Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 207 van 1166

...  195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220  ...
[14] Ik zou mij natuurlijk in Jeruzalem in alles hebben laten inwijden en als ik daar iets bevredigends had gevonden, zou ik het van daar meteen naar mijn volk hebben gebracht. Dat wij hierheen zijn gekomen, meteen naar de smid zelf in plaats van naar de leerling smid -wat.nu door alles wat wij beleefd, gehoord en gezien hebben wel aan geen twijfel meer onderhevig is - dat is een vrije en uitzonderlijke genadedaad van God de Heer, waarschijnlijk omdat wij in alle ernst het goede wilden, waarvan wij nooit willen en zullen zeggen dat wij dat verdiend hebben. Maar daardoor zullen wij thuis des te gemakkelijker kunnen werken, omdat wij daarbij blij Iedere gelegenheid geheel op de hier ondervonden, goddelijke hulp kunnen rekenen!
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Ik zal weliswaar niet ontkennen dat jij daarvoor een reden hebt, maar voor ons land gaat die niet op, misschien veel eerder voor het Jodendom, dat, zoals ik nu wel heb gemerkt vol bedrog, vol heerszucht en vol kwaadwilligheid zit. Daar, daar zou je angst veel meer een gegronde reden hebben dan bij mijn mensen, die ware lammeren zijn! -Wat is jouw mening, geliefde en geëerde zoon Mathaël?"
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Nu moet ik eens mijn liefste Jarah wat meer lastig vallen, want zij bewaart In haar binnenste nog geheimen waarvan wij allen geen idee hebben! Jarah, vertelons toch eens iets over je belevenissen!"
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] JARAH zegt: "O, heel graag, - maar jullie zouden me misschien nauwelijks willen geloven! U, beste Mathaël, weet veel van de sterren, maar ik misschien nog wel meer. Dat is echter niet mijn verdienste, het is slechts een zuivere, buitengewone gift van de Heer. Wacht, ik zal u Iets vragen! Als u daar een bevredigend antwoord op kunt geven, weet u net zoveel als Ik, maar heeft u daar geen antwoord op dan zal ik zo vrij zijn u veel van wat ik weet te vertellen. -Wat denkt u dat die kleine sterren aan het firmament zijn?"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] MATHAËL antwoordt: "Liefste Jarah, die vraag is wel wat erg vreemd! over de zon, de maan en nog enige planeten zou ik je misschien wel een voor jou bevredigend antwoord kunnen geven, maar het oog van mijn ziel is nog nooit tot aan de vaste sterren doorgedrongen. Ik vermoed dat het ook verre werelden zijn, zoals de Heer daar ook al eens op heeft gewezen, maar hoe ze er nu zo precies uitzien en wat hun natuur en wezen is, dat kan ik je natuurlijk niet vertellen en dat zou ik daarom graag van jou horen, als je mij daar iets over zou willen vertellen!"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] JARAH zegt: "Beste Mathaël, als u niet kunt geloven dat ik een paar van deze sterren in levenden lijve heb bezocht, helpt mijn relaas u weinig of niets! Maar als u het kunt geloven, kan ik u er wel wat over vertellen!"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] MATHAËL zegt: "Ik ben het helemaal met u eens, want in de tempel te Jeruzalem gebeuren heel ontzettende dingen en het zou erg gewaagd zijn daar met deze leer aan te komen! In de tempel waar eens Jehova's geest zichtbaar aanwezig was in het allerheiligste, heerst alles wat men maar slecht en kwaadaardig kan noemen. Maar van iets goddelijks is In werkelijkheid geen spoor meer aanwezig, alleen maar namen zonder inhoud! De priesters zijn wolven en hyena's in schaapskleren. In besloten kring zal ik jullie nog heel veel daarover kunnen vertellen omdat ik zelf tempeldienaar was! Maar nu houden we daarover op, want hier kan over iets veel beters gesproken worden dan over de nu geheel goddeloze tempel te Jeruzalem!
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MATHAËL zegt: "Mijn allerliefste kind, daarmee stel je het geloof wel erg hard op de proef, want fysiek is er -geen mogelijkheid denkbaar . In de geest, in een soort geestelijke vervoering is zoiets wel mogelijk, en ik ben graag bereid te geloven wat je mij over de ver verwijderde, vaste sterren zeggen en vertellen wilt. Maar als je zegt 'in levenden lijve' dan kan ik dat al niet geloven en het verhaal, dat misschien op zichzelf helemaal waar en juist is, verliest veel van zijn waarheidsgehalte als de inleidende zin een pure onmogelijkheid inhoudt."
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] JARAH zegt: "Waarom moet het dan onmogelijk zijn dat ik met huid en haar en met mijn vlees en bloed op een paar van deze sterren ben geweest? Zijn bij God dan niet alle dingen mogelijk?"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Kijk, met mijn huidige kennis van de aarde en haar luchtregionen weet ik dat op een hoogte van slechts tien uur boven ons geen levend wezen zou kunnen bestaan, net als een vis niet zonder water kan, hoewel een vis toch nog langer buiten het water in leven zou kunnen blijven dan een mens op tien uur gaans hoog boven de aardbodem. Maar denk je nu eens de eindeloze afstand in van deze aarde tot een van die vaste sterren!
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De afstand van ons tot de zon, die mijn vrije ziel precies kan afmeten, is al iets ontzettends. Een afgeschoten pijl zou bij gelijkblijvende snelheid meer dan vijftig jaar moeten vliegen eer hij de zon bereikte. Maar naar het gevoel van mijn ziel, dat weliswaar niet volkomen betrouwbaar is, is de dichtstbijzijnde vaste ster al tienmaal honderdduizend maal verder van ons verwijderd dan de zon en een afgeschoten pijl zou daar tienhonderdduizend maal vijftig jaar over doen! Als een mens echter zo snel zou gaan als een pas afgeschoten pijl, zou de weerstand van de lucht hem ogenblikkelijk verscheuren, maar wat zou er dan wel met hem gebeuren als hij in een paar ogenblikken die ontzettende afstand aflegde?! Wat zou er dan van zijn vlees en bloed overblijven?!
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Kijk, de natuurwetten zijn ook door God gegeven en kunnen slechts samen met de natuur worden opgeheven. Maar zolang er een natuur bestaat, zolang blijft ook de onveranderlijke natuurwet. Daar kunnen geen uitzonderingen op zijn, want een nog zo kleine uitzondering zou een onberekenbare storing teweegbrengen in de gehele aard der dingen, die allemaal als schakels van een ketting aan elkaar vast zitten. Als er ook maar één schakel stukgaat is de ketting haar bindende werking kwijt! Dit zijn nu mijn redenen waarom het mij voorshands niet zo goed mogelijk is om te geloven dat jij werkelijk lichamelijk naar een paar vaste sterren bent gereisd.
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Bij God kan wel heel veel nog mogelijk zijn wat ik nu ondanks al mijn wijsheid nog lang niet kan begrijpen, maar jouw bewering, liefste Jarah, verliest zich toch een beetje al te ver in het buitengewone. Dat kan ik niet eerder voor waar aannemen dan dat je mij begrijpelijk hebt uiteengezet hoe dat mogelijk is en met de eeuwige goddelijke orde in overeenstemming kan 2ijn.
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] JARAH zegt: "Hoe dan? Uw tegenbewijzen liggen te vast verankerd in de bestaande, onveranderlijke, goddelijke orde, en ik kan u voor mijn werkelijke bezoek aan de vaste sterren geen ander bewijs geven dan te zeggen dat bij God alle dingen, die voor het menselijke verstand nóg zo onmogelijk lijken, tóch mogelijk zijn.
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Heeft u de tijd berekend en gemeten waarin de Heer door mijn Raphaël de schepen van Ouran vanaf het midden der zee naar de oever liet verplaatsen? Wie heeft bij die zeer snelle verplaatsing ook maar één schrammetje opgelopen? Hoeveel tijd had Raphaël nodig om Ouran's grote woontenten en al zijn meegenomen, voor een deel zelfs zeer breekbare bezittingen uit de schepen heel ordelijk op de oever te brengen?
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220  ...