15542 resultaten - Pagina 206 van 1037
... 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 ...
[1] Al gauw ontdekten de zonen van Marcus een schip, dat nog op behoorlijke afstand heen en weer laveerde, alsof de kapitein niet wist of hij zich wel op de goede plaats bevond; dat had ook een heel natuurlijke reden, omdat er aan de oever van de zee van Galilea sinds de vorige dag heel veel enorm was veranderd. De geweldige rots in zee, een belangrijk herkenningsteken, bestond niet meer; een hoge rots en een machtig grote boom op de berg met de slangen hadden de negers, zoals bekend, nagenoeg uit de weg geruimd; daarbij kwam nog het prachtige nieuwe huls, de tuin en de mooie haven met de vijf nieuwe schepen die van vlaggen waren voorzien, -en zo wist de loods die het schip naar Caesarea Philippi had moeten loodsen, niet waar hij zich eigenlijk bevond en laveerde daarom al geruime tijd op en af en heen en weer, om erachter te komen, waar hij zich bevond.Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Nu kwam er een CENTURION die ook op het schip was, heel ernstig naar Julius toe en vroeg hem: Wat geeft je het recht om op zo n toon te antwoorden?"
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] JULlUS zegt: "Daar praten we straks wel over! Nu sta je eenmaal onder mijn gezag en heb je je strikt naar mijn woorden te schikken! Mijn naam is Julius, de zeer gestrenge commandant van Rome voor dit gebied, en ik ben een naast familielid van de verheven opperstadhouder Cyrenius! Dit moet ik je wel vertellen, omdat je geen Romein bent; want als je maar in de verte een Romein zou zijn, dan had je me al op grote afstand herkend!
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Zie je, hoe ik al van te voren alles weet! Nee, in het gebied van Julius komt men onaangekondigd niet zo gemakkelijk als men denkt! Het stoort jullie weliswaar een beetje, dat jullie komst al aan mij verraden is; maar ja, voor mensen die zo sluw zijn als jullie, maakt dat misschien helemaal niet zo veel uit, wat natuurlijk spoedig zal blijken! Vooruit dus nu, op naar de verheven opperstadhouder!'
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Toen zei JULlUS: 'Geëerde gebieder, hoe zou het zijn, als we deze afgezanten nu het door de wet vastgestelde loon - voor verraad uit eigenbelang uitbetaalden en hen dan naar Sidon brachten en daar opsloten totdat de revolutie zal uitbarsten op hun aangegeven datum, op welke dag we hun dan het hele verradersloon zullen uitbetalen, ofwel aan het kruis of op het blok? Aan deze Romeinen is toch al duidelijk op een uur afstand te zien, dat ze niets anders zijn dan een stelletje van de slechtste Farizeeën, dat voor iedere schandelijke daad voor geld te koop is!"
Hoofdstuk 146: Ontmaskering van de valse aanklagers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] De centurio met zijn ongeveer acht ondergeschikte krijgsknechten en twee heel echte, goed doorvoede en door en door verstokte aarts-Farizeeën, gingen toen naar Cyrenius, en overhandigden hem daar een brief die door Herodes ondertekend was. In deze brief stond alleen maar, dat er in heel Coelesyrië en een groot deel van Galilea en Samaria een zeer omvangrijke samenzwering tegen alle Romeinen ontdekt was. Aan het hoofd hiervan stond de beruchte profeet Jezus uit Nazareth als belangrijkste gangmaker die in een geheim verbond met de altijd hoogst geheimzinnig doende Essenen allerlei voor het volk onbegrijpelijke wonderen verrichtte om dit te verblinden, en die zich daardoor een soort goddelijk profetische schijn gaf en zelfs de verdoemenswaardige driestheid had om zich aan het volk als een ware zoon van God te presenteren.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] {Herodes:) 'Verder is door meerdere getuigen uit verschillende streken betrouwbaar en naar waarheid, eensluidend verklaard dat deze heilloze volksopruier zelfs de allerhoogste Romeinse staatsdienaren met de grootste vriendelijkheid benaderd heeft, samen met zijn reeds heel bekwame schare zogenaamde leerlingen. Maar het geheime gerucht gaat .dat de vermetele dit alleen maar doet om hen op een dag allemaal plotseling om het leven te brengen, waarna hij zich dan zelf zal verheffen tot koning van.alle joden. Nadat dit nu door het besluit van de hoge goden aan mij, die ter zake kundig is, verraden werd, is het mijn plicht u hierop te wijzen en ik hoop, dat u de juiste maatregelen weet te treffen en doet, wat u doen moet! Met de meeste hoogachting, Herodes, Viervorst -- nu in Jeruzalem.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Toen kwam ROCLUS naar voren en zei: "Geëerde gebieder, sta me toe dat ook ik deze onmensen en kwelgeesten iets in het oor fluister; want in deze brief wordt ook mijn instituut heel gemeen aangevallen, wat ik als hoofd onmogelijk zomaar kan laten passeren! Ik moet hun vragen, hoe en wanneer de door hen zo belasterde, snode en slechte profeet uit Nazareth de toverkunsten van ons heeft geleerd waarmee hij nu het volk in vervoering brengt en verleidt! Bij God, wanneer ze hier ter plekke deze enorme lasterpraat niet goedmaken, vergrijp ik me aan hen en draai hen allemaal de nek om, zowaar God de Heer mij zeker zal helpen!"
Hoofdstuk 147: Onderhandeling met de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Hierop komt EEN VAN DE TWEE FARIZEEËN naar voren en zegt: 'Wat kunnen wij er aan doen, als alles slechts kwaadaardige verzinsels zouden blijken te zijn?! Wij hebben ze niet geschreven en al helemaal niet verzonnen! Kijk degenen er op aan die ons gestuurd hebben; wij, die slechts boden zijn, hoeven toch zeker tegenover niemand rekenschap af te leggen! Wij verwachten slechts een goed antwoord, om dit aan degenen over te brengen die ons hier naartoe hebben gestuurd. Daar komt het, denk ik, op neer!'
Hoofdstuk 147: Onderhandeling met de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] ROCLUS zegt daarop: 'Wel, jij wijze, godgeleerde en allerwaarachtigste Farizeeër in de naam van Mozes en Aäron, hoe voel je je nu? Je zou nu zeker wel liever thuis zitten aan een rijke maaltijd, dan hier onder zulke luisterrijke voortekenen!Ja,ja, het is nu eenmaal niet anders: Als een mens niet tevreden is met hetgeen God hem geschonken heeft, dan moet hij zich wel schikken naar het lot en zijn streken!
Hoofdstuk 147: Onderhandeling met de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Hij betreurt jullie grote verblindheid, die echter door jullie zelf veroorzaakt is. Hij wil jullie alleen maar naar de waarheid en naar de ene ware God terugvoeren van wie jullie je door je talloze wereldse lusten hebben afgewend, en het oude verbond met jullie vernieuwen; maar in het verderf storten wil Hij jullie absoluut niet. En als dat Zijn vurigste wens en wil is, hoezo is Hij dan jullie vijand? Als jullie over Zijn middelen zouden beschikken, hoe vaak zouden jullie Hem dan al gedood hebben! Doet Hij jullie zoiets aan, terwijl Hem toch duizend van de krachtigste middelen alle uren van de dag ter beschikking staan?! Voorzover het in mijn vermogen ligt, heb ik ook Hem aan een uiterst kritisch onderzoek onderworpen, dat Hij met glans heeft doorstaan.
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Jullie hebben deze omgeving, waar jullie naar op zoek waren, niet herkend, omdat de grote, gevreesde rots uit het bestaan is verdwenen en deze hele, voordien buitengewoon woeste baai in een waar Eden werd veranderd. Maar wie heeft dat bewerkstelligd? Ik en alle hier aanwezigen zijn er getuigen van dat hieraan geen mensenhand ook maar met een enkele vinger heeft meegewerkt. Hij was en is onder ons en verrichtte dit wonder enkel door Zijn wil!
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] O, in het begin ziet alles er heel goddelijk uit! Kijk maar naar het leven van Abraham en zijn eerste nakomelingen! Men ziet de Godheid vaak zelfs zichtbaar met hen omgaan en hen op de juiste weg leiden, -en let wel, wij waren daar natuurlijk niet bij! Maar in de tijd van Mozes, -hoe heeft het er toen uitgezien met de kinderen van Abraham! Mozes was weer iemand die de oude wijzen van Egypte behoorlijk goed bestudeerd moet hebben! Hij was in alle zwakke aspecten van het Egyptische hof ingewijd, had waarschijnlijk lust gekregen om zelfheerser van dit rijk te worden en ruimde daarom de legitieme prinsen van de Farao uit de weg.
Hoofdstuk 151: De tempelmoraal van de Farizeeër. Mozes' wonderen door de Farizeeër belicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Mozes berekende dat heel knap, omdat hij als geen ander aan het hof van de Farao heel gedegen kennis bezat van dit gebied. Hij voerde zijn grote menigte snel over het rif naar de Arabische woestijn en de zeer ruwe bergachtige streken, waar waarschijnlijk niemand bezittingen had behalve misschien zijn schoonouders. Daarom was deze omgeving met haar andere wonderlijke natuurlijke eigenschappen hem beslist wel bekend, en onze profeet wist deze vast en zeker goed te benutten.
Hoofdstuk 151: De tempelmoraal van de Farizeeër. Mozes' wonderen door de Farizeeër belicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] DE FARIZEEËR zegt: 'Wel, de reden daarvan ligt toch ook voor de hand? Als we naar een huis kijken dat ongeveer duizend jaar oud is, of naar een schip, of een mantel, dan zien die er na zo'n lange tijd toch zeker ook heel anders uit! Zelfs stenen verweren vaak in duizend jaar tijds aanmerkelijk, -hoeveel te meer dan oud hout en onedele metalen, zoals bijvoorbeeld koper en ijzer; zelfs aan goud is het goed te zien, als het duizend jaar oud is!
Hoofdstuk 152: Nog meer verklaringen van wonderen in het oude testament - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)