Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 202 van 1088

...  190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215  ...
[21] Meteen vormden alle aanwezige Moren een halve kring om een groot struikgewas, dat echter sinds lang helemaal verdord was, en zij strekten hun handen en vingers straalvormig naar het dorre struikgewas uit. Binnen enkele ogenblikken begon het struikgewas te roken; de rook werd sterker en sterker en opeens sloegen er knetterend laaiende vlammen uit. Toen echter uit het hele struikgewas de vlammen behoorlijk hoog oplaaiden, gingen alle Moren in een gesloten kring met hun gezichten naar de grond om het vuur liggen en binnen een ogenblik doofde het vuur dermate, dat men van het struikgewas dat voor de helft was afgebrand, nog geen glimmend vonkje meer kon ontdekken.
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[22] Daarop kwamen de Moren terug en vroegen Mij of zij hun werk goed gedaan hadden. En Ik prees hun werk. Zij wilden nu direkt onderricht van Mij krijgen, maar Ik beduidde hun nog wat te wachten, omdat Ik nu hun handelingen aan de blanken moest uitleggen. Daar waren de Moren het mee eens en wij gingen weer naar onze tafels.
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Toen Ik met Mijn leerlingen, Romeinen en Grieken weer aan Mijn reeds gebruikelijke tafel plaats nam, kwam de aanvoerder naar Mij toe en vroeg Mij of hij met een paar van zijn metgezellen ook aanwezig mocht zijn bij Mijn uitleg.
Hoofdstuk 214: De zelfkennis van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] De in het gemoed volmaakte ziel is persoonlijk weliswaar ook in de volmaakte mensenvorm in het lichaam aanwezig, maar haar sensibiliteit voelen en willen straalt, net als de lichtstralen uit en van de zon, naar alle denkbare kanten ver en volwerkzaamheid naar buiten. Hoe dichter bij de ziel, des te intensiever en werkzamer is ook de voortdurende stroom van het denken voelen en willen.
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De sfeer van het uitstralende licht van de zon, waarin zich deze aarde, de maan en nog een heel groot aantal veelsoortige, andere hemellichamen bevinden, is in zekere zin de uitstralende levenssfeer van de zon, waardoor alles wat zich binnen haar bereik bevindt, gewekt wordt tot een bepaald natuurlijk leven. Alles moet zich daarbij meer of minder voegen naar de orde van de zon, en die is dan wetgever en heerser over alle andere hemellichamen die zich waar dan ook binnen het bereik van haar uitstralende licht bevinden.
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Zo'n ziel bestaat geheel uit licht en warmte en straalt naar alle kanten ver uit, en deze uitstraling vormt dan voortdurend haar krachtige, uitstralende levenssfeer. Zoals echter in de uitstralende levenssfeer van de zon het Mijn wil is die overal wonderbaarlijk tot uitdrukking komt en die geen macht kan weerstaan, evenzo komt de wil van een volmaakte, onbedorven ziel, die -omdat zij zich in Mijn orde bevindt - ook Mijn wil is, op wonderbare wijze tot uitdrukking.
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Dat alles zou de uitwerking en het gevolg zijn van een grote of zelfs zeer grote wanorde in het wezen van de zon. Zij zou geen heer en wetgever meer zijn voor de vele andere, kleinere, haar omcirkelende hemellichamen. Deze zouden, zoals gezegd, weldra zelf in een verschrikkelijke wanorde geraken en zich direkt afkeren van de zon omdat deze zelf zo 'n enorme val heeft gemaakt. De zon zou dit niet kunnen verhinderen, omdat zij naar buiten toe helemaal geen uitstralende levenskracht zou hebben om de vrijgekomen zwaartekracht van de planeten hetzij tegen te houden of op z 'n minst te matigen.
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De planten en nog meer de dieren zijn niets anders dan voorlopige vaten, die naar Mijn wijsheid en inzicht geschikt zijn om achtereenvolgens gebruikt te worden voor de verzameling, vorming en samenvoeging van de -zeg maar algemene levenskracht van de natuurzielen uit de onmetelijke scheppingsruimte, waaruit ook jullie zielen -oorspronkelijk gevormd op deze of ook op een andere aardse wereld, wat vrijwel hetzelfde is, -afkomstig zijn. Deze dierenzielen voelen de uitstraling van een geordende mensenziel en de daaruit gevormde sfeer van uitstralend levenslicht en uitstralende levenswarmte.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] In deze volmaakte, uitstralende levenssfeer ontwikkelen de dieren zich zoals de planeten in het licht en de warmte van de zon, en geen enkele dierenziel kan zich tegen de wil van een volmaakte mensenziel verzetten, maar hij cirkelt er bescheiden omheen als een planeet om de zon en ontwikkelt zich in dit geestelijke licht en de warmte daarvan voortreffelijk voor een volgende overgang naar een hoger niveau.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Om dat nog beter in de praktijk te zien, hoeven wij alleen maar enkele huisdieren en hun bezitters aan een nadere beschouwing te onderwerpen! Luister! Laten wij eens naar een hardvochtige en trotse bezitter gaan en geestelijk al zijn huisdieren bekijken! Zijn waakhonden zijn kwaadaardiger en wilder dan de wolven uit het bos, zijn runderen zijn schuw en vaak zo gevaarlijk wild dat je er van schrikt. Zijn schapen en geiten vluchten weg voor alles wat op een mens lijkt en laten zich moeilijk vangen. Het is niet raadzaam om bij zijn varkens te komen, die hij houdt om vet te mesten, want die zijn zo woest en wild dat ze je zouden doden. De kippen en de andere gevleugelde huisdieren zijn eveneens schuw en laten zich moeilijk vangen. Ook met zijn ezels, paarden, kamelen en trekossen kun je niet erg vriendschappelijk omgaan, want van enige dressuur is vrijwel geen sprake. Alleen door voortdurend wild geschreeuw en gevloek en door voortdurend slaan, stoten en steken kunnen zij voor de voor hen bestemde trekarbeid gebruikt worden, en vaak gebeuren er bijna ongelukken!
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar laten we nu eens naar een echt oud patriarchale, goede en wijze eigenaar van vele, grote kudden gaan en zijn huisdieren observeren! Wat een nauwelijks te geloven verschil! Runderen noch schapen lopen bij hun goede herder weg! Als hij roept, komen zij zo vlug mogelijk naar hem toe, omringen hem en luisteren letterlijk met zichtbare aandacht of hij hun iets te zeggen heeft! En doet hij dat, dan gehoorzamen zij en voegen zich wonderlijk naar de wil van de goede herder aan wiens zielelicht zij zich nu weer gesterkt hebben.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] De kameel begrijpt de minste wenk van zijn goede leider en het moedige paard wordt niet schuw onder het zadel van zijn berijder. Kort en goed, alle huisdieren van een milde en goede heer zijn zacht en meegaand, en luisteren naar de stem van hun hoeders en hun heer, en men ontdekt bij alle dieren even gemakkelijk een zekere zachtmoedigheid, als men op het eerste gezicht al aan edele bomen ziet, dat zij edele vruchten dragen; want daarvan zijn de stam, de takken en het loof heel zacht afgerond, glad en zonder scherpe punten en stekels, en de vrucht heeft een lieflijke smaak.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] De oorzaak van dit alles zijn, zoals gezegd, een of meer gezonde, onbedorven zielen, die uit hun lichte wezen naar buiten een geestelijke lichtsfeer uitstralen die al datgene bevat wat de ziel als levenselement in zich heeft, zoals liefde, geloof, vertrouwen, kennis, wil en welslagen."
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Deze Moren leverden hier nogmaals het sprekendste bewijs ervan dat het zo is en niet anders kan zijn, en de zon levert dagelijks in iedere plant en in ieder dier toch een nog veel tastbaarder bewijs van de kracht en de werking die in haar wijd verspreide, uitstralende levenssfeer ligt.
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Dit alles moet de verkeerd opgevoede, wereldse, verstandelijke mens wel als een sprookje voorkomen, en hij ziet daarin alleen maar verdichtsels van een verhitte fantasie, wat hem allemaal reine onzin dunkt. Naar zijn mening zijn het pure onzinnigheden, waarvan hij denkt dat het onmogelijk zo kan gebeuren omdat het voor hem natuurlijk onmogelijk is zoiets te doen, en dat moet hem ook om heel wijze en noodzakelijke redenen onmogelijk zijn. Want wie kan er zonder handen handenarbeid verrichten en wie zou er zonder voeten kunnen lopen?!
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215  ...