Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 201 van 1112

...  189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214  ...
[12] Maar het plantenleven moet in tweede instantie een aantal diensten aanvaarden en verrichten die reeds meer gecompliceerd zijn. De diensten van het water zijn nog heel eenvoudig, terwijl de diensten van de planten voor de verdere bevordering van het leven reeds bij het bekijken van de eenvoudigste plant al erg ingewikkeld blijken te zijn.
Hoofdstuk 94: De ontwikkeling van het ziele-leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Het dienen oefent en bevordert de deemoed het meest. Hoe ondergeschikter een dienst vaak lijkt, des te geschikter is deze voor de ware ontwikkeling van het leven. Deemoed op zich is niets anders dan het zich steeds meer en sterker verdichten van het leven in zichzelf, terwijl hoogmoed het aannemen van een steeds lossere vorm is en het zich eindeloos ver naar alle kanten verstrooien en tenslotte een vrijwel geheel verliezen van het leven is, hetgeen wij de tweede of geestelijke dood zullen noemen.
Hoofdstuk 95: Het doel van het dienen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Bij hoogmoed is aan al het dienen een eind gekomen en zodoende ook aan alle verdere vorming en ontwikkeling van het leven. Als van het trotse heersen over anderen de ontwikkeling van het leven zou afhangen, dan zou door Mij zeker zo'n regeling getroffen zijn dat ieder mens een onbeperkt recht zou hebben om te heersen; maar omdat dat ingaat tegen Mijn eeuwige orde, moet ieder mens en iedere engel er zich naar voegen om te dienen en uiteindelijk juist in het eeuwige, steeds meer en veelomvattender dienen het grootste geluk en de grootste zaligheid te vinden.
Hoofdstuk 95: Het doel van het dienen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Zonder dienen bestaat er dan eigenlijk helemaal geen leven, geen duurzaamheid daarvan, geen geluk, geen gelukzaligheid en geen liefde, geen wijsheid en geen levensgeluk, noch hier noch aan gene zijde; en wie zich een hemel voorstelt waar ieder dienen ontbreekt en die volluiheid en vol nodeloze braspartijen is, die vergist zich geweldig!
Hoofdstuk 95: Het doel van het dienen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De bestemming van al Mijn kinderen is, dat zij zich hier op aarde voortdurend zullen oefenen in de toekomstige grote werken in Mijn hemelen; want daar zal alles enkel en alleen door de liefde gedaan worden en iedere wijsheid die niet voortkomt uit het vlammenlicht van de liefde, zal in Mijn hemelen nooit of te nimmer opgenomen worden en daarom ook niets te doen krijgen!"
Hoofdstuk 97: Het juiste beoefenen van de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "Toen Ik in het eerste begin de geesten als Mijn rijp geworden ideeën uit Mij naar buiten bracht en deze zodanig met Mijn kracht vervulde dat zij zelf begonnen te denken en te willen, moesten hun ook voorschriften gegeven worden volgens welke zij moesten denken, willen en tenslotte handelen. Samen met deze meegedeelde en gegeven regels moest echter ook de prikkel om zich niet aan deze regel te houden in deze eerste wezens gelegd worden, omdat zij anders nooit op een of andere wijze hun wil hadden kunnen gebruiken. De in hen gelegde prikkel veroorzaakte in hen pas een echt levensgevoel ten gevolge waarvan zij besluiten begonnen te nemen, te kiezen, vast te willen en te handelen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Geloof vooral niet dat een wereld, ook al is die slechts zo klein als deze aarde, van vandaag op morgen geschapen en in één keer bevolkt kan worden! Daarvoor zijn naar jullie begrippen onvoorstelbaar vele myriaden aardse jaren nodig. Hoe onvoorstelbaar lang naar jullie begrippen duurt het alleen al tot een wereld rijp wordt voor het ontstaan van een mens! Hoeveel planten en diersoorten moeten eerst de bodem van de aarde door hun gisting en ontbinding bemest hebben voor zich op haar bodem en in het afval van haar planten en dierenwereld die humus heeft gevormd, waaruit een eerste krachtige ziel haar lichaam kon vormen en dit volgens de goddelijke orde zo kon inrichten, dat het dienstig voor die ziel moest worden en in staat zou zijn om daarna gelijksoortige nakomelingen voort te brengen. Daardoor hebben volgroeide en vrije, maar nog onlichamelijke zielen geen eeuwen meer nodig om zich uit de dampen een lichaam te verzamelen, maar zij konden dit toen langs een veel kortere weg, in een reeds met al het daarvoor nodige volmaakt toegeruste moederlichaam verwekken.
Hoofdstuk 96: Inzage in de scheppingsgeheimen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Kijk, voor dat alles is veel tijd en veel wijsheid, veel geduld en een oneindige kracht nodig! Maar omdat jullie en Ik nog minder, nooit op zullen houden met denken en ideeën vormen, gaat het scheppen ook eeuwig door; want inhoudsloos denken kan Ik niet en kunnen ook jullie niet! Als de gedachte echter eenmaal als een iets gevoeld wordt, moet zij als vorm aanwezig zijn; en bestaat zij eenmaal als vorm, dan is zij ook al geestelijk omhuld en bevindt zij zich als voorwerp, dat in staat is licht op te nemen, voor ons, omdat wij het anders niet als een vormgegeven iets zouden kunnen waarnemen. Zolang Ik Zelf dus zal denken en ideeën vormen en jullie uit Mij, zolang zal het scheppen ook onmogelijk op kunnen houden. Aan ruimte zal het de oneindigheid eeuwig niet mankeren en daarom zullen wij nooit last krijgen van verveling door gebrek aan werkzaamheid.
Hoofdstuk 96: Inzage in de scheppingsgeheimen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Waar echter veel te doen is, zijn ook veel diensten, afhankelijk van de graad van het dienend vermogen van degenen die een dienst krijgen toegewezen. Wie zich in Mijn orde veel eigenschappen heeft verworven, zal ook veel opgedragen krijgen; wie maar zeer weinig eigenschappenheeft verworven, zal ook slechts zeer weinig opgedragen worden. Wie echter helemaal geen kundigheden verwerven zal, zal in het hiernamaals zeker zó lang in volkomen duisternis moeten smachten en gebrek leiden, tot hij zich door zijn innerlijke, vrije en zelfstandige inspanningen zover heeft ontwikkel, dat hij in staat is om de een of andere heel eenvoudige dienst te vervullen. Doet hij het minste werk goed, dan zal hij wel een belangrijker werk te doen krijgen; voldoet hij echter slecht, dan zal hij weldra ook dat verliezen wat hij zich met zijn toch al zo geringe capaciteiten heel gemakkelijk had kunnen verwerven.
Hoofdstuk 96: Inzage in de scheppingsgeheimen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Kijk maar eens hier naar vriend Ebahl uit Genezareth! Die heeft sinds hij waard is, duizenden armen uit de eigen streek, maar ook wildvreemden, onderdak gegeven, en nooit met tegenzin of met een soort bezorgdheid voor de zijnen, -en toch is zijn bezit niet verminderd! Integendeel, hij bezit nu zoveel en zulke grote aardse schatten dat hij zich daarvoor een groot koninkrijk zou kunnen kopen; maar hij hecht alleen maar waarde aan al deze schatten omdat hij daardoor beter in de gelegenheid is nog meer armen krachtig te kunnen ondersteunen. Hij denkt niet aan zijn hele hebben en houden en voor zijn kinderen vindt hij het alleen belangrijk dat zij allen in de kennis van de enige en ware God sterk en krachtig worden; in plaats daarvan zorg Ik dan voor al het andere in zijn huishouden, en Ik sta er voor in dat zijn huis nooit aan iets gebrek zal lijden!
Hoofdstuk 97: Het juiste beoefenen van de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Jullie zullen weliswaar zeggen: "'Als men iemand die in nood zit geld tegen rente uitleent, dan is dat toch ook een goede daad; de lener heeft zich daardoor uit de nood gered, is een rijk man geworden en kan dan immers heel gemakkelijk kapitaal en rente teruggeven! Want de geldschieter heeft toch het risico gelopen om zijn geld, in geval van een ongunstige speculatie, te verliezen! Maar als de lener er voordeel van genoten heeft dan kan toch geen God met al Zijn wijsheid er op tegen zijn als hij, de lener, aan de geldschieter het kapitaal inclusief de afgesproken rente terugbetaalt! Want de geldschieter is ten eerste ook een mens ten opzichte van wie een ander .dezelfde verplichtingen heeft als hij tegenover hem, en ten tweede kan het uitgeleende geld immers het hele bezit van de geldgever uitmaken, waarvan hij moet leven zoals de landman van zijn grond en bodem! .Als de geldgever zich echter het geleende geld, evenals de rente daarover, met terug laat betalen, waar moet hij dan van leven? Of heeft de lener ook maar in de verste verte het recht om te verlangen het geleende geld te houden, terwijl hij daarmee toch heel veel verdiend heeft en goed weten kan en moet dat het het enige bezit van de vriendelijke geldgever is?!
Hoofdstuk 98: Het geven van geldelijke hulp. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als men dat beseft is het uiteindelijk gemakkelijk te begrijpen dat reeds bij de eerstgeschapen geesten een bepaald soort onkruid zichtbaar moest worden, omdat de prikkel heel veel van de eerste geesten van de regels deed afwijken en zij, omdat zij zich steeds krachtiger tegen de regels gingen verzetten, tenslotte moesten verharden en op die manier de oorzaak werden voor het scheppen van de materiële werelden.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Het geestelijke kan echter ondanks alle nog zo harde en grove omhulling nooit zelf volkomen materie worden, maar leeft voort en bestaat in de materie, van welke aard die ook is. Als de materie erg hard is, dan is het geestelijke leven daarin ook erg aan banden gelegd en het kan zich niet op de een of andere wijze verder uiten en ontplooien als er van buiten af geen hulp wordt gegeven.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] In het harde gesteente kan het leven zich pas dan uiten als de steen in de loop van lange tijden door regen, sneeuw, dauw, hagel, bliksem en nog andere elementen week en steeds brozer en brozer wordt. Daardoor ontsnapt dan enig leven als ether in de lucht en een deel vormt een nieuwe en lichtere omhulling voor zichzelf, eerst in de vorm van tere schimmels en vervolgens als mosplanten; maar op de duur verzamelt het vrijere leven zich omdat het ontevreden is met deze omhulling en het maakt weldra een nieuwe omhulling, waarin het zich vrijer en zelfstandiger kan bewegen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Het net is een noodzakelijk middel om vissen te vangen, maar wie zal het in het water dompelen om er geen vis mee te vangen, maar het net als zodanig er weer uit halen, dit dan op het vuur roosteren en als voedsel gebruiken?! Het net is daarom alleen maar nodig voor het vangen van de vissen; en als men daarmee de vissen uit het water heeft gehaald en deze in de voorraadkamer heeft gebracht, legt men het net weg en men gebruikt datgene, wat men ermee verkregen heeft.
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214  ...