stem in zijn hart, Die hem des Heren antwoord vol medeleven in het juiste Licht deed zien, en Die zijn vertrouwen versterkte in het geloof dat hij een beproeving moest ondergaan.
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[5] Voor degenen echter, die in Mijn hart zijn geborgen zal Ik de hemelpoort wijd openen, zo dat zij het zelf kunnen zien!
Hoofdstuk 14: Laatste antwoord van Jezus - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[10] Maar Heer, omdat ik U te goed ken, en omdat ik best weet dat U geen menselijke raadnodig hebt, houd ik het erop dat U zult doen wat U het beste dunkt. Hetgeen niet wegneemt dat ik het als mens heb beschouwd als een van de eerste plichten die mij te doen staan: U deze zaak nauwgezet uit de doeken te doen; mede nog uit dankbaarheid -uit het diepst van mijn hart -voor de genade, die U mij en mijn volk hebt bewezen.
Hoofdstuk 13: Zevende brief van Abgarus aan Jezus (negen weken na ontvangst van de zesde antwoordbrief geschreven, en vijf dagen voor Diens intocht in Jeruzalem in het bezit van de Heer gekomen) - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[6] Wat voor een soort van heilig geloof moet dat van Abgarus dus wel geweest zijn, waar de Heer hem op grond daarvan zo'n heerlijk vooruitzicht, zo'n verrukkelijke garantie heeft kunnen geven ? Het kan beslist niet iets zijn geweest van lichtvaardige goedgelovigheid, want Abgarus is over de joodse Heiland en over Diens wonderen, vaardigheden en intenties, daarvoor veel te goed geïnformeerd geweest namelijk door zijn gezanten. Maar ook was het beslist niet zo maar een rationeel geloven zonder meer, een op redelijkheidsbasis voor waar aannemen, neen: deze vorst had zich door zijn innerlijke goddelijke inspiratie laten voorlichten 'dat deze goede en machtige heiland een god of zoon van een god móest zijn,' en door zijn gelovig erkennen van Hem gevoelde hij in zijn hart een allerhevigst verlangen naar Hem. Dus niet alleen maar geloof vanuit het verstand, maar tevens uit het hart had hij getoond! Alleen onder verwijzing daarnaar was het dat Jezus kon antwoorden: 'Zalig zijt gij Abgarus, omdat Ge geloof toont!'
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[3] En ik kan mijzelf -zij het ook uiterst moeizaam -wel enigszins indenken dat het allemaal zo gebeuren moet, maar Gij, o Heer, Gij zult ongetwijfeld beter dan ik -die maar een zwak mens ben -begrijpen dat mijn hart, dat U nu boven alles liefheeft, en dat alles slechts van de menselijke kant kan bezien, daartegen in opstand komt, desondanks.
Hoofdstuk 13: Zevende brief van Abgarus aan Jezus (negen weken na ontvangst van de zesde antwoordbrief geschreven, en vijf dagen voor Diens intocht in Jeruzalem in het bezit van de Heer gekomen) - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[10] Eens heb je van Mij bedongen alleen het menselijk lichaam op de proef te mogen stellen; en Ik heb je dat toegestaan zoals in het geval Job. Maar wat doe je nu toch met Mijn aarde?! Als je de moed daartoe hebt, val Mij dan aan! Maar laat de mensen die Mij in het hart dragen en Mijn aarde met rust tot aan de tijd, die Ik jou eens -als laatste bevrijdingskans -zal toestaan!
Hoofdstuk 11: Zesde brief van Abgarus aan Jezus (tien weken later geschreven) - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[3] Het is dan ook aan U alleen, dat ik mijn momentele bijzondere zorgen vanwege mijn staat kan voorleggen, en dat ik U tevens uit het diepst van mijn hart wil smeken om die heel bijzondere nood genadiglijk af te weren.
Hoofdstuk 11: Zesde brief van Abgarus aan Jezus (tien weken later geschreven) - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
...  189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214  ...