Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 210 van 278

...  198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223  ...
[18] Het uitgestrekte water vormt de voornaamste scheidingslijn, die men langs de gebruikelijke weg niet kan overschrijden, want dit grote water duidt op de hoge graad van wijsheid die nodig is om in de middag te komen. Daarom moeten zij die overgaan naar de middag heel sterk worden in het vuur van de liefde, opdat ze een overeenkomende graad van wijsheid verkrijgen zoals die door dit uitgestrekte water wordt aangegeven. Daar we nu ook dit weten, zullen we ons de volgende keer zoals gezegd, zonder verder om te zien ineens naar de stralende middag begeven. Dus genoeg voor vandaag.
Hoofdstuk 40: Waar bevinden de heidenen zich aan gene zijde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Wanneer we echter vanuit deze omgeving de morgen zullen naderen, zullen we nog oneindig grotere en snellere bewegingen maken. En kijk, dat is geestelijk weer heel natuurlijk. Iets dergelijks is immers eveneens al duidelijk te zien bij de meer gewekte geesten op een hemellichaam, waar een geoefende denker een voorwerp dat men hem ter beoordeling voorlegt, heel vlug zal doorzien en in al zijn delen degelijk en grondig zal ontleden. Wel moet hij nog altijd een voorwerp voor zich hebben, want zonder zo'n voorwerp houdt de activiteit van zijn geest op.
Hoofdstuk 42: Verschil in snelheid van reizen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Het verbaast jullie wel enigszins, zoals ik zie, want jullie zeggen bij jezelf: werkelijk, het lijkt ons allemaal heel gezellig en we zouden hier inderdaad zonder meer graag willen blijven, maar toch maakt deze totaal aardse inrichting in deze blijkbaar echte hemel een wat vreemde indruk.
Hoofdstuk 46: In het heuvelland van de eeuwige morgen. Een klein liefde examen. Hoe stellen jullie je de Heer voor? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Na deze wijze woorden zegt de aanvoerder (de bode): we merken uit jouw korte inleiding al, dat jij je de overwinning van het heldere verstand volkomen hebt eigengemaakt; daarom wagen we het ook om met grootste vertrouwen in jouw wijsheid, jou ons probleem voor te leggen. De verstandsvertegenwoordiger zegt: alles waarmee ik jullie maar van dienst kan zijn is mij welkom, leg daarom geheel vrijmoedig en zonder voorbehoud jullie probleem aan mij voor! De aanvoerder (de bode) zegt: luister dan! In het gezelschap waardoor wij werden afgevaardigd om bij jou goede raad te halen, is een grote strijd ontstaan over de noodzaak of overbodigheid van het licht. De redenen voor de noodzaak van het licht zijn net zo steekhoudend als de argumenten ertegen, daarom kunnen we absoluut niet beslissen, welke partij gelijk heeft. De verstandsvertegenwoordiger zegt: laat enkele van jullie argumenten en tegenargumenten horen en jullie kunnen ervan verzekerd zijn dat ik met mijn oordeel de spijker op de kop zal slaan.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Het tegenargument echter luidt: nadat het licht kennelijk is voortgekomen uit de duisternis, en dus vóór het licht slechts een totaal lichtloze toestand de hele oneindigheid doordrong, is het de vraag of de oneindigheid in lichtloze toestand minder oneindig was dan nu in het volle licht. Verder luidt het tegenargument: het is iedereen bekend dat het binnenste van de hemellichamen meestal volkomen lichtloos is en toch is de materie in zo'n lichtloze toestand evengoed en zelfs nog intensiever aanwezig dan op de oppervlakte van een hemellichaam, dat baadt in het licht. Als echter het hele hemellichaam, wat het inwendige betreft, heel goed kan bestaan zonder licht, dan lijkt het licht voor de dingen in de natuur toch zuiver een luxe te zijn. Verder luidt dit tegenargument: iedereen weet dat hij in de nacht van het moederlichaam werd verwekt en juist in deze nacht het leven heeft ontvangen. Om welke reden moet dan datgene wat in de nacht levend is geworden, aan het licht treden? Wie hierover ook maar een beetje nadenkt, moet vanaf het eerste moment inzien, dat het licht niet alleen totaal overbodig is, maar ook schadelijk voor de dingen omdat zij eraan wennen en vervolgens kennelijk ongelukkig worden als ze het door een of ander toeval verliezen. Bovendien zeggen ze nog: wanneer de mensen totaal blind geboren zouden worden, dan hoefden zij zich ook nooit zorgen te maken over het verlies van het licht; want het is voor een oog dat aan het licht gewend is toch het grootste ongeluk om blind te worden. Daar brengen de tegenstanders weliswaar weer het volgende tegenin: in zo'n blinde, gelukkige toestand zou er dan toch helemaal geen verschil zijn tussen een mens en een poliep diep op de zeebodem. Als een mens namelijk geen dingen zou zien, zou hij zich ook nooit een of ander denkbeeld kunnen vormen. Bij gebrek aan denkbeelden zou zich dan echter een grote vraag voordoen, namelijk hoe het er dan met het denken voor mag staan bij gebrek aan alle begrippen en vormen. Over het verlies van het gezichtsvermogen ten gevolge van een ongeluk zeggen de verdedigers van het licht: als men het als een ongeluk wil beschouwen en dit mede als argument gebruikt tegen het licht, kan men dat immers ook doen met betrekking tot de andere zintuigen die niet van het licht afhankelijk zijn. Om daarom ieder ongeluk te voorkomen zou de mens zonder enig zintuig in de duisternis geboren moeten worden. Hoe zich dan het denken van een mens zonder zintuigen kan ontwikkelen, zou men het beste aan een steen kunnen vragen! Kijk, zeer wijze man, tussen zo'n wirwar van gedachten wordt ons grote gezelschap heen en weer geslingerd. Wij hopen vol vertrouwen dat jij deze knoop zult ontwarren.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] A zegt: ja, mijn beste, achtenswaardige vriend, wat moet ik daarop zeggen? Ik was geen priester maar leefde toch, men kan wel zeggen, bijna even streng, zoals mij de, vanzelfsprekend betere priesters dat onderwezen hebben. Ik had in zekere zin ook wel heel wat twijfels, maar ik dacht bij mezelf, het mag zijn zoals het is, ik leef heel rustig zoals de priesters het mij geleerd hebben; dat kan voor mij toch onmogelijk verkeerd zijn. Want ik dacht bij mezelf: is hun leer verkeerd en onzinnig, dan is dat hun verantwoording maar ik was mijn handen in onschuld! En mocht God werkelijk zo'n rechtvaardige rechter zijn, als alle priesters op de preekstoel over Hem hebben gepreekt, dan moet Hij mij belonen, vooropgesteld dat Hij werkelijk bestaat. Bestaat er echter geen God, dan is het toch zonder meer allemaal om het even hoe men leeft. Bestaat er een leven aan gene zijde., dan moet dit toch zeker overeenkomen met het al dan niet eerlijke karakter van de mens. Bestaat er geen leven na de lichamelijke dood, dan zal er zeker ook weinig van afhangen hoe iemand op aarde geleefd heeft. Daaruit kun je nu zien dat ik op aarde als een volkomen eerlijke, verstandige en steeds gehoorzame man heb geleefd. Nu ben ik al zo lang hier, en dit is nu de beloning!
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Hebben ze weer zo'n vijftig hoogten overwonnen, dan wordt aan de geestelijke gevraagd of men na zo'n lange reis niet wat mag uitrusten. Dan geeft de geestelijke hun het volgende antwoord: `Bid zonder ophouden'. In de geestelijke wereld betekent dat, dat men nooit mag rusten als men eenmaal op weg is naar de hemel. Want men moet heel goed weten dat de trage en de lauwe door de mond Gods wordt uitgespuwd en niet wordt binnengelaten in het hemelrijk. Daarom moeten ze maar al hun krachten verzamelen en verder gaan totdat ze gelukzalig de poort van de hemel hebben bereikt. Na zulke vermanende woorden trekt de stoet weer verder.
Hoofdstuk 48: Processie bij een zogenaamde hemelbestijging - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[20] Het gebeurt zoals de geestelijke gezegd heeft. En werkelijk, als hij de derde keer klopt gaat de deur open en Petrus met de aartsengel Michaël verschijnen, onderzoeken ons gezelschap nog en laten het dan ook zonder uitzondering de hemel binnengaan. Alleen de specifieke attributen van Petrus en de aartsengel Michaël worden weggelaten opdat tenminste de eerste al te materiële vonk in hen die de hemel binnengaan, wordt uitgedoofd.
Hoofdstuk 48: Processie bij een zogenaamde hemelbestijging - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Hoe hebben jullie ooit kunnen denken dat drie goden tenslotte toch één God kunnen zijne Dat elk van deze drie goden iets anders zou verrichten en deze drie toch volkomen één in wezen en natuur zouden zijn? Voorts, hoe hebben jullie je een nietsdoende God kunnen voorstellen, terwijl Hij toch in alle eeuwigheid het meest actieve wezen is? Kijk, op grond hiervan hebben jullie je dan ook een eeuwig werkeloos leven voorgesteld zonder te bedenken dat het leven een energie is, die God vanuit Zijn eeuwige energie al Zijn levende schepselen heeft ingeblazen.
Hoofdstuk 51: De ware drie-eenheid. De zonde tegen de Heilige Geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Alleen met Christus was het anders. Als ik Zijn heilige evangeliën las, stelde ik me Hem steeds als aanwezig voor en tijdens mijn armzalige leven heb ik daarbij altijd gedacht: als ik de genade zou hebben die de apostelen ten deel is gevallen, werkelijk, dan was ik zelf een apostel geworden en zou zonder de minste moeite, uit louter liefde voor Hem, vrouw en kinderen hebben verlaten! Ja, ik moet jullie ook zeggen dat ik eigenlijk, als ik er goed over nadenk, alles slechts uit liefde voor de evangelische Christus heb gedaan, waartoe mij bovenal enkele gelukzalige dromen over Hem het meest liefdevol hebben aangespoord.
Hoofdstuk 55: Eerste solide woonplaats na de schijnhemel. Onbegrijpelijke drie-eenheid. De evangelische Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Hij zegt: ja lieve vriendin, dat is mij ook hier pas echt duidelijk geworden. De hoge heren op aarde hadden het gewone volk immers niet in toom kunnen houden als ze niet een of andere God en dus een of andere religie voor hen hadden uitgevonden. Met religie echter hebben zij gemakkelijk spel bij het in bedwang houden van het domme gepeupel. Dat werkt dan echt ijverig voor hen, zodat zij zich zonder zich om een of ander werk te bekommeren in hun paleizen en burchten op zachte bedden en stoelen onbekommerd kunnen vetmesten. Daarom worden ook overal geestelijken en leraren aangesteld die zelf behoorlijk dom worden gehouden om dan op hun beurt ook het gewone volk weer dom te houden. Wanneer echter zulke geestelijken dan toch hun verstand gaan gebruiken, worden zij gauw bevorderd, waardoor ze dan ook een goed leven kunnen leiden zodat hun verstand geen gevaar oplevert voor de hoge heren. Maar om zo'n religie, die op zichzelf niets betekent, een meer betekenisvol tintje te geven, moet ze met allerlei mystieke, dat wil zeggen nietszeggende ceremoniën worden opgesierd, anders zou ze op het gewone volk niet de vereiste uitwerking hebben. Ziet u, geachte vriendin, zo was het ook in mijn geval.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Ja, ik zal je nog meer over mijn hart vertellen. Als het mogelijk zou zijn om met Christus in de armzaligste uithoek van de aarde samen te zijn, al zag die er uit als een voorportaal van de hel of als de hel zelf, dan zou ik toch onuitsprekelijk gelukkiger en zaliger zijn dan zonder Zijn zichtbare, echt menselijke aanwezigheid in de meest verheven en wondermooiste hemel! Ik denk, beste vriend en broeder, dat dit nu toch duidelijk genoeg gezegd is.
Hoofdstuk 58: Vurig verlangen naar de Heer. Een examen in liefde. Het heilige doel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Onze vermeende tafeldienaar opent zijn armen, spreidt ze wijd uit en zegt tegen onze woordvoerder en via hem tevens tegen het hele gezelschap: geliefde vriend en broeder, ik heb je immers gezegd: neem Christus maar goed in je op, dan is Hij ook aanwezig! Je hebt Hem opgenomen en daarom is ook gebeurd wat ik je gezegd heb, want Christus is naar jou toegekomen en je zult voortaan nooit meer zonder Zijn gezelschap zijn, - en zo mag jij jouw Christus dan naar hartelust omhelzen!
Hoofdstuk 58: Vurig verlangen naar de Heer. Een examen in liefde. Het heilige doel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Zie, de hemel is oneindig! Zou zo'n wezenlijke, eindeloze verveelvoudiging, zonder aantasting van Mijn volledige eenheid, niet mogelijk zijn, hoe verweesd zouden dan Mijn kinderen zijn en hoe alleen zou Ikzelf staan temidden van hen?!
Hoofdstuk 60: De Oer-eigenlijke God-Zon. Uitleg over de persoonlijke, wezenlijke alomtegenwoordigheid van de Heer. Voorbereiding voor de maaltijd met de Vader - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  198 - 199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223  ...