Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 203 van 373

...  191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216  ...
[91] Hier zul je voortaan tot in eeuwigheid wonen! En aangezien je nu al voor Emmaüs staat, dat je nu duidelijk kunt zien, keer je nu dan ook naar Mij toe en bekijk Mij, dan zul je ook Hem herkennen naar wie jij zo'n groot verlangen en liefde in je hart draagt!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[68] De boodschapper zegt: 'Beste broeder, hoe kun je daarnaar vragen? Jouw hart is volliefde voor de Heer -"'dan is de Heer Jezus, die God is van eeuwigheid, toch al in je! Wie Jezus in zijn hart heeft, moet die nog vragen ofhij genade en erbarmen van Hem mag verwachten? Ik zeg je: je bent nu al zalig en zult nooit iets merken van een gericht! Kom nu met mij mee naar jouw God, jouw liefdevolle heilige Vader, en ontvang daar wat in overvloed bereid is voor al degenen die Hem zoals jij in alle waarheid boven alles liefhebben!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[62] Maar als ik dan weer zelf in een of ander kwaad verviel, dacht ik met wroeging in het hart, wanneer ik een andere zon­daar tegenkwam: kijk, deze man, die jij als een slechte kerel beschouwt, is in Gods ogen misschien wel veel beter dan jij. Wees, o God, mij arme zondaar genadig en barmhartig, want ik voel mij nu niet eens waardig om mijn ogen naar Uw heme­len op te slaan! -En dat, vrienden, was beslist beter gedacht en meer passend dan te denken en bij zichzelf te zeggen: Heer, ik ben een zuiver mens en heb sinds mijn kinderjaren alle wet­ten in acht genomen, en daarom verwacht ik nu ook met het volste recht de beloning die U in het vooruitzicht hebt gesteld!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[54] Alleen om dit te zeggen en te vragen hebben wij het recht; al het meerdere beschouw ik feitelijk als zonde! Nu zullen jul­lie hopelijk begrijpen waarom ik geen waarde hechtte aan lita­nieën en betaalde gebeden. Maar een oprechte voorbede uit de liefde van het hart van de ene broeder voor de andere heb ik altijd erg gewaardeerd en om die reden vroeg ik het jullie ook. Maar jullie kunnen doen wat jullie willen. In alles geschiede eeuwig de allerheiligste wil van de Heer!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[64] Ik weet ook werkelijk niet wat wij als schepselen tegenover de almachtige God voor verdiensten zouden kunnen hebben die het belonen waard zouden zijn. Heeft God onze hulp ooit nodig gehad? Hebben wij God, de Heer, soms geholpen de hemelen en de aarden te scheppen -of de verlossing helpen volbrengen? Of is iemand God, die alleen heilig is, soms van dienst geweest door de voor zijn bestwil gegeven wetten in meerdere of mindere mate in acht te nemen? Ik denk dat God ook zonder ons even volmaakt God zou zijn als Hij nu is, aan­gezien wij toch alleen maar de bestemming hebben Zijn ein­deloze genade, erbarmen en liefde in ons op te nemen, en niet om Hem deze of gene eeuwig onnodige diensten te verlenen. Kijk, zo heb ik altijd gedacht en zal ik eeuwig denken, voor­opgesteld dat ik een eeuwig voortbestaan zal hebben! Om deze reden zie ik dan ook niet in waarom ik voor de boodschapper van de Heer bang zou moeten zijn, omdat ik immers geen reden kan vinden om voor de Heer Zelf bang te zijn. Ja, ik vrees de Heer ook wel, maar niet als een misdadiger, maar als een liefhebbend mens, die zich veel te zondig en onwaardig voelt om de Heer met zijn onreine hart uit al zijn kracht lief te hebben! Wat denken jullie, beste vrienden, heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[55] Innerlijk erg verblijd over deze nieuwe voortreffelijke broe­der zegt de in het wit geklede weer: 'Beste broeder, wij zien jouw ware ernst, moed en ijver ter wille van de Heer, die wer­kelijk zo vast staan als een rots. Maar vraag je hart eens of je ook voor het aangezicht van de Heer zo zou durven spreken?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[50] Het werd mij van dag tot dag duidelijker dat ik daar goed aan deed. Want ik begreep het in mijn hart en was in geest en waarheid overtuigd van alles wat ik trouw geloofde en deed ­namelijk dat de leer van Christus het zuivere en enig ware Woord van God is, waarin als enige alle heil en het eeuwige leven gezocht en gevonden kan worden!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[51] God is onveranderlijk. Zoals Hij was, zo zal Hij ook blij­ven: de ene, eindeloos volmaakte, eeuwige Geest van zuivere liefde. Hoe zou Hij de kerk van Rome gesticht kunnen heb­ben, die niets anders dan haat en vervolging, verderf, dood en hel verkondigt? 'Nee, eeuwig nee', klonk het in mij, 'wie zijn broeders oordeelt en verdoemt, is zelf geoordeeld en ver­doemd! -Maar oordeel en verdoem ook jij niemand in je hart, dan zul je ook niet geoordeeld worden!' Zo hoorde ik het, en zo handelde ik ook. Wel zag ik steeds duidelijker hoe men in Rome in de geest nog duizend keer erger met de Heer omging dan degenen die vroeger Zijn lichaam hadden gekruisigd. Toch oordeelde ik hen nooit, maar zei altijd in mijn hart: Heer, vergeef hun, want ze zijn allemaal stekeblind en weten niet wat ze doen!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[36] Onmiddellijk ziet hij naast zich drie vriendelijke mannen in witte geplooide kleding staan, die hem liefdevol begroeten en hem als broeder de hand reiken. Zalig en al zijn aardse lijden vergetend reikt hij ook hun de hand, terwijl hij zich nog recht­op zittend boven zijn aardse lichaam bevindt, en zegt: 'O beste, mij nog volkomen onbekende vrienden van de Heer Jezus Christus, wat jullie beslist zijn, in al die zeventig jaren die ik op de harde aarde heb doorgebracht, heb ik -van de menselijke kant bezien -weinig goede, maar des te meer kom­mervolle dagen beleefd, en de laatste waren wel de bitterste. Want toen regende het pijn en diepe ellende op mijn arme zondige huid. Maar aan de Heer zij alles geofferd en Hem alleen zij eeuwig alle lof en al mijn liefde daarvoor! Want hoe­wel ik werkelijk veel heb geleden, heeft het mij toch nooit ont­broken aan tijdelijke vertroostingen, die mij in mijn hart weer helemaal hebben opgericht en mij geleerd hebben alle licha­melijk uiterst bittere, afschuwelijke pijnen en wonden van mijn lichaam in naam van de Heer te verachten. En nu heb ik met de grote genade, hulp en erbarming van God, de Heer Jezus Christus, alles doorstaan en wacht ik met hetzelfde geduld dat op aarde zo dikwijls mijn lijden verzachtte, op wat de heilige wil van de Heer over mij zal beschikken. Hem alleen zij al mijn liefde, al mijn lof en aanbidding -Zijn alleen heilige wil geschiede!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[32] Bewaar dat allemaal in jullie hart en wees blij als de wereld jullie veracht, scheldnamen geeft en met allerlei wapens van haar slechte, gevoelloze hart vervolgt. Want de Heer slaat de 'slechten' altijd gade en kent hun plannen! Ik zeg jullie: als jul­lie opstaan, zullen zij te gronde gaan. Zoek dus bovenal het rijk Gods en zijn gerechtigheid; al het overige zal jullie er om niet bij gegeven worden.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[5] Omdat hij sindsdien ziekelijk en zwak en dus tot geen zwaar werk meer in staat was moest hij zich, samen met zijn eveneens zieke en zwakke vrouwen met vijf dochters waarvan de oudste veertien jaar is, door het leven slaan door allerlei kleine werkzaamheden te verrichten waarvoor zijn krachten nog toereikend waren. Af en toe brachten ook zijn vrouw of kinderen door te bedelen een milde gift binnen van een enke­ling met een goed hart. Ouderdom, zwakte, kou, en slechte voeding, maar ook een overgebleven kankerachtige wond aan zijn ribben, hadden hem nu op dit ellendige ziekbed gewor­pen, waarop wij als bezoekers hem nu zien liggen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[44] De bisschop draait zich nu voor het eerst om en herkent direct de engel Petrus (zijn verdwenen leidsman), valt hem om de hals en vraagt hem om vergeving voor de hem aangedane beledigingen. Petrus antwoordt met dezelfde1iefde en prijst de bisschop gelukkig dat zijn hart deze keus heeft gemaakt. Het scheepje stoot nu tegen de oever, waar het aan een boom­stronk bevestigd wordt en alle drie gaan nu de hut binnen!
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[40] (De schipper zegt:) 'Vraag het aan je hart, aan je liefde! Wat zegt die? Heeft zij je vanuit haar leven duidelijk geantwoord, dan heb je reeds zelf je lot bepaald; want ieder wordt door zijn eigen liefde geoordeeld!'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[24] Daarom was de toestand waarin je verkeerde voor je gevoel wel heel onplezierig, maar voor je innerlijke wezen in geen geval slecht. Want de Heer zorgde toch voor je naarmate je dat nodig had en had veel geduld met je. Jij was op de wereld een bisschop en verrichtte je ambt weliswaar heel streng volgens de letter, maar innerlijk deed het je niets. Maar zoiets kan toch volgens jouw eigen beoordeling bij God, die alleen naar het hart en de werken daarvan ziet, onmogelijk van waarde zijn! Bovendien was je erg trots en heerszuchtig en hield je, ondanks je gezworen celibaat, bovenmate van de vrouwen. Denk je dat dit voor God welgevallige werken zouden zijn? (...)
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[25] Heb je ooit in je hart gezegd: 'Laat de kleinen tot mij komen'? -O, nee, slechts de groten hadden voor jou waarde. Of heb je ooit een arm kind in Mijn naam opgenomen, gekleed, gevoed en gelaafd? Hoeveel naakten heb je wel gekleed, hoeveel hongerigen verzadigd, hoeveel gevangenen bevrijd? -Wel, Mij is daar niets van bekend; maar wel heb je duizenden in hun geest tot gevangenen gemaakt en niet zel­den door te vervloeken en te verdoemen diepe wonden gesla­gen in de ziel van vele armen, terwijl je de groten en de rijken de ene dispensatie na de andere gunde, natuurlijk tegen be­taling. Een enkele keer ook voor niets bij erg grote heren om hen te imponeren met een soort wereldse vriendschap. Denk je nu werkelijk dat dergelijke werken door God met welgeval­len gezien worden en je daarom direct na je sterven in de hemel opgenomen had moeten worden?
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216  ...