Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 202 van 1112

...  190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215  ...
[4] Als echter bij degene die geld kan uitlenen, een zeer arme man komt, van wie niet te verwachten is dat hij van een grotere geleende som gunstig en voordelig gebruik zou kunnen of willen maken, dan is wat Mij betreft geen mens verplicht aan zo'n arme het door hem gevraagde geld te lenen, omdat hij op deze wijze moedwillig zijn geld, zonder dat het iemand werkelijk tot nut is geweest, in zekere zin weggegooid zou hebben en die de geldlener slechts in een situatie gebracht zou hebben waardoor deze geneigd zou zijn zich aan allerlei overbodige uitspattingen over te geven, waar hij afhankelijk van zijn aard dan ook aan toe zou moeten geven. Zo'n handelwijze zou daarom met bijzonder goed, maar veel eerder, hoewel niet bepaald slecht, toch.erg dom te noemen zijn, -hetgeen noch Mijn liefde en nog minder Mijn wijsheid zou kunnen bevallen.
Hoofdstuk 98: Het geven van geldelijke hulp. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Een duivels hart verheft zijn meerdere precies om dezelfde reden, als waarom aan de oever van de zee een zekere soort gieren dat met de schildpadden doet. Zo'n gedienstige gier ziet een schildpad in een poel rondwaden. De schildpad doet pogingen aan land te komen om kruiden te zoeken en zijn honger. te stillen. De op vlees beluste gier helpt hem, tilt hem eerst uit de poel en zet hem op het droge, kruidenrijke land. Daar begint de schildpad zich weldra bezig te houden met het zoeken van de kruiden die hij nodig heeft. De gier kijkt een poosje toe en probeert slechts heel voorzichtig hoe hard het schild wel is. Maar omdat zijn scherpe snavel geen stuk vlees uit het schild kan trekken, Iaat hij de arme schildpad net zolang rustig grazen tot deze minder bang en vrijmoediger haar kop vanonder het schild uitsteekt, belust op de kruiden.
Hoofdstuk 99: Over het ware en het verkeerde dienen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Zodra de gier dat vertrouwen bij de schildpad bemerkt, pakt hij met zijn klauwen de weke, vlezige kop, neemt de schildpad mee hoog de lucht in en draagt hem weg naar een plaats waar hij beneden een steenachtige bodem ziet. Daar Iaat hij de zo hoog meegenomen schildpad los en dan begint haar dodelijke val. Pijlsnel neerkomend op de harde steenbodem slaat zij in stukken te pletter en de gier die zonder moeite vliegend zijn vallende offer eveneens pijlsnel begeleid heeft, is daarna vlug bij de hand en begint nu het loon van zijn eerdere dienstbetoon tot zich te nemen en daarmee zijn altijd hongerige maag vol te stoppen. -Daarmee hebben jullie een waarheidsgetrouw natuurlijk voorbeeld van duivels dienstbetoon!
Hoofdstuk 99: Over het ware en het verkeerde dienen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Wat heeft iemand aan alle inzicht en kennis, als hij die niet gebruikt maar zich vasthoudt aan vanouds gewend werelds gedrag?! Lijkt hij dan niet net zo dwaas als die man die een paleis totaal voor niets heeft gekregen om daarin met de zijnen in volkomen rust en met alle comfort te wonen?! De man is erg blij met de heerlijke en gerieflijke inrichting van het paleis, maar omdat hij van jongs af aan gewend is aan het zeer ongerieflijke wonen in zijn oude, kleine, vuile hut, blijft hij ondanks de opvatting dat het heerlijke en buitengewoon ruime paleis goed en erg doelmatig is, met de zijnen toch in de vochtige, ongezonde en ongerieflijke hut, maar klaagt daarbij onophoudelijk over de grote gebreken van zijn enge behuizing!
Hoofdstuk 100: De leer van Mozes en de leer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] En daarop antwoord Ik: 'Mijn almacht kan en mag daar niets doen, waar zich in Mijn kinderen een vrij leven moet ontplooien. Daar kan Ik Zelf iemand niet meer hulp geven dan jullie elkaar kunnen geven. Ik geef jullie de akker, de ploeg, de tarwe en Ik neem de maaiers aan; maar werken moeten jullie dan zelf! En als jullie goed werken en het je misschien ontbreekt aan de nodige kracht, dan weten jullie nu reeds dat Ik je deze altijd zal geven als jullie Mij in je hart daarom zullen vragen en je zult dan met hernieuwde kracht goed kunnen werken; maar Ik kan en mag eeuwig niet voor jullie werken! Als Ik dat zou doen, zou dat voor de vrijheid en zelfstandigheid van jullie leven geen nut hebben; want dan zouden jullie niets anders dan machines zijn, maar eeuwig geen vrije, uit zichzelf levende, denkende en handelende mensen! ,
Hoofdstuk 101: Het onkruid tussen de tarwe. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "IK zeg: "Niets gemakkelijker dan dat! Ik heb jullie al laten zien hoe ieder mens de weg van de wet moet volgen om tot vrijheid en zelfstandigheid van zijn bestaan en leven te komen. Als er echter een wet bestaat die de mens als van buiten af wordt gegeven, dan moet er toch ook een aandrang in de mens zijn om die wet liever met gemak en plezier te overtreden, ook al is het maar voor even, dan zich er heel streng aan te houden. Zo werden door Mij, voordat al het stoffelijke geschapen werd, geesten in het leven geroepen. Hoe dat plaats vond heb ik jullie al zo beschreven dat je het wel moest begrijpen; want zelf houden jullie tegenwoordig, als je iets tot stand brengt, nog geheel dezelfde volgorde aan.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Het onkruid of de prikkel tot het overtreden van de wet is daarom iets ondergeschikts en mag nooit of te nimmer hoofdzaak worden; wie het ondergeschikte tot hoofdzaak maakt, lijkt op een dwaas die zich wil verzadigen met de pot waarin goede spijzen gekookt worden, maar de spijzen wegwerpt!
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Als de zelfzucht haar doel heeft bereikt, verheft zij zich boven alles wat op haar lijkt en ziet in zekere zin dronken van geluk minachtend op alles neer; en deze minachting lijkt op de afkeer die een overvolle maag heeft voor de voor hem staande spijzen, en is dan dat wat men hoogmoed noemt. Daarin bevindt zich reeds zeer veel materie en een heel veld vol met het kwalijkste onkruid.
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "Kijk, zoals de mensen nu door eigenliefde, zelfzucht, hoogmoed en de daaruit voortvloeiende heerszucht dermate materialistisch worden dat zij zich daarvan gedurende vele duizenden jaren niet volledig zullen kunnen bevrijden, -evenzo waren er eens oorspronkelijk geschapen geesten die ook door de hun gegeven prikkel te egoïstisch, zelfzuchtig, hoogmoedig en uiteindelijk heerszuchtig werden, en het gevolg daarvan was dat zij veranderden in pure materie.
Hoofdstuk 105: Het ontstaan van de zonnestelsels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Hoe ging dat in z'n werk? Kijk, in de oercentraalzon werd voor veel grote geesten de druk te machtig! Zij ontvlamden gloeiend van toom en bevrijdden zich van de oerdruk. Zij vlogen letterlijk oneindig ver weg van hun eerste gemeenschappelijke klomp. Een tijdlang zwermden zij helemaal alleen, vrij en onschuldig, zonder enige dwang in de eindeloze ruimte rond en maakten een goede kans zonder meer opgenomen te worden in de zuiver geestelijke orde; maar omdat zij zich niet konden bevrijden van het element der eigenliefde, begonnen zij zich tenslotte ook weer tot een vaste klomp te verdichten, en zo ontstonden daaruit in alle ontelbare hulsglobes de centraalzonnen van de tweede klasse.
Hoofdstuk 105: Het ontstaan van de zonnestelsels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Zolang de nieuwe omhulling teer en week is, heeft het gevangen leven het naar de zin en verlangt niets beters. Maar de aanvankelijk heel tere omhulling wordt door de inwendige activiteit van de geesten, die nu onophoudelijk doorgaan al het stoffelijke dat druk op hen uitoefent uit de weg te ruimen, ook weer harder en grover; daarom streeft het geestelijke leven naar boven, vormt daardoor de grashalm en in het verdere verloop de boomstam en probeert zich tegen de verharding, die van onder af ontstaat en steeds groter wordt, te beschermen door het maken van steeds nauwer getrokken ringen en inkepingen. Maar omdat van deze bezigheid tenslotte toch geen ontkomen aan het algehele verstarren te verwachten is, vernauwen zij het onderste deel van de stam zoveel als maar enigszins mogelijk is en vluchten verder naar kleine takjes, vezels, bladeren haartjes en uiteindelijk naar de bloesem; maar omdat ook dat allemaal al gauw ~eer harder en harder wordt en de geesten voor het merendeel zien dat al hun moeite tevergeefs is, beginnen zij zich weldra in zekere zin te verpoppen en hun toevlucht te zoeken in omhulseltjes, waar zij heel stevig een bij hen passende, betere materie omheen doen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daardoor ontstaan dan allerlei zaden en vruchten. Maar het meest zelfzuchtige deel van het in een plant vrijer geworden leven, heeft daar met veel baat bij; want dat, wat zich opsloot in een stevige kiemomhulling, moet even vaak dezelfde weg gaan als het aantal keren dat het zaad in de vochtige en met leven verzadigde aarde komt. Het andere, meer geduldige levensdeel, dat het zich liet welgevallen om in de onderste materie als schildwacht en als drager van het actieve, vreesachtige en ongeduldige leven achter te blijven, vergaat snel en gaat al gauw in een hogere en vrijere levenssfeer over, omhult zich weliswaar nog steeds, maar gewoonlijk reeds met een bij hem passende diervorm; en van wat als vrucht door dieren en zelfs mensen verteerd werd, wordt het grovere gedeelte gebruikt voor de vorming en voeding van het lichaam, het edeler deel wordt een zenuwsterkende en tot leven wekkende geest en het edelste deel wordt substantie van de ziel."
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Als zodanig is de hoogmoed echter zeer ontevreden, omdat deze nog steeds constateert dat alles nog altijd niet zo aan hem ondergeschikt is als hij zou wensen. Hij gaat nu al zijn middelen en overige mogelijkheden na en komt tot de conclusie dat hij alles aan zich ondergeschikt zou kunnen maken als hij zich uit tactisch oogpunt voor zou doen als een vlot en vrijgevig iemand. Zo gedacht, zo geprobeerd en gedaan! Omdat er altijd meer hongerigen zijn dan mensen die voldoende te eten hebben, heeft de royaal geworden hoogmoed heel gemakkelijk spel. Weldra verzamelen alle hongerlijdende, kleine krachten zich om hem heen en laten zich ringeloren omdat ook zij nu een graantje mee kunnen pikken van de rijkdom der hoogmoed. Zij gehoorzamen de hoogmoed al gauw slaafs en vermeerderen daardoor zijn kracht, en de hoogmoed probeert nu al meteen om zeer veel of liever gezegd alles aan zichzelf dienstbaar en schatplichtig te maken. En dit onverzadigbare streven is dan datgene wat men in de ware zin van het woord de allerverderfelijkste heerszucht noemt, waarin geen liefde meer heerst.
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] In die heerszucht komt dan de hardste materie tot uitdrukking; een geheel tot graniet verharde planeet kan rekenen op een keur van alle mogelijke kwade elementen. Een bewijs dat de heerszucht en daarmee het werkelijke heersen gelijk staat met de dichtste materie, leveren de buitengewoon solide burchten en vestingen waarachter de heersers zich verschansen. Meerdere klafters dik moeten de muren zijn en bemand met sterke strijders, opdat niemand in staat zal zijn die allergrofste materie ooit te doorbreken en de heerser te belemmeren in zijn hoogmoedige rust. Wee de zwakke als hij het zou wagen slechts één steen uit de vesting van de heer wrikken; die zal weldra vermorzeld en vernietigd worden!
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Zij hebben zich in grote gemeenschappen zo ontzettend ver van elkaar gevestigd, dat die afstanden voor jullie onvoorstelbaar zijn. Iedere gemeenschap wilde niets meer van enige andere horen, zien en gewaarworden, om zich toch maar geheel te kunnen overgeven aan de eigenliefde. Door dit steeds meer opgaan in eigenliefde en zelfzucht, in de daardoor gaandeweg ontwakende hoogmoed en de absolute heerszucht schrompelden de ontelbaar vele levensvormen tenslotte volgens de wet der zwaartekracht, die zich uit de eigenliefde en de zelfzucht vanzelf had ontwikkeld, ineen tot een enorm grote klomp, -en zo ontstond de stoffelijke centrale oerzon van een hulsglobe * (*)De verzameling van een enorm groot aantal zonnengebieden, die als aparte planeten om hun zon, zich in onmetelijke, uitgestrekte banen om de oercentraalzon bewegen. (J.L)
Hoofdstuk 105: Het ontstaan van de zonnestelsels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215  ...