Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 207 van 215

...  190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215
[41] En als gij niet blind zijn wilt, dan zult gij weten, dat de lucht dezelfde God is, maar dat op de plaats dezer wereld de natuur daarin voor het grootste deel in toornvuur is ontstoken, hetgeen heer Lucifer heeft ge­daan, en de Heilige Geest, die de geest der zachtmoedigheid is, ligt daarin, in zijn Hemel opgesloten.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[49] Zo ziet gij nu, wat God is en hoe zijn liefde en toorn van eeuwigheid ge­weest zijn, ook hoe zijn wezen is en gij moogt niet zeggen, dat gij niet in God leeft en zijt, of dat God iets vreemds is, dat gij niet bereiken kunt; overal, waar gij zijt, is de poort van God. Zijt gij nu heilig, dan zijt gij met uw ziel dicht bij God in de Hemel; zijt gij echter goddeloos, dan zijt gij met uw ziel dicht bij het helse vuur.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[50] Luister nu verder. Toen God de Engelen allen tezamen schiep, werden zij uit Gods schepping geschapen; hun lichaam werd geformeerd uit de natuur en daarin werd hun geest en het licht geboren, zoals de godheid geboren wordt. En zoals de Oergeesten van God steeds hun kracht en sterkte uit het lichaam der natuur namen, zo deden ook de Engelen; zij namen ook hun kracht en sterkte steeds uit de natuur van God.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[26] En op deze wijze zijn Hemel en aarde de Zijne, en alle duivelen, benevens alle goddeloze zijn Zijne gevangenen, voor eeuwig, en zij moeten, in de Salniter, die zij ontstoken hebben, eeuwige pijn lijden en eeuwige smaad en schande. Want het volschone aangezicht Gods met alle heilige Engelen zal boven hen, onder hen en dan rondom hen vol van schoonheid, heerlijkheid en klaarheid lichten, en alle heilige Engelen met alle heilige mensen zullen over hen triomferen voor eeuwig, en vol van grote vreugde, lieflijkheid en gelukzaligheid van Gods Heiligheid zingen: van Zijne koninklijke heerschappij, van de lieflijke vrucht van het Hemelse gewas en dat zal, naar de wijze van de zeven Oergeesten Gods, veelstemmig weerklinken. Daar naast zullen de duivelen met alle goddelozen in een hel geworpen worden; aldaar zal een helse walm opstijgen en er zal kwelling zijn en het helse vuur en de helse koude en bitterheid zullen, naar de aard der aangestoken Gods geesten, voor eeuwig in hunne lichamen branden en in al hun heerscharen. Maar daar is voor hen geen hulp, hun smart wordt nog groter, hoe meer zij het be­treuren, hoe meer de helse grimmigheid ontstoken wordt; zij moeten in de hel vertoeven; zij zijn als doodsbeenderen; als de schapen, verzengd door het vuur; de afschuw knaagt aan hen, zij durven hunne ogen niet opheffen vanwege de schande, want zij zien in hun nabijheid niets dan een strengen rechter en boven hen en rondom hen zien zij de eeuwige vreugde. Niet, dat zij het begrijpen of zien, maar zij voelen het als zodanig. Daar is een ach en wee, een knersen en wenen en er is geen uitredding, het is hen, alsof de donder immer weerklinkt en het bliksemt, want alzo gedragen zich de geesten Gods, als ze aangestoken worden. De eerste hardheid veroorzaakt de harde, ruwe, koude en zure eigen­schap; de zoetheid is verdroogt; ze is als een gloeiende kool wanneer er geen vocht meer in het hout is; het verdroogt en er is geen lafenis; de bitterheid is als een helse pestilentie en is bitterder dan gal, het vuur brandt als zwavel; de liefde is vijandschap; de toon is slechts een hard kloppen als een holle klank, alsof er een donderslag weerklonk, het ge­bied van de zevende geest is als een huis der treurnis. Hunne spijze is gruwel en deze groeit op uit de boosheid van alle hoedanigheden. Ach en wee, zonder einde, eeuwigheid, daar bestaat geen tijd, een andere koning zit op de troon; deze houdt een eeuwig gericht; zij zijn een voetbank voor zijne voeten. Ach, schoonheid en wellust dezer wereld, o rijkdom en trotse pracht, o macht en geweld, uw boze en grote pracht, wel al uw wellust tezamen is als een brandstapel door het helse vuur verbrand. Eet en drink, verberg u onder een schone schijn, heers gij schone Godin, die tot hoer geworden zijt; uw schande en smaad duurt eeuwig.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] De zevende geest Gods in de Goddelijke kracht is het lichamelijke, de stoffelijke vorm, die uit de andere zes geesten geboren wordt jen waarin alle Hemelverschijningen tot aanschijn komen; de vorm, waarin alles gegoten wordt en waarin alle schoonheid en vreugde opgaan. Dat is de ware geest der natuur, ja, de natuur zelf, waardoor men de dingen be­grijpt, en waarin alle schepselen in Hemel en op aarde samengevat zijn in een stoffelijk geuit beeld. Ja, de Hemel zelf is op die wijze geformeerd en alle natuurlijkheid in God is onderworpen aan deze geest. Zo deze geest er niet ware, zo zou er ook geen Engel of mens zijn en dan zou God een ondoorgrondelijk Wezen zijn, Die slechts zou bestaan in Zijn ondoorvorsbare kracht.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Wanneer de bliksem zich in 't centrum verheft, zo is de goddelijke ge­boorte in volle werking; in God is het immer en eeuwig alzo, maar bij ons arme kinderen des vleeses niet. In dit leven duurt de zegevierende goddelijke geboorte in ons mensen slechts zó lang, als deze bliksemstraal aanhoudt; daarom is onze kennis stukwerk; in God echter blijft deze blik­semstraal onveranderlijk en eeuwig voortduren. Ziet, alle zeven geesten zouden zonder deze bliksemstraal zijn als een donker dal. Nu bewegen zich de vier geesten (bitter enz.) in de bliksem, want ze worden alle vier daarin levend gemaakt, deze viervoudige kracht stijgt op, alsof het leven zelf openging; en deze kracht, die is opgestegen, is de liefde; dit is de vijfde geest; deze is, alsof een dode geest wederom levend is geworden en plotseling in grote klaarheid zich openbaarde. De ene kracht maakt de andere beweeglijk; de zure, wrange klopt, de hitte veroorzaakt in liet kloppen een duidelijke klank of geluid; de bittere verdeelt deze klank en het water maakt hem zacht; dit is de zesde geest. Nu stijgt de toon op in alle vijf geesten, als een lieflijke muziek en blijft bestaan, want de wrange kwaliteit doet hem verdrogen. Nu is in deze toon of klank de kracht van de zes Oergeesten en hij is als 't ware het zaad van de zes andere geesten die tezamen gevoegd zijn tot een lichaam en waaruit een geest is gemaakt; deze heeft de eigenschap van alle geesten en dit is de zevende geest van God in de goddelijke kracht. Deze geest heeft de kleur van het blauw van de Hemel, want hij is uit de zes andere geesten geboren. Wanneer nu de bliksem, die zijn plaats heeft te midden van de hitte, in de andere geesten zijn licht afstraalt, zodat zij opstijgen en de zevende geest doen geboren worden, zo stijgt ook de bliksem op in de zevende geest, bij de geboorte der zes anderen. Dewijl echter de zevende geen aparte eigenschap heeft, waardoor hij zich van de anderen kan onderscheiden, zo kan de bliksem in deze zevende geest niet lichtender worden, want hij verbindt, door middel van de zevende geest, de zes andere geesten tot één lichaam en de bliksem woonte midden dezer zeven geesten en vindt zijn oorsprong in hen allen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Zijn bedoeling was namelijk om uit dit huis weer een andere Engelen­schaar te scheppen. Hij wilde een Engel scheppen, die Adam zou zijn. Deze zou uit zich schepselen geboren doen worden, gelijk aan hem, die dan het huis der nieuwe geboorte zouden bezitten. Midden in de tijd zou hun koning uit het lichaam van een mens geboren worden, die bezit zou nemen van het nieuw geschapen rijk in de plaats van de verdorven en verstoten Lucifer.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Onder de voltrekking van deze tijd wilde God dit huis met zijn eigen­schappen als een koninklijk domein versieren en plaats maken voor de Oergeesten, opdat zij in dat huis der duisternis wederom schepselen en beelden zouden voortbrengen, zoals zij van eeuwigheid af al gedaan hadden, totdat het nieuw geschapen heer van Engelen, (de mensen), ge­heel voltooid zou zijn.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] De scherpe geboorte van de sterren kan noch het hart van God, noch de Heilige Geest bevatten. Maar het licht Gods, hetwelk opgaat in de angst evenals het golven van den Heiligen Geest, blijft geheel vrij, en heerst te midden van de schoot van de verborgen Hemel, die ontstaat uit het water des levens. Vanuit diezelfde Hemel hebben de sterren hunne eerste ontsteking bekomen, en nu zijn zij als een werktuig, dat God voor de openbaring nodig heeft.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Hierin ziet de geest tot in de diepte der Godheid; want in God is nabij en ver één en dezelfde God, over Wie ik in dit boek schrijf en is zowel in Zijne Drievoudigheid in het lichaam der heilige zielen als in de Hemel. Van Hem ontvang ik mijn inzicht en van niets of niemand anders; ik wil ook niets anders weten als God alleen; deze zelfde God en Hij is ook de zekerheid mijns geestes, zodat ik bestendig ben in het geloof en op Hem vertrouwe. En of een Engel uit de Hemel het mij ook zoude zeggen, zo zou ik het toch niet kunnen geloven, veel minder het begrijpen; ik zou steeds twijfelen, of het zo zou zijn, maar de zon gaat in mijn geest op; daarom ben ik er zeker van en ik zie de oorsprong en de geboorte der heilige Engelen en van alle dingen, in de Hemel en op deze aarde. Want de heilige Ziel is als één geest met God; of zij al een schepsel is, zo is zij toch aan de Engelen gelijk; zo ziet ook de ziel des mensen véél dieper dan de Engelen; de Engelen zien slechts tot in de Hemelse pracht en praal; de ziel ziet in de Hemel en in de hel, want zij leeft tussen beide in. Daarom moet zij zich wel laten verdrukken en alle dagen en uren met de duivel worstelen, dat wil zeggen met de helse eigenschappen, en zij leeft in deze wereld in groot gevaar; daarom heet dit leven met recht een jammerdal vol van angst, en vol van worstelen en strijden. Maar het koude en halfdode lichaam verstaat deze strijd der zielen niet altijd; het weet niet, wat hem wedervaart, maar het is zwaar­moedig en angstig, en gaat van de ene plaats naar de andere; zoekt ont­houding of rust. En wanneer het dit vindt, zo vindt het nog niets, want twijfel en ongeloof doen zich voelen; het is dikwijls als ware het geheel van God verstoten; het verstaat niet de kamp des geestes; hoe de geest nu eens overwint, dan weer de nederlaag lijdt, en welk een heftige strijd er gestreden moet worden met de helse en met de Hemelse eigenschappen; welk een vuur de duivelen aanblazen en de heilige Engelen wederom blussen, geef ik aan iedere heilige ziel te bedenken. Ge moet weten, dat ik hier geen geschiedenis schrijf, die mij door anderen verteld is gewor­den. Ik moet voortdurend strijd voeren; menigmaal is het mij moeilijk gemaakt, evenals aan alle mensen. Maar om des strijds wille, de strijd, die hevig is en om de wille van de ijver, die wij aan de dag leggen, gewerd mij deze openbaring. Het is mij een dringende behoefte, dit alles op papier te stellen. Wat echter hierna volgen zal, weet ik nog niet geheel en al, alleen weet ik, dat mij ettelijke toekomstige geheimenissen getoond werden. Want wanneer het licht opgaat, zo doorlicht het alles, maar de mens kan niet alles goed verstaan, want het is hem, alsof te midden van een onweer, de bliksem te voorschijn schiet en dan plotseling weer verdwijnt. Alzo gaat het ook in 's mensen ziel, wanneer zij voort­gaat te strijden, zo ziet zij de Godheid als in een bliksemstraal, maar de zonde overschaduwt alles weer, want de oude Adam behoort tot de aarde, en niet met zijn tegenwoordige lichaam, tot de goddelijkheid. Ik schrijf dit niet tot eigen lof en eer, maar opdat de lezer wete, waarin mijn kennis bestaat; opdat hij mij niet aanziet voor iemand, die ik niet ben. Want hetgeen ik ben, dat zijn al degenen, die in de kracht van Jezus Christus, onze Koning jagen naar de troon der eeuwige vreugde en leven in de hope der Volmaking, welke aanvangt op, in de dag der Opstanding, die nu aanstaande is. Ziet daarom toe, dat ge niet slapend bevonden wordt in uwe zonden; waarlijk de wijzen zullen het bemerken, maar de goddelozen blijven in hunne zonden. Zij zeggen: wanneer is de dwaas aan het einde zijner dromen? Zij zijn ontslapen in hunne vleselijke lusten. Ziet gij toe, welke droom gij droomt. Ik wilde ook wel rusten in alle zachtmoedigheid, maar ik moet dit verrichten en God, die de wereld gemaakt heeft, is mij veel te sterk; ik ken Zijner Handen werk; dat Hij mij plaatse waar Hij slechts wil. En of ik ook al in de wereld en in des duivels getier zijn moet, zo is toch mijn hoop op God gericht en op het toekomstige leven, en wel wil ik het wagen en Zijne Geest niet wederstreven. Amen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[30] Deze liefde en toorn vormen nu wel een lichaam, maar het water des levens is de Hemel van de scheiding tussen hen, zodat de liefde niet de toorn kan omvatten of begrijpen, en ook de toorn niet de liefde; de liefde echter gaat in het water des levens op en neemt uit de eerste en strenge geboorte de kracht, die in het licht is, hetwelk uit de toorn werd geboren; en zo ontstaat het nieuwe lichaam uit het oude. Het oude lichaam, dat staat in de strenge geboorte, behoort de duivel tot huis, het nieuwe is het rijk van Christus.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Wanneer gij echter goddeloos zijt, dan is uw geboorte niet geschikt voor de Hemel, doch voor de toorn, en zij blijft in een ander deel van de siderische geboorte, waar de ernstige en strenge vuurbron opspuit en gij blijft in de dood verankerd, zolang, totdat gij door de Hemel heenbreekt en met God gaat leven.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[42] Ja, beste trotse mens, de Godheid is ook een zeer zacht, eenvoudig en stil wezen, en grabbelt niet in de grond van de hel en van de dood, maar is alleen in zijn Hemel, waar niet dan een zachtmoedigheid is en daarom zal het mij ook niet overkomen zulks te doen.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Vraag: Waarom heeft God Engelenvorsten geschapen inplaats van Engelen, die allen gelijk zijn? Ziet, God is een God van orde; zoals het met Hem zelf is, met Zijn Heerschappij, met Zijne Geboorte en het Zijn werkingen, zo is het ook met Zijne Engelen. In Hem zijn in ’t bijzonder zeven kwaliteiten aanwezig, waardoor het gehele Goddelijke Wezen voortgestuwd wordt, en waardoor dit telkens opnieuw tot openbaring komt. Door die zeven hoedanigheden blijft de Godheid eeuwig en onveranderlijk. En zoals te midden der zeven Geesten Gods het Hart geboren wordt, waaraan de Goddelijke vreugde ontspringt, alzo is het -ook met de Engelen gesteld. De vorsten der Engelen zijn geschapen naar het voor­beeld van de Goddelijke Geesten; de Cherubijn als het hart van God; zoals nu het Goddelijk Wezen werkt, alzo werken ook de Engelen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Een bepaalde hoedanigheid openbaart zich in het Wezen Gods het sterkst op een bepaald ogenblik. Zo is het ook met de Engelenvorst. Waar God in Zijn werkingen worstelt en kampt, daar is ook een werking van deze Engelenkoning. Daar vangt hij aan met zijn legioenen en zingt, klinkt, danst en jubileert vol vreugde. Dat is een Hemelse muziek, want een ieder zingt daar naar de kwaliteit van zijn eigen stem en de koning is de aanvoerder van de reidans, zoals een zanger met zijne leerlingen en de koning verheugt zich en jubileert met zijne Engelen ter ere van den groten God en tot vermeerdering der Hemelse vreugden en dit is als een heilig spel; tot Godes ere en tot vreugde zijn zij geschapen. Wanneer de Hemelse muziek der Engelen weerklinkt, zo beginnen in de Hemelse heerlijkheid, in de goddelijke Salniter allerlei gewassen te groeien, allerlei kleuren en gestalten komen tot aanschijn, want de Godheid openbaart zich in oneindigheid van soort, kleur, vorm en vreugde. Waar de Zoon Gods zich afzonderlijk openbaart, als een triomf, daar rijst op de vreugdevolle muziek der drie koninklijke heirscharen van de gehele Engelenwereld. Welk een vreugde dit zijn zal, geef ik aan een ieder te bedenken, ik kan het met mijn verdorven natuur niet verstaan, nog veel minder beschrijven. Met dit gezang roep ik de lezer op tot dat leven, hij zal zelf te midden der reien verkeren; wat hij hier niet ver­staat, dat zal hij ginds aanschouwen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215