Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 204 van 215

...  190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215
[26] Waar nu evenwel niets is, daar kan ook niets ontstaan. Elk ding moet een wortel, een oorzaak hebben, anders kan het niet groeien; zouden de zeven Oergeesten der natuur er niet geweest zijn, van eeuwigheid af aan, zo zou er geen Engel, geen Hemel en ook geen aarde ontstaan zijn. De aarde echter is uit de verdorven Salniter der uiterlijke geboorte ont­staan. Dat kunt ge niet loochenen, wanneer ge de aarde en de sterren aanschouwt! Ge moet toegeven, dat daarin de dood huist; zo dit niet zo ware, zo zou goud noch zilver aanwezig kunnen zijn en kruid noch gras zou er op kunnen groeien.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Zo hebben de Engelen zich hier op de aarde ook nooit anders aan de mensen geopenbaard dan in mensengestalte. Daar wij nu in de opstan­ding aan de Engelen gelijk zullen zijn, zo moeten we ons de Engelen ook voorstellen, evenzo gevormd als wijzelf zijn, anders zouden wij in de opstanding een andere gestalte hebben, hetgeen in strijd zou zijn met de eerste schepping. Zo verschijnen ook Mozes en Elia aan de discipelen van Christus in hun eigen vorm en gestalte op de berg Thabor, terwijl zij reeds lang in de Hemel zijn geweest; en Elia is lichamelijk in de Hemel opgenomen en heeft geen andere gestalte als hij op aarde gehad heeft. 2 Korr. 2:11. Ook toen Christus ten Hemel voer, zweefden er twee Engelen in de wolken, die tot de discipelen spraken: “Gij Galileese mannen, wat staat gij en ziet ge op naar de Hemel. Deze Jezus, die van U opgenomen is in de Hemel, zal alzo wederkomen, gelijk gij Hem naar de Hemel hebt zien henevaren.” Hand. der Apostelen 1,11.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Het is helder en duidelijk, dat hij in zulk een gestalte ten jongste dage zal wederkomen met een goddelijk en verheerlijkt Lichaam, als een vorst van de heilige Engelen, zoals de mensen ook eenmaal zullen zijn. De geest toont ook helder en duidelijk aan, dat de Engelen en de mensen een beeltenis hebben, want God heeft in de plaats van de verstoten Engel Lucifer, uit dezelfde substantie waaruit Lucifer gemaakt was, een andere Engel geschapen; dat was Adam, wanneer hij slechts zuiver gebleven ware. Maar dit is de zekere verwachting der opstanding: wij zullen wederom de reinheid en zuiverheid der Engelen verkrijgen. Nu vraagt ge: Hoe zijn dan de Engelen naar het Beeld van God gemaakt? Antwoord: Ten eerste is er het Lichaam, dat is gevormd, niet te scheiden en niet te verwoesten en voor de mensen onbegrijpelijk; dit is uit de Goddelijke Kracht geschapen en deze Kracht kan in de eeuwigheid niet teniet gedaan worden. Zo min als iemand of iets in staat is de Godheid te niet te doen, zo min kan ook iemand of iets een Engel teniet doen, omdat deze uit God is gemaakt, niet met menselijk vlees en bloed, maar uit Goddelijke Kracht. In deze zelfde kracht bestaat het Licht van God, de Zoon. Nu scheppen deze Krachten, die in de Vader en in de Zoon zijn en zich in de Engel manifesteren, een verstandige geest, die weer van de Engel uitgaat. In het begin doen de Krachten des Vaders een Licht ontstaan, waardoor een Engel de Vader ziet en waardoor hij de uiterlijke Kracht en Werking Gods, die buiten zijn lichaam liggen, zien kan en ook zijn medebroeders, evenals de heerlijke vruchten Gods; deze kan hij genieten en daaraan zijn vreugde hebben. En ditzelfde Licht is oorspronkelijk afkomstig van de Zoon van God, en heeft gestalte aange­nomen in het Lichaam van de Engel en is het eigendom van de Engel; het kan hem door niets ontnomen worden, slechts door hem zelf, zoals bij Lucifer het geval is geweest. Alle kracht nu, die in de Engel is, veroorzaakt dat Licht. Zoals God de Vader Zijn Zoon geboren doet worden, en Hij als het ware het hart des Vaders is, zo doet de Kracht van de Engel ook diens Zoon geboren worden, dat ook als zijn hart is, en zo worden alle Krachten in de Engel verlicht. Daarna ontspringt er een bron uit die Krachten en dit is Zijn Geest, die in alle eeuwigheid opstijgt; de weten­schap en het inzicht omtrent de goddelijke dingen zetelen in die geest. Deze geest komt tot uiting in het gemoed, hij vindt hier vijf open deuren en kan zien, wat in God is en ook, wat in hemzelf is. Merk nu op: Er zijn ook twee dingen te onderscheiden in het wezen van een Engel. Ten eerste is er de kracht; in de kracht is de toon, de klank, die zetelt in het hoofd, in het gemoed, zoals bij de mensen in de her­senen, en in het gemoed heeft hij zijn open poorten, in het hart heeft hij zijn oorsprong en zijn zetel; uit het hart ontspringen immers alle krachten en zij keren ook weder terug tot het hart, zoals ook bij de mens; in het hoofd heeft hij zijn vorstelijke verblijfplaats, daar ziet hij alles, wat buiten hem is, en hoort alles, proeft alles, ruikt alles en voelt alles. En als hij nu de Goddelijke Toon en galm, die buiten hem is, ziet opstijgen en hoort, dan wordt zijn geest aangestoken met vreugde, en verheft zich in zijn vorstelijk stoel en zingt vol vreugde de verrukkelijke woorden van de heiligheid Gods en van de vruchten en het gewas van het eeuwige leven, van de lieflijkheid en de kleuren van het eeuwige, en van de volzalige aan­blik van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] Ik schrijf hier niet zonder inzicht; wanneer gij echter als een Epicurist uit een duivelse aandrift over deze dingen zoudt spotten, en zeggen zoudt: deze man is niet ten Hemel gevaren en heeft het niet gezien of gehoord, het zijn fabelen, zo zal ik u in naam van mijn inzicht voor het jongste gericht dagen. En als ik nu lichamelijk niet in staat ben, u daarheen te leiden, zo is Hij, van Wie ik mijn kennis ontvangen heb, machtig genoeg, u in de afgrond der hel te werpen. Wees daarom gewaarschuwd en be­denk, dat ge ook tot de Engelenschaar behoort, en lees het navolgende vol vreugde: Zo zal de Heilige Geest in u gewekt worden en ge zult verlangen deel te nemen aan de Hemelse reidansen. Amen. De speler heeft zijn snaren al gespannen, de bruidegom komt. Ziet toe, dat ge niet de duivelse jicht in uw voeten hebt, wanneer de dans begint, zodat ge geheel ongeschikt zijt om de dans der Engelen mede te dansen en zodoende van de Bruiloft zijt buiten gesloten, omdat gij geen Engelen­kleed draagt. Waarlijk, de deur zal achter u dicht geworpen worden en ge zult niet meer binnenkomen, maar ge zult met de helse wolven in het helse vuur dansen; de spot zal u dan wel vergaan en het berouw zal dan aan uw ziel knagen.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[47] Alzo kunt ge verstaan, wat de schepping des Hemels en der aarde be­duidt en wat God de eerste dag heeft geschapen. Deze wordt als een ge­wone dag, zoals wij mensen die kennen, gerekend, dewijl zonder twijfel de aardbodem al spoedig zijn omwentelingen is begonnen en zich ten tijde dat God het Licht heeft gescheiden van de duisternis, eenmaal heeft omgewenteld en zijn loop voor de eerste maal heeft volbracht.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Van de tweede dag staat geschreven: En God sprak: Daar zij een uit­spansel in het midden der wateren en dat make scheiding tussen wolken en wateren. En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn; en het was alzo. En God noemde het uitspansel Hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de tweede dag. Genesis 1 : 6, 7 en 8.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Dat een ieder erkenne, dat de duivel inderdaad losgelaten is in deze wereld. Aanzie de wereld bij dit licht en ge zult ontdekken, dat thans alle vier de nieuwe zonen, welke de duivel, toen hij uit de Hemel verstoten werd, heeft doen geboren worden, de wereld regeren. Deze vier zonen heten: hovaardij, gierigheid, nijd en toorn. Zij zijn het hart des duivels en zijn ziele-geesten. Daarom: aanschouw de wereld en ge zult ontdekken, dat zij geheel en al van één hoedanigheid is met deze vier zonen des duivels.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Ziet, zoals Gods Wezen is, zo is ook het wezen der Engelen en der mensen; en zoals het Goddelijk Lichaam is, zo is ook het lichaam der Engelen en der mensen. Alleen is dit het onderscheid, dat Engel en mens een schepping zijn, een gedeelte van het gehele wezen en niet het gehele wezen zelf; als het ware één zoon van het gehele wezen; daarom is het redelijk, dat hij een onderdaan is van het gehele wezen, daar hij slechts de zoon is. En wanneer zich de zoon verzet tegen de Vader, zo is het rechtvaardig, als de Vader hem uit zijn huis verstoot, want hij verzet zich dan tegen Hem, die hem heeft doen geboren worden en van Wiens kracht hij een schepping is. Want wanneer iemand iets formeert uit datgene wat hem toebehoort, zo heeft hij, wanneer datgene, wat hij geschapen heeft, zich niet naar zijn wil gedraagt, het recht daarmee te doen wat hij wil, een val ter ere of ter onere; hetgeen ook met Lucifer voorviel. Merk nu op: De gehele goddelijke Kracht des Vaders spreekt uit alle eigenschappen des Vaders. Het woord, dat gesproken wordt verpersoonlijkt de Zoon Gods.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Een Engel kan dat doen, zowel als een mens; al heeft hij ook aan het element lucht niet op dezelfde wijze behoefte als de mens. Hij moet toch door middel van de mond de geest in zich opnemen, waardoor de lucht in deze wereld is ontstaan. Want in de Hemel bestaat de lucht niet in dezelfde vorm en op dezelfde wijze, maar de lucht is daar zeer zacht en vreugdevol, ze is als een lieflijk suizen en de Heilige Geest is in alles aldaar aanwezig. Een Engel moet uit dit alles ook leven, anders zou hij geen levend en bewegend schepsel zijn; hij moet ook van de hemelse vruchten kunnen eten met zijn mond. Dit moet ge echter niet op aardse wijze verstaan, want een Engel heeft geen ingewanden, vlees of been­deren; hij is door de goddelijke kracht geformeerd naar het voorbeeld van de mens, ook wat betreft zijn ledematen en andere lichaamsdelen. De geslachtsdelen en ook een uitgang onder aan het lichaam heeft hij niet; dit behoeft hij ook niet. Want deze dingen heeft de mens eerst ontvangen na zijn droevige val. Een Engel doet niets van zich uitgaan dan de goddelijke Kracht, die hij met de mond tot zich neemt, opdat zijn hart daardoor zal worden aangestoken en het hart doet alle andere leden ontbranden. Datzelfde gaat door zijn mond wederom van hem uit, wanneer hij spreekt en God prijst. De hemelse vruchten echter, die hij eet, zijn niet aards en al gelijken zij in vorm en verschijning op de aardse vruchten, zo zijn zij toch goddelijke Kracht en hebben een zeer lieflijke smaak en geur, zodanig, dat ik het met niets in deze wereld kan vergelijken, want zij smaken en geuren voor de Heilige Drievuldigheid. Ge moet niet denken, dat wat er in de Hemel is, een flauwe afschaduwing is van datgene, wat op aarde is. Neen, de Geest toont helder en duidelijk aan, dat in de Hemelse heerlijkheid goddelijke bomen, heesters en bloemen groeien en velerlei andere gewassen, zoals ook op de aarde. Zoals de Engelen zijn, zo zijn ook de gewassen en de vruchten; alles uit goddelijke Kracht ontstaan. Ge moet dit gewas des Hemels niet vergelijken met dat der aarde, want in deze wereld bestaan twee eigenschappen, een goede en een boze en veel is er dat groeit uit de kracht van het boze. Dàt groeit in de Hemel niet. Want in de Hemel groeit slechts dat, wat goed is. Er groeit niets, dat niet goed is.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Alleen Lucifer heeft deze wereld zo toegericht, als zij nu is. Daarom schaamde moeder Eva zich, toen zij gegeten had van datgene, wat ont­staan was uit het boze; zij schaamde zich ook voor haar vrouwelijkheid, die zij door het eten van de appel deelachtig geworden was. Iets dergelijks nu heeft nooit plaats met de Hemelse vruchten. Er zijn wel allerlei zeer geurige vruchten in de Hemel, niet alleen bij wijze van symbool; en de Engelen vatten de vruchten aan met hunne handen, eten ze als wij mensen doen, maar zij hebben daarbij geen tanden nodig, zij hebben ze ook niet, want de vrucht is van goddelijk maaksel. Dit alles nu, wat een Engel tot zich neemt, wat buiten hem is gelegen en wat hij verwerkt ten einde zijn leven op te bouwen, is niet zijn lichamelijk eigendom, dat hij heeft ontvangen uit het recht der natuur; de Hemelse Vader geeft alles uit liefde. Hun lichaam is weliswaar hun eigendom, want God heeft het hun tot een heiligdom gegeven en wat aan iemand ten eigendom gegeven is, dat is van hem, naar een natuurrecht, en hij, die dat wederom afneemt, zonder dat dat overeengekomen is, handelt verkeerd.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Merk op: Wanneer de lieflijke, vreugdevolle glans en het licht met de kracht, die in den Zoon Gods is, in alle krachten des Vaders weerspiegelt, zo worden deze alle door dit licht en deze kracht ontstoken en gaan vol vreugde triomferen. Zo ook, wanneer het lieflijke en vreugdevolle licht van den Zoon van God de Engelen verlicht en in hunne harten schijnt, zo worden alle krachten in hun lichaam aangedaan en zulk een vreugdevol liefdevuur ontbrandt, dat zij van grote vreugde gaan loven en zingen, zodanig dat noch ik, noch enig ander mens het uitspreken kan. Met dit gezang wil ik de lezer tot dit leven oproepen; ge zult dit kunnen ondervinden; ik kan het niet beschrijven. Wilt ge echter dit alles in uw leven zelf ervaren, laat dan af van huiche­larij, geldgierigheid en bedrog, ook van uw spotternij en wendt uw hart vol ernst tot God en doe boete voor uw zonden, met het eerlijke, ernstige voornemen heilig te leven en bidt God om Zijn Heiligen Geest; en worstel met Hein zoals de aartsvader Jacob de gehele nacht met Hem heeft ge­worsteld tot liet morgenrood aanbrak, en hij heeft Hem niet laten gaan, voor Hij hem gezegend had. 1 Mozes 32. Doe gij ook alzo, en de Heilige Geest zal gestaltenis in u aannemen. Wanneer ge echter niet versaagt, zo zal dit vuur plotseling over u komen en u overstromen; alsdan zult ge ervaren, hetgeen ik hier geschreven heb, en ge zult geloven, wat ik in dit boek heb geschreven. Ge zult ook een ander mens worden en gij zult hieraan denken; gij zult meer in de Hemel verkeren dan op de aarde. Want de wandel van de heilige ziel is in de Hemel en of zij al lichamelijk op de aarde wandelt, zo is zij toch te allen tijde bij haar Verlosser, Jezus Christus en houdt met Hem Avondmaal.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Dat er echter een uitspansel is tussen Hemel en aarde, beduidt het vol­gende. De gehele ruimte van de maan tot aan de aarde is begrepen met al haar werkingen in de toornige en begrijpelijke geboorte en de maan is daarvan een godin.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Zo staat ook het huis des duivels, des doods en der hel in het gebied, dat ligt tussen de maan en de aarde. Dewijl nu de toorn Gods in de uiterlijke geboorte in de diepte door de duivelen en alle goddelozen, dagelijks door de grote zonden der mensen, wordt ontstoken, zo heeft God het uitspansel, hetwelk Hemel heet, tussen de uiterlijke en de innerlijke geboorte gesteld. Want de uiterlijke geboorte van het water kan de innerlijke geboorte van het water niet verstaan, dewelke “Hemel” heet.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Antwoord: De Heilige Engelen zijn daartoe tot schepselen Gods uit Hemzelf ge­schapen, opdat zij voor het hart van God, hetwelk is Gods Zoon, zouden loven, zingen en jubelen en de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. En waarheen zou de Vader hen zenden, ware het niet voor de deur van Zijn Hart? Ontspringt niet alle menselijke vreugde uit de bronwel van het hart? Ontspringt ook in God niet de grote vreugde uit de bronwel, Zijn Hart? Daarom heeft Hij de Heilige Engelen uit Zich zelf gefor­meerd; zij zijn als kleine goden, geschapen naar het Wezen en de eigen­schappen van God, opdat zij in Goddelijke kracht zouden spelen, leven, zingen en schallen, en de vreugde, die opstijgt uit het Hart van God zouden vermeerderen. De luister en de kracht van Gods Zoon of het Hart van God, hetwelk het Licht of de bron der vreugde is, ontspringt temid­den van deze Koninkrijken volschoon en vreugdevol en doorlicht alle paarlen der Engelen.
Hoofdstuk 7: Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Ge moet echter het volgende verstaan, zoals het bedoeld is, want wan­neer ik in vergelijkingen spreek en de Zoon van God met een Zoon of een ronde kogel vergelijk, zo betekent dat niet dat Hij een meetbare bron­wel is, welks diepte, begin of einde men doorgronden kan. Ik schrijf slechts in vergelijkingen, totdat de lezer tot het juiste begrip zal zijn gekomen. Want het beduidt niet, dat de Zoon Gods alleen temidden van deze poorten der Engelen zou worden geboren en ook niet buiten deze. Want de krachten des Vaders zijn toch allerwegen; daaruit wordt de Zoon geboren en daaruit ontspringt de Heilige Geest. Dit slechts is de betekenis, dat de Heilige Vader, die 't Alles is, in deze Engelenpoorten Zijn allervreugdevolste en liefderijkste eigenschappen ontwikkelt, waaruit het vreugdevolste en liefderijkste Licht, het Woord, het Hart der krachten of de bronwel geboren wordt. Daarom heeft Hij ook hier de heilige Engelen geschapen tot Zijn vreugde, eer en heerlijkheid. In de ondoorgrondelijke eeuwigheid in de ene plaats gelijk aan de andere; maar waar geen schepselen zijn, daar kent niemand deze plaats, slechts de Geest kent haar in haar wondervolte openbaring. En dit is de uitgelezen plaats van de heerlijkheid Gods, die God gekozen heeft, en waar Zijn Heilig Woord in hoogste klaarheid, kracht en triomferende vreugde geboren wordt. Want merkt op dit geheimenis: Wordt het Licht, hetwelk uit des Vaders krachten ontspringt, hetwelk de ware bron van den Zoon van God is, ook in een Engel en in een Heiligen mens geboren, opdat hij in dit Licht en deze kennis vol vreugde triomfeert, hoe zou dat Licht dan niet alom in den Vader geboren worden, aangezien Zijn Kracht alom­tegenwoordig en in alles is, ook daar, waar ons hart en onze zinnen deze niet kunnen bereiken. Waar nu de Vader is, daar is ook de Zoon en de Heilige Geest, want de Vader doet den Zoon geboren worden, Zijn Heilig Woord, Zijn Kracht, Zijn Licht en Geluid en de Heilige Geest gaan aller­wegen van den Vader en den Zoon uit, ook in de poorten der Engelen daarbuiten.
Hoofdstuk 7: Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215