Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 203 van 728

...  191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216  ...
[2] Maar hier zullen wij deze tarwekorrel slechts als zaadkorrel wat nader in ogenschouw nemen en dan zien hoe het goddelijk-geestelijke, ook al lijkt het in zekere zin subjectief, zich in feite echter toch objectiefbuiten tijd en ruimte in deze korrel bevindt.
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Wat echter in deze tarwekorrel voorhanden is, is in alle zaden en gewassen en in alle dieren voorhanden, en speciaal in de mens is het op de meest op god gelijkende wijze voorhanden, waarom hij dan ook met rede is begaafd en verstandig kan worden, een taal heeft en aanvankelijk een vermoeden kan hebben van God als zijn Schepper en Hem later steeds zuiverder kan leren kennen en liefhebben, en zijn eigen wil volledig ondergeschikt kan maken aan het erkende goddelijke.
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Deze verder tot in het oneindige doorgaande, zich steeds in dezelfde verhouding vermenigvuldigende hoeveelheid korrels kun je zelf verder nog tot honderd, duizend en nog meer jaar uitbreiden, en dan zal een berekening je leren, dat na slechts enige honderden jaren een totaal van duizendmaal duizend werelden nog veel te weinig zou zijn om als akker te dienen voor het ontzaglijk grote aantal tarwekorrels. En kijk, die vermeerdering kan tot in het oneindige voortgezet worden! Zou dat echter mogelijk zijn als in deze ene korrel, en op gelijke wijze ook in alle andere korrels, niet reeds dit eindeloze aantal, door het daarin aanwezige goddelijk-geestelijke, buitentijdse en buitenruimtelijke, voorhanden was?! Zeker niet!
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Ik geloof dat Ik nu deze zaak die jou zo zeer heeft beziggehouden, voor zover dit voor het zuivere verstand verklaarbaar is, voldoende duidelijk heb uitgelegd. Het komt nu op jouw oordeel aan of je dat alles ook op de juiste wijze denkt begrepen te hebben, of dat je nog iets onduidelijk is gebleven. Mocht je nog iets duister zijn, dan kun je spreken; als je alles echter goed begrepen hebt, dan praten wij er verder niet meer over , drinken wijn, en eten daar wat brood bij.'
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Nu is het echter voldoende dat ik inzie dat men, ofschoon men in tijd en ruimte is, zich toch heel goed, en in wezen geheel naar waarheid, volledig buiten tijd en ruimte kan bevinden. Alleen één ding wilde ik nog heel in 't kort van U weten, en dat is op welke plaats zich dan de hemel en ook die nare hel, waarover ik ook al veel gehoord en gelezen heb, bevinden. Men zegt: Zij zullen opvaren ten hemel, en zij zullen neergeworpen worden in de hel. Waar en hoe is dat 'op', en waar en hoe is dat betreurenswaardige 'neer'?"
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Kijk, hier op de stoel waarop je nu zit, kunnen, aards gezien, hemel en hel heel dicht naast elkaar zijn; in het rijk van de geest worden zij echter gescheiden door een kloof die niet te overzien is! -Kijk verder:
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Hier, waar ik nu met jullie ben, is de hoogste hemel, en dat heet 'boven' , en juist hier is ook de diepste en ergste hel, en dat heet 'beneden'.
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Kijk, stel dat hier op een en dezelfde bank twee mensen naast elkaar zitten! De een is een vrome wijsgeer, wiens heldere, verlichte geest in veel geheimen betreffende de werking van de goddelijke krachten in de natuurwereld is ingewijd; de ander is echter een verstokte booswicht, die alleen maar op de bank zit uit te rusten, en zich zoals een eerlijk mens ook brood en wijn laat geven, om zich te sterken teneinde buiten dan weer des te gemakkelijker iets kwaads te kunnen doen. Hoe dicht zijn daar naar aardse, ruimtelijke begrippen die twee mensen bij elkaar, en hoe oneindig ver zijn zij geestelijk van elkaar verwijderd!
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen zeiden ook onze JOODSE GRIEKEN: 'Waarlijk, dat kan Hij alleen maar zo uitleggen, die met Zijn geest alles doordringt en eigenlijk alles in alles is! Dat is voor ons nog het grootste en duidelijkste bewijs voor Uw zuiver goddelijke zending. De tekenen doen weliswaar veel als zij op Uw wijze uitgevoerd worden, maar alleen voor mensen die al veel ervaring hebben; toch werken zij niet bevrijdend. Het woord maakt echter levend en het maakt de ziel vrij en het is daarom meer waard dan duizend tekenen, die niet levend maken maar het gemoed slechts in hun ban brengen en het met angst vervullen. Daarom betuigen wij U ook onze dank voor Uw zeer wijze les!'
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Toen was het geduld van de andere leerlingen echter op, en zelfs onze PETRUS die anders niet gauw iets zei, zei tenslotte tegen hem: 'Luister, als van dat alles ook maar de helft waar is - wat ik erg betwijfel -, dan ben je nu bijna al zo rijk als onze vriend Kisjonah hier, en dan begrijp ik helemaal niet waarom je nu hebt kunnen besluiten weer naar ons te komen en mogelijkerwijs zelfs nog verder met ons mee te gaan! Zou het dan voor jou niet veel verstandiger zijn ook nu thuis te blijven en je door je kunstzinnige vlijt nog meer te verrijken?'
Hoofdstuk 35: Judas Iskariot in het huis van Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] JUDAS ISKARIOT zei: 'Dat begrijp je niet! Ik werk weliswaar graag hard als ik eenmaal bezig ben; maar ik kan niet ontkennen dat ondanks alle vlijt de herinnering aan al het gehoorde en geziene mij weer van het werk aftrekt en naar jullie voert, om daar nog meer te horen en te zien. Want zo bijzonder geesteloos als waarvoor jullie, broeders, mij houden, ben ik niet! Als ik zo was dan zou ik beslist niet bij jullie zijn! Maar ik wilde weer graag bij jullie zijn, en natuurlijk het meest bij onze Heer, en daarom moest ik gaan, als door een onzichtbare macht getrokken, en nu ben ik hier . Mocht dat jullie echter onaangenaam zijn en sta ik jullie op een of andere wijze in de weg, dan hoeven jullie het maar te zeggen en vooral de Heer, dan ga ik weer naar waar ik vandaan ben gekomen, en dan blijven we toch nog goede vrienden! ,
Hoofdstuk 35: Judas Iskariot in het huis van Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Vrij vlug daarna kwamen er echter enige mensen naar het huis van Kisjonah en vroegen om een aalmoes, en Kisjonah liet hen zoals hij gewend was binnenkomen. Toen zij in de kamer kwamen, bleken het vier reeds tamelijk volwassen kinderen te zijn die in armoedige lompen gehuld waren. Toen Judas Iskariot hen in het oog kreeg, wendde hij zijn gezicht af om door de vier binnen gekomenen niet herkend te worden; want het waren zijn oudste vier kinderen, een meisje en drie jongens.
Hoofdstuk 35: Judas Iskariot in het huis van Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Maar DE KINDEREN ontkenden dat en zeiden: 'Hun vader had wel het een en ander klaargemaakt voor een markt, -maar toen hij op de markt kwam ontstond er een grote vechtpartij tussen joodse en Griekse kooplui, en bij hun vader gingen alle potten en kannen aan stukken, en zij waren toen met z'n allen als pure bedelaars weer naar huis gegaan, waarop hun vader erg verdrietig werd en bij hen weg ging met de woorden: 'Kinderen, ik kan nu niets meer voor jullie doen! Ga naar barmhartige mensen, die zullen jullie nog wel helpen! Ik zal echter naar de wonderbare meester gaan waarover ik al zoveel verteld heb; misschien kan ik Hem overhalen om in ieder geval jullie en je arme moeder te helpen, mocht ik niet meer geholpen kunnen worden!' Toen ging hij bedroefd weg, en wij gingen ook weg zoals u ons nu ziet, om een aalmoes voor ons, voor onze moeder en voor onze jongere broertjes en zusjes te vragen, maar tot op heden zonder veel resultaat. Daarom smeken wij u om u over ons te ontfermen!'
Hoofdstuk 35: Judas Iskariot in het huis van Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] De andere gasten, die als reizigers deels uit Galilea, Griekenland, Samaria deels uit verschillende andere landen hier de nacht doorbrachten, omdat de waard bekend stond als een zeer billijk man met een groot gastenhuis, vernamen echter dat Ik, van wie zij al zoveel gehoord hadden, Mij nu ook in deze herberg bevond. Zij vroegen aan de bedienden van de waard of zij Mij mochten bezoeken. Zodoende kwam er een bediende naar ons toe die dit verzoek overbracht aan de waard, die over allerlei dingen met ons aan het praten was.
Hoofdstuk 37: De wijzen uit Perzië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei tegen de waard: 'Er zijn bij de reizigers ook vier magiërs uit Egypte, echter geboortig uit Perzië vlak bij de grens met Indië. Drie van hen zijn vooraanstaande magiërs en al op hoge leeftijd, de vierde is slechts een leerling. Wel hebben zij ook nog een groot gevolg, maar dat is voor het grootste deel op andere plaatsen geherbergd; hier hebben zij slechts de benodigde persoonlijke bedienden bij zich. Wel, deze vier magiërs, die nu een aantal jaren in Egypte actief zijn geweest, kun je binnen laten komen, en dan zullen we hen eens aan de tand voelen om te zien wat voor mensen het zijn.'
Hoofdstuk 37: De wijzen uit Perzië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216  ...