Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 211 van 263

...  199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224  ...
[19] Zo is ook de liefde van een godskind voor God volstrekt geen vleierij waardoor het in staat zou zijn Gods almachtige gunst te verwerven, want de ware liefde is een innerlijke drang om God boven alles als de enige, meest volkomen Heer te erkennen, maar zichzelf ten opzichte van Hem als een absoluut niets te beschouwen. Men moet de hoogste gelukzaligheid zoeken in het feit dat men God de Vader boven alles lief heeft omdat Hij God en Vader is. En voor zo'n liefde mag men eeuwig geen andere beloning verwachten dan alleen de genade, God de Vader zo te mogen liefhebben.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Maar ik vraag jou: is het ook zo gesteld met de delen van mijn eigen lichaam? O, volstrekt niet! Deze hangen in al hun onderdelen voortdurend van mijn innerlijke wilskracht af en kunnen zich daartegen niet verzetten. Zij moeten toch immers met de innerlijke levenskracht volkomen eensgezind zijn, anders zou zeker het hele menselijke wezen te gronde gaan.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Wij staan ten opzichte van de Heer weliswaar in dezelfde verhouding als de lichaamsdelen tot een lichaam, en deze delen vormen wel met het inwendige leven van het lichaam één wezen, maar niet één deel van het gehele lichaam kan zelfstandig doen wat het wil, want elke handeling en elke daadkracht gaat niet uit van het lichaamsdeel, maar enkel en alleen van de in het lichaam heersende grondkracht. Zo kunnen de lichaamsdelen zich ook niet zelf voeden, ook al werken ze nog zo vlijtig, maar ze moeten hun opbrengst eerst bij het hoofddepot van het innerlijke leven afleveren; eerst dan deelt de levende kracht de passende voeding uit aan de lichaamsdelen die gewerkt hebben.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Dat woord luidt als volgt: 'Laat de kleinen tot Mij komen en houd hen niet tegen, want aan hen behoort het hemelrijk!' Verder sprak de Heer: Als jullie niet worden als de kindertjes, zullen jullie het rijk Gods niet binnengaan!' - En verder zei Hij nog: 'Wie van jullie de eerste en grootste wil zijn, laat hij de geringste en de knecht van allen zijn!'
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Omdat jij echter meent dat men bij het verkrijgen van het kindschap Gods het 'meer worden' zelfs met de beste wil onmogelijk kan vermijden, zeg ik je weer dat jij je in dit opzicht het meest hebt vergist. Hoe waar mijn uitspraak is, zal ik jou met behulp van het meest onfeilbare woord dat de Heer, God en Schepper van hemelen en aarden, Zelf tot ons heeft gesproken, heel helder belichten.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Ik wil echter met deze, naar mijn mening heldere gezichtspunten niet voorbarig zijn, want ieder door God geschapen vrijdenkend en vrij willend wezen heeft op grond van zijn innerlijke overtuiging het recht om zijn eigen mening aan een ander kenbaar te maken en te trachten hem met de beste bedoelingen op andere gedachten te brengen. Daarom zul je mij deze uitspraak zeker niet kwalijk nemen en zul je me daarop, naar ik verwacht, ook zeker een bevredigend antwoord geven.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Want kijk, zoals je zeker uit de wijsheidskracht van de Heer zult weten, is het bij ons een vaste gewoonte dat de ene mens nooit iets voor de andere mag doen tegen wat voor een vergoeding dan ook; daarentegen moet alleen de wederzijdse behoefte en de wederzijdse broederliefde voor altijd en eeuwig de enige beweegredenen tot handelen blijven. Wanneer ik echter mijn broeder lief heb opdat hij mij dan een dienst zou willen bewijzen of mij ten minste ook zal liefhebben, wanneer ik dus voor mijn broederliefde ook maar de minste liefde terug verlang, of voor een bewezen dienst ook maar het kleinste woord van dank, dan is dat bij ons een grove ondeugd.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Ik zie nu duidelijk in dat men volgens jouw leer op iedere wereld het kondschap van God kan verkrijgen als men ernaar handelt en zijn innerlijke leven in naam van de Godmens tracht vrij te maken. Ik zie ook in dat het leggen van de hand op het vlammende altaar in zekere zin slechts een uiterlijk teken is van datgene wat een menselijk schepsel in wezen geestelijk in zichzelf moet doen.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Het is mogelijk dat ik de essentie van het kindschap Gods nog te weinig begrepen heb. Daarom denk ik dat het wel moeilijk zal zijn om hier een redelijke middenweg te vinden, want er is immers overal maar één waarheid en dat is de van zichzelf bewuste kern in iedere geschapen mens. Twee waarheden kunnen echter eeuwig nooit naast elkaar bestaan omdat de ene de andere zou opheffen. Daarom kunnen ook jij en ik niet tegelijkertijd gelijk hebben. Mocht dat echter het geval zijn dan ligt alleen mijn onverstand er nog tussen, waardoor ik jouw waarheid niet direct als de mijne kan herkennen. Daarom zal het voor mij noodzakelijk zijn dat jij je duidelijker uitdrukt en wel vooreerst over wat in diepste wezen de deemoed is, dan over wat ware liefde is en over het daardoor te verkrijgen kindschap Gods. Maak mij dat duidelijk, dan zal ik, nadat ik de waarheid volkomen begrepen heb, jouw woord naar de letter in mijn gehele huis getrouw in acht nemen. Dat is wat ik jou vraag, voor mijzelf en voor mijn gehele huis.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] De naam van deze Mens aller mensen, die God is van eeuwigheid en die alle dingen geschapen heeft, luidt thans Jezus. Deze naam wil zeggen dat Hij een Heiland is voor al Zijn schepselen. Zijn woord, dat Hij gesproken heeft, was gericht tot alle schepselen en zodoende heeft Hij ook al Zijn schepselen geroepen tot het heil van Zijn liefde en jij bent daarvan evenmin uitgesloten als ik, Zijn tijdgenoot op aarde dat was.
Hoofdstuk 60: Over de menswording van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Kun jij daarentegen alles in een ander licht plaatsen, waardoor het licht van mijn gefundeerde inzicht verbleekt, wees dan zo goed mij dat mee te delen, en dan zal ik het aanvaarden en het me eigen maken alsof nooit een ander licht de innerlijke vertrekken van mijn leven verlicht zou hebben.
Hoofdstuk 60: Over de menswording van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Luister naar hem, want hij begint het woord tot ons te richten en hij zegt het volgende:
Hoofdstuk 59: Voorwaarden ter verkrijging van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Kijk, zo blank en glad als een allermooist gedraaide en gepolijste bol, waarop nergens een oneffenheid te zien is die het gevoel voor schoonheid van het oog zou storen, zo blank en glad afgerond is ook overal het lichaam van zo'n vrouw. En er is geen verschil tussen jong en oud, integendeel, hoe ouder hier een vrouw of een man wordt, des te volmaakter ontwikkelen zich hun vormen. Ja, op hoge leeftijd van soms meer dan duizend jaar worden deze mensen zo buitengewoon volmaakt mooi, dat hun ware etherische zielenschoonheid niet meer door de kracht of de macht van het woord kan worden uitgebeeld.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Ik denk dat dit zo duidelijk is uitgelegd, dat we daarover verder met geen woord meer hoeven te reppen. Daarom kunnen we ons goed geïnformeerd weer op ons prachtige vrije plateau richten, want we hebben nu voldoende inzicht om te kunnen begrijpen met welk doel hier zulke lichtschakeringen zijn aangebracht. Hiermee hebben we de vloer en de omheining van dit plateau voldoende bekeken.
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Ziezo, dat is dus de vloer waarop we nu staan; hij is als het machtig stralende etheroppervlak van een zon, en toch zo hard als diamant. Wat zeggen jullie van deze eindeloze pracht? Jullie zijn sprakeloos en kunnen geen woord uitbrengen. Ja, mijn lieve vrienden en broeders, dat is ook volkomen begrijpelijk want waar het ons, aan licht gewende geesten van de hemel, moeilijk wordt om te spreken, zal het voor jullie toch zeker nog veel moeilijker worden, daar jullie nog nooit van een soortgelijke, onmetelijke, overvloedige lichtverhevenheid in je gemoed iets te zien hebben gekregen.
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224  ...