Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 204 van 1112

...  192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217  ...
[1] (DE HEER:) "Vele duizendmaal duizenden aardse jaren geleden was zij (de aarde) aanmerkelijk zwaarder en haar geesten stonden onder grote druk. Toen ontstaken de kwade geesten echter in toorn en zij maakten zich met vrij veel zeer grove materie van haar los en zwermden gedurende vele duizenden jaren in een zeer onregelmatige baan om deze aarde.
Hoofdstuk 107: Het ontstaan van de maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Omdat het geheel echter op enkele brokken na volkomen week en voor de helft vloeibaar was en alles voortdurend ronddraaide, vormde zich tenslotte een grote bol, waarvan de asomwenteling voor haar kleine doorsnede veel te langzaam was om op haar toch niet geringe oppervlakte te zorgen voor een gelijkmatige verdeling van de vloeistof, terwijl daarentegen haar omloop om deze aarde erg snel was, zodat alle vloeistof steeds op de van de aarde afgewende zijde moest blijven op grond van het oude gewicht tijdens het uitstoten.
Hoofdstuk 107: Het ontstaan van de maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Betere geesten ontworstelen zich gewelddadig aan de steeds toenemende druk van de materie door met de kracht van hun wil hun eigen materie op te lossen. Zij konden meteen overgaan in de orde van de zuivere geesten, maar de oude prikkel doet ook nog steeds zijn oude kracht gelden. De eigenliefde wordt meteen weer wakker, de plant zuigt, het dier vreet, en de mensenziel zoekt nauwelijks opnieuw in de oude goddelijke vorm terugkomend, begerig naar stoffelijke kost en een ongestoord, traag genieten. Zij moet zich daarom meteen weer met een stoffelijk lichaam omhullen, dat echter toch niet zo hard is als de oude, zondige materie. Ondanks het zachtere lichaam neemt daarin de ziel toch zodanig in eigenliefde toe dat zij weer helemaal in de hardste materie zou veranderen als Ik in haar hart niet een bewaker, een vonkje van Mijn liefdegeest, gelegd zou hebben."
Hoofdstuk 107: Het ontstaan van de maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Maar let er wel op dat de vijand, of de eigenliefde in je, nog geen plaatsje zo groot als een atoom in handen krijgt; want dit atoom is reeds een zaad van het ware onkruid dat mettertijd je vrije wil geheel voor zich in beslag kan nemen, en je zuiver geestelijke wezen gaat dan steeds verder in het onkruid der materie over, zodat je dan zelf een leugen wordt, omdat alle materie als zodanig heel duidelijk een klinkklare leugen is!
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Het kleinste atoom eigenliefde in jullie, Mijn leerlingen van nu, groeit in duizend jaar uit tot hele bergen vol giftig onkruid, en Mijn woord zal men in de stegen en straten met het gemeenste vuil bepleisteren, opdat vooral geen leugen vol hoogmoed en haat zich daaraan zal stoten! Maar als jullie geheel in Mijn orde blijven, dan zullen jullie weldra de wolven samen met de lammeren uit één beek zien drinken.
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] VELEN sloegen zich op de borst en riepen met verheffing van stem: "Heer, Heer, Heer, dood ons, want wij staan hier als te erge, grove, zondige, onbehouwen mensen voor U, en dat allemaal door onze eigen bewuste en onbewuste schuld! U alleen bent goed en heilig, al het andere echter dat een stoffelijke omhulling draagt, is slecht en verdoemelijk. O Heer, hoe lang zullen wij in onze eigen materie blijven rondlopen? Wanneer zullen wij van de oude vloek verlost worden?"
Hoofdstuk 109: Verlossing, wedergeboorte en openbaring. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Iedereen die van nu af aan in Mijn naam gedoopt wordt met het levende water van Mijn liefde en met de geest van Mijn leer en in de kracht.en de daad van Mijn naam, is voor eeuwig verlost van de oude erfzonde, en zijn lichaam zal daardoor niet langer een oude, moordkuil van de zonde zijn, maar een tempel van de heilige geest.
Hoofdstuk 109: Verlossing, wedergeboorte en openbaring. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] En ook de heidenen, die niet geloofden en niet gedoopt zijn, zullen in het hiernamaals in hun beste sfeer zich op zo'n plaats bevinden dat zij van heel veraf Mijn hemelen zullen zien en daarover zullen oordelen zoals thans de mensen oordelen wanneer zij naar de aardse sterrenhemel kijken. Zij zullen na duizend jaar wel iets meer weten dan nu en zij zullen in ieder geval ontdekken dat het allemaal zonnen zijn; maar wat een zon is, hoe zij schijnt, hoe groot zij is en hoe ver verwijderd, hoeveel planeten er omheen draaien en hoe het daarmee gesteld is, welke bewoners zij dragen, welke zeden, talen en gebruiken daar voorkomen, -dat zullen zij met hun verstand niet ontdekken!
Hoofdstuk 109: Verlossing, wedergeboorte en openbaring. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Het is daarom beter de waterdoop pas dan te laten verrichten als een mens zelf in staat is alle voorwaarden tot heiliging van zijn ziel en zijn lichaam vanuit eigen inzicht en uit vrijwillige zelfbeschikking te vervullen. Overigens is de waterdoop voor de heiliging van de ziel en het lichaam helemaal niet nodig, maar alleen het inzicht en het handelen naar de juiste kennis van de waarheid uit God. Als er echter met water gedoopt wordt, hoeft dat niet speciaal met Jordaanwater te gebeuren vanwege het feit dat Johannes in de Jordaan gedoopt heeft, maar dan is ieder vers water daarvoor goed, bronwater echter toch beter dan putwater, omdat het voor de lichamelijke gezondheid bevorderlijker is dan het minder schone water uit de regenput.
Hoofdstuk 110: De doop. De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Zoals de Vader Zich echter altijd in Mij vindt, zo vind ook Ik Mij in de Vader, en zo moeten jullie je in jezelf vinden, dan zullen jullie jezelf daardoor ook in God vinden en God zal Zichzelf in jullie vinden. Zoals Ik en de Vader één zijn, zo moeten jullie ook eerst in jezelf één zijn met het evenbeeld van de Vader in je. Als jullie dat zijn, dan zijn jullie ook met Mij en met de eeuwige Vader in Mij één geworden, omdat Ik en de Vader in Mij van eeuwigheid volkomen één zijn!"
Hoofdstuk 110: De doop. De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Dan zeggen de LEERLINGEN: "Heer, dat begrijpen wij niet! Uw lessen worden moeilijk! Wij vragen U dringend of U Zich ook nu weer wat duidelijker zou willen uitdrukken!"
Hoofdstuk 110: De doop. De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Denk toch eens met je hart! Meermalen heb Ik jullie al uitgelegd wie de Vader en wie de Zoon is, dat Vader en Zoon zich net zo verhouden als liefde en wijsheid, of als warmte en licht. Ik heb jullie laten zien dat het licht zonder de warmte geen nut zou hebben, maar ook dat warmte zonder licht geen aren op de velden zou laten rijpen. Ik heb jullie laten zien hoe uit warmte altijd licht ontstaat omdat warmte het eerste teken van een bepaalde actie is; maar de verschijningsvorm van actie is het licht, dat toeneemt naarmate een bepaalde, geordende actie toeneemt, en toch begrijpen jullie niet het 'één-zijn' van de Vader en de Zoon en het 'één-zijn' van jullie met Mij!"
Hoofdstuk 110: De doop. De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De dieren die zich meteen toen deze aarde bevolkt werd bij de mensen gevoegd hebben -zoals het rund, het schaap, de geit en van de vogels het hoen en de duif -, zijn beslist van zuiverder aard en hebben een zachter karakter, en hun vlees bekwam de mens die van boven kwam het best, zeker in verband met het reiner houden van de ziel; alleen moesten zelfs deze dieren volkomen gezond zijn en mochten zij ook niet in de bronsttijd geslacht worden, omdat in die tijd ook het overigens reine dier onreiner is.
Hoofdstuk 111: Over de voedingsvoorschriften van Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Er voegden zich echter naderhand ook nog andere dieren bij de mens -zoals het paard, de ezel, de kameel, het varken, de hond en de kat -, maar van het begin af aan toch meer bij de kinderen van de wereld, terwijl alleen met uitzondering van de ezel en later ook de kameel de voornoemde dieren vrijwel niet op vriendschappelijke voet stonden met de Joden en dat is tegenwoordig nog zo.
Hoofdstuk 111: Over de voedingsvoorschriften van Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Cyrenius verbaasde zich daar hogelijk over en Cornelius vroeg Mij meer over de mannen aan wie dat gegeven zou worden.
Hoofdstuk 112: Voorspelling van de huidige openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217  ...