17481 resultaten - Pagina 210 van 1166
... 198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 ...
[3] Ik denk dan ook dat de Heer zich daarom wat op de achtergrond houdt, omdat Hij al van tevoren heeft gezien dat met deze Zeloten slecht te onderhandelen en te praten is! En daarom is mijn opvatting ook, dat de aanklagers en getuigen uit de stad met hun mededelingen net zo min wat zullen bereiken als wij."Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Dan arriveert er buiten adem een BOODSCHAPPER en zegt tegen het gehele gezelschap, zonder rekening te houden met Cyrenius: "Vrienden, zorg ervoor zo gauw mogelijk weg te komen, want er is een verschrikkelijk oproer uitgebroken. Iedereen is op zoek naar de gevluchte, orthodox joodse spitsboeven en Farizeeën, en de Romeinen en Grieken moorden alles uit wat maar enigszins op een Jood lijkt! Ik ben een arme Griek en heb uit nood een Joods kleed om mijn naakte lijf gehangen en daarmee heb ik het er maar ternauwernood levend afgebracht!"
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Nauwelijks hadden de Joodse, priesterlijke spitsboeven dat gezegd, of er kwam al letterlijk een wolkbreuk van gevraagde offers! Dat zagen ónze priesters, die eveneens niet op hun achterhoofd gevallen zijn en zij gingen op zoek, of zij hun volk met een handige zet óók niet konden bewegen tot zulke royale offers. Ook zij vonden in de oude leer der goden iets dat hen goede diensten verleende om te laten offeren. Zij lieten Apollo verliefd worden op de een of andere nieuwe Daphne en met haar een onderonsje hebben. Dat had zijn vijand, Pluto, meteen in de gaten en die stal intussen de zon, waardoor Gea, Apollo en zijn nieuwe schone zich meteen in de vreselijkste narigheid bevonden! Dat daaruit een afschuwelijke godenoorlog moest ontstaan kon iedere Griek en Romein wel begrijpen! Misschien, als de machtige Zeus eens goed benaderd werd met offers en smeekbeden, dat hij dan deze gevaarlijke situatie nog kon bijleggen! Dit idee bracht ónze priesters ook behoorlijk wat op, maar lang niet zoveel als het goddelijke gericht dat door de Jóódse priesters aan hun schapen werd verkondigd.
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Ik heb de indruk, dat daar onder de grote cipres die ontsnapte, Joodse priesters staan! Nou, goeie dag, die zal het straks slecht vergaan als ze niet ogenblikkelijk het hazenpad kiezen, wat ik die grote schurken zeker niet zal aanraden! Met deze werpspies die men mij, in de mening dat ik een Jood was, heeft nageworpen toen ik hierheen vluchtte, maar die mij gelukkig niet trof, zal ik er zelf nog een paar neersteken! De twee ruiters ontmoette ik aan de stadspoort en zij zullen wel moeite hebben om bij de stadsbestuurder te komen! Heer der heren, nu weet u alles, en wat ik u vertelde, is de zuivere, naakte waarheid, waar ik met mijn leven borg voor sta!"
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] De BOODSCHAPPER zegt, nu wat moediger dan eerst: "Heer der heren, de nood bracht mij ertoe! Ikzelf, een burger van de stad, ben bij deze gelegenheid, omdat het vuur tenslotte geen verschil meer maakte tussen onze huizen en de Joodse, mijn hele hebben en houden kwijtgeraakt en ik ben nu een bedelaar. Deze mantel, die nu uit nood mijn lichaam bedekt, trok ik van het lijf van een gedode Jood en gooide hem over mijn schouders, anders zou ik naakt zijn geweest, net als mijn vrouw en mijn drie al tamelijk volwassen dochters die zich nu alle vier onder een grote, linnen doek achter het huis van deze oude Marcus bevinden.
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Maar CYRENIUS glimlachte zelf van plezier en zei tegen de boodschapper die Herme heette: "Ga naar het huis van mijn Marcus, was je, kleed je dan aan en kom als een nobel Romein terug. Dan zal het juist tijd zijn om de Farizeeën hierheen te halen voor een openbaar verhoor! Want ditmaal ontsnappen ze mij niet meer, daar sta ik voor in! En jij, mijn edele vriend Herme, zult mij goede diensten bewijzen!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] CYRENIUS zegt: "De wijzen die ik noemde, hebben zo'n plaats in mijn geloof en mijn hart, dat ieder woord uit hun mond voor mij eigenlijk al uit de hemel komt, hoewel ik niet bepaald van mening ben dat iets wat waar moet zijn, juist daarom uit de hemel zou moeten komen. Want iedere waarheid blijft op aarde net zo goed waarheid als op de vleugels van het licht uit alle hemelen! Want een peer en nog een peer moeten in de hemel net als op aarde twee peren zijn, -zo niet dan is de hemel een leugen!
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ik ben strenger dan iedere andere rechter, maar ik ben zeer rechtvaardig ten opzichte van iedereen. Als iemand tijdens het noodzakelijke onderzoek leed heeft ondergaan en zijn onschuld blijkt, tracht ik zoveel in mijn vermogen ligt het geleden leed in vreugde en geluk om te zetten, waarvoor deze nieuwe koning voor jullie als bewijs kan dienen.
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] O, ook wij Romeinen weten het Jodendom te achten als het is zoals het volgens Mozes en alle profeten moet zijn: vol geest, kracht, liefde, waarheid en wijsheid. Maar een Jodendom, zoals ti dat onderhoudt, is voor ons Romeinen, die geest en waarheid liefhebben, een gruwelijke verwoesting van de heilige plaats zoals uw profeet Daniël dat heeft voorspeld! Dit is dan mijn mening over de door u zo diep verachte Nazareeër. -Wat kunt u daar nu tegenin brengen?"
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] HERME zegt: "Heer der heren, daar op ongeveer tien passen van deze tafel staat een man met een wonderlijk vriendelijk en tevens zeer wijs gelaat, die een meisje bij zich heeft. Het meisje, dat er erg lief en hartelijk uitziet, is met hem in gesprek en als hij wat zegt, geeft zij blijk van een onbeschrijfelijke, zalige vreugde daarover! Wie is die aardige man? Ach, wat een waardigheid straalt er gewoonweg uit zijn héle wezen! Hoe edel ziet de menselijke vorm er toch uit bij zo'n wonderheerlijke gestalte! En vrijwel iedereen kijkt naar hem! Naar zijn kleding te oordelen moet hij een Galileeër zijn! Kunt u mij iets over deze man vertellen? O goden, hoe meer ik de man bezie, hoe meer ik letterlijk verliefd op hem wordt! Ik neem het mijn vrouwen mijn drie dochters niet kwalijk als ze nauwelijks hun ogen van hem af kunnen wenden! Ik wil er wel mijn leven onder verwedden dat deze man een goed, edel en wijs mens is! Maar wie, wie, wie en wat is hij! Heer der heren, vertel mij dat en daarna gaan we meteen de spitsboeven onder handen nemen! O, die ontlopen ons in geen geval meer, we moeten echter vooral niet serieus op hun getuigenis ingaan!"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] De OVERSTE zegt heel bedaard: "Heer, wij koesteren ten opzichte van Herme helemaal geen wrok. Wij weten reeds lang dat een mens, die van een zaak niet in het minst verstand heeft of enige andere kennis bezit, niet anders kan oordelen dan zijn beperkte beoordelingsvermogen hem toestaat. Wie zou er ooit wrok kunnen koesteren tegen een mens die van het dak valt en door zijn val een onder het dak zittend mens doodt?! Als de brave zanger Herme nu ook onze vijand zijn wil, dan is daar niets aan te doen, toch zullen wij geen vijand van hem worden! Eigenlijk is ook alles wat hij over ons heeft gezegd, helemaal juist. Maar in Europa moet bij Sicilië een gevaarlijke plaats in zee liggen, die men Scylla en Charybdis noemt; wie voorspoedig voorbij Scylla vaart, wordt vervolgens door de draaikolk bij Charybdis verzwolgen! Wij bevonden ons vannacht ook in een echt moreel Scylla en Charybdis en wij vragen u nu: Wat zouden wij dan eigenlijk hebben moeten doen, dat u, Romeinen, volkomen naar de zin geweest zou zijn?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] De OVERSTE zegt: Ik heb u zoëven gewezen op uw Scylla en Charybdis, maar u schijnt dat niet te hebben begrepen! Kijk, toen de zon gisteren, net als ten tijde van Jozua, ongewoon lang de avond verlichtte, viel dat veel van onze vooraanstaande geloofsgenoten op. Zij kwamen bij mij in de synagoge, vroegen mij om uitleg en vertelden mij ook dat alle Joden daardoor erg ontsteld waren. Ik legde hun zo goed mogelijk de zaak al bij het eerste bezoek uit en verklaarde hun, dat dit verschijnsel heel natuurlijk was in deze periode waarin de lengte van de dag en de nacht aan elkaar gelijk worden. Zij gingen, maar wisten het volk niet tot rust te brengen. Men meende in het oosten vallende sterren gezien te hebben en maakte de rustbrengers meteen attent op de voorspelling van Daniël. Tevens waarschuwde het volk zoiets voor hen niet verborgen te houden! Maar na een poosje verdween de zon of het lichtverschijnsel plotseling en het werd ontzettend donker! Toen was.het echter ook uit met al het tot rust manen! Nu moest en zou het einde der wereld er zijn, iedere tegenspraak van onze kant zou ons onmiddellijk het leven hebben gekost!
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] CYRENIUS zegt: "Dat is niet mijn bedoeling; maar ik wil u alleen maar -en daaraan is mij alles gelegen -grondig verbeteren en echte mensen van u maken! U kunt uw innerlijk wel uitstekend achter wel doordachte, slimme woorden verbergen, en hier nog des te gemakkelijker omdat de omstandigheden in zekere zin in uw voordeel werken en geen van ons met zekerheid kan beweren wat u, als de brand bijvoorbeeld niet had plaatsgevonden, met de reeds verzamelde offers gedaan zoudt hebben. Maar ik stel nu een andere vraag en vraag u of u met een zuiver en rustig geweten dat, wat u mij hier verteld hebt, ook net zo aan een alwetende profeet Elia of een engel van God, die uw hart en nieren doorproeft, verteld zou hebben?
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Ik bezweer u bij mijn keizerlijke erewoord, dat getrouwen machtig is: er zijn hier in mijn gezelschap een aantal wijzen -niet van mijn, maar van uw geloof -, voor wie de geheimste gedachten van de mens even helder en klaar zijn als een openlijk begane daad! Als zij u op de proef zouden stellen, zou u hen dan met net zo'n onbezwaard geweten te woord staan als mij? Want van mij weet u dat het mij niet aan verstand en scherpzinnigheid, maar wel aan alwetendheid ontbreekt?! Ik heb deze mensen grondig onderzocht en bevonden dat met hen beslist niet te schertsen valt! Ik zal ook u door hen laten onderzoeken. Als alles zo is als u mij nu hebt verteld, krijgt u alles en nog veel meer dan waarom u hebt gevraagd. Als de genoemde wijzen echter iets anders over u getuigen, zal de broeder en oom van de nu op de troon zittende heerser wel heel goed weten wat hij zal doen!"
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Dit is mijn antwoord op uw vraag, geëerde gebieder. Ik schenk klare wijn en alles is zoals ik het u nu getrouwelijk heb meegedeeld. Deze allen hier, behalve onze overste, zijn mijn getuigen en u, geëerde gebieder , wil ons genade voor recht laten wedervaren!"
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)