Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 211 van 1088

...  199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224  ...
[5] Daaruit zien jullie hoe streng een koning er op toe moet zien dat ieder mens hem de verplichte cijns betaalt; en jullie kunnen dus nu wel emigreren naar mijn rijk, als jullie het eens zijn met de verplichtingen die ik van iedere onderdaan met onverbiddelijke strengheid zal eisen! Mijn toestemming hebben jullie; mocht jullie het juk van Rome onder het beheer van de oude Marcus te zwaar drukken, dan weten jullie nu reeds waarheen je kunt emigreren!
Hoofdstuk 17: De wijze wetgeving in Mathaël's koninkrijk aan de Pontus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Dan staat MATHAËL Op en zegt: 'Wel, als jullie emigreren willen, kom dan naar wat nu mijn rijk is, dat achter Klein-Azië aan de wijde Pontus ligt. Het is een groot rijk door twee grote zeeën begrensd, in het westen door de Pontus en in het oosten door het Mare Caspium*. (* De Kaspische Zee ) Daar zullen jullie onder mijn wetten, die echter wel heel streng zijn, veilig en werkelijk zeer rustig kunnen leven. Alleen dit zeg ik jullie, dat er in mijn rijk zelfs geen schijn van onrechtvaardigheid mag voorkomen en iedere leugen uiterst hard en onverbiddelijk bestraft wordt; maar een geheel rechtvaardige, waarheidslievende, onzelfzuchtige burger zal onder mijn ijzeren scepter het beste leven hebben!
Hoofdstuk 17: De wijze wetgeving in Mathaël's koninkrijk aan de Pontus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Als jullie met deze staatsinrichting van mij tevreden zijn, pak dan je spullen en verhuis naar mijn rijk!"
Hoofdstuk 17: De wijze wetgeving in Mathaël's koninkrijk aan de Pontus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Door zulke wijze beperkingen moeten binnen een staat waarheid en liefde tot een tweede, waarachtige en betere natuur voor de mensen worden! Want naar mijn huidige inzicht begunstigt niets zo sterk leugen, bedrog en zelfzucht als onbeperkte bezitvorming. Een wijze beperking van deze ware vader van leugen, bedrog en zelfzucht, hoogmoed, heerszucht en gierige meedogenloosheid is werkelijk met geen goud te betalen en ik zal deze opvatting binnenkort ter toetsing aan de keizer toesturen. Maar intussen zal ik in ieder geval in het regeringsgebied waar ik absolute macht bezit deze noordse regeringswijze zo snel mogelijk invoeren; want werkelijk, zij is zo wijs alsof een God die gegeven heeft!'
Hoofdstuk 18: De rechtsstrijd tussen Cyrenius en Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Weet u, eerbiedwaardige heer, heer, heer, wij kennen precies ons standpunt en hebben in dit geval geen commentaar nodig! Wij kennen onze verplichtingen ten aanzien van Rome en die ten aanzien van onze vorsten. Eer wij ons recht bij u zoeken, gaan wij naar onze vorst. Verwijst hij ons naar Rome, dan gaan wij pas naar u. Daarom geloven wij, dat het u voorshands misschien toch niet zo gemakkelijk zou vallen om hier in heel Palestina de wijze regeringsnorm van de noordse koning in te voeren!"
Hoofdstuk 18: De rechtsstrijd tussen Cyrenius en Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Voor Palestina heb zelfs ik dezelfde volmachten ten opzichte van iedere pachter en kan iedere pacht ogenblikkelijk helemaal ontbinden! Je vergist je dus deerlijk als je denkt dat een keizer op enigerlei wijze afstand zou doen van een recht, en zichzelf de handen zou binden. O, zo wijs is beslist iedere vorst dat hij niemand een recht geeft, dat wil zeggen binnen zijn rijk, dat hij naar omstandigheden niet enkel door zijn woord al in het volgende moment helemaal zou kunnen opheffen!
Hoofdstuk 18: De rechtsstrijd tussen Cyrenius en Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Daarop haasten de twaalf zich verheugd naar de tuin en zien stom van verbazing wat de tuin bevat en zij worden ook door Marcus zelf het huls binnengeleid, waar zij alles in grote bewondering in ogenschouw nemen. Maar Marcus vertelt hun net zo min als Cyrenius iets meer erover, ondanks al hun nog zo vriendelijke vragen; want Ik heb Cyrenius, zoals ook eerder Mathaël, ingegeven wat zij moesten zeggen, en zo werd hier de weg gebaand voor de mogelijkheid om ook deze rare snuiters, die nu met Marcus na een half uur weer heel nieuwsgierig naar ons toekomen, tot de geestelijke waarheid te bekeren.
Hoofdstuk 20: Roclus bezichtigt het wonderbouwsel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar deze god mens zou ik hier nu willen leren kennen! U, geëerde Cyrenius, bent het in geen geval. Want als u dat zou kunnen, zou het grote Romeinse keizerrijk reeds lang door een berghoge muur omringd zijn, die zelfs een adelaar angstig zou maken als hij daar overheen moest vliegen. Geef ons, geëerde heer, heer, heer, daarover enige uitleg, dan zullen wij rustig weer naar huis gaan!"
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] CYRENIUS die nu wat verhit raakt, zegt: 'Je hebt weliswaar eensdeels gelijk dat afspraken gehouden moeten worden; maar aan één ding heb je niet gedacht, namelijk dat de keizer zich wijselijk steeds in ieder pachtcontract van een land de onvoorwaardelijke, ogenblikkelijke ontbinding daarvan heeft voorbehouden, wanneer hij dat nodig mocht achten in verband met de regering. De pachter kan in dat geval alleen de keizer om een eenjarige vergoeding smeken en de keizer heeft, vanaf het ogenblik van de bekendmaking van zijn wil, het bestuur over het voorheen verpachte land en iedereen moet zich naar zijn wetten voegen. Wel heeft de pachter het hem genadiglijk verleende recht om aan de keizer voor te stellen dat, wanneer de pacht hem gelaten wordt, hij zich alle recht ontzegt wetten uit te vaardigen, maar dat hij geheel volgens het gegeven keizerlijk decreet zijn regering voort zal zetten, waarop de keizer dan natuurlijk, als hij dat wil, zijn pachtverdrag weer geldig verklaart; maar dwang is daarbij ondenkbaar, wel de zuivere, vrije genade van de alleenheerser.
Hoofdstuk 18: De rechtsstrijd tussen Cyrenius en Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Dat zijn zo de hoofdtrekken van een Epicurist! Hoeveel.geestelijks er in zo'n gemoed van steen huist, zal hopelijk zelfs wel voor iedere blinde overduidelijk zijn. Ja voor het rijk worden op deze aarde deugt de leer van Epicurius het meest, vooral wanneer zij met stoïcijns cynisme doorspekt wordt zoals dat bij jullie het geval is; maar voor het rijk worden naar de geest deugt zij allerminst, omdat zij de zuivere liefde tot God en de arme naaste totaal uitsluit. Dit was om Jullie wat zicht te geven op jezelf! En laat nu de redenen horen voor jullie echt Esseense atheïsme!"
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Overduidelijk treedt dan al bij de dieren een innerlijke intelligentie op; hun handelingen, ook al zijn die in aantal en in variatie nog zeer beperkt, overtreffen die van de mens in vele opzichten. De daden van de mens getuigen wel van zijn uiterst omvangrijke intelligentie, maar nergens wordt een uit het innerlijk afkomstige volmaaktheid zichtbaar, iets, wat de werken van de dieren zeker nooit en nergens ontzegd kan worden. Zo hangt ook wat het dier naar buiten toe doet, inniger met zijn wezen en karakter samen dan bij de mens, deze god van de aarde, het geval is.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Maar wie zou in de grootste ordeloosheid ook nog een werkende ziel willen zien?! Een vervliegen en tenietgaan daarvan -ja, -maar geen nieuw of zelfs volmaakter ontstaan! Wel wordt door het vergane loof de bodem van de aarde vetter en ontvankelijker voor de vochtigheid uit de lucht en daardoor voedzamer voor de daarop groeiende planten; maar het afgevallen loof zal nooit daaruit als zodanig weer ontstaan, omdat de ziel ervan zo goed als niet meer bestaat.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Als wij aannemen dat alle organische wezens ook bezield zijn en de ziel overal het werkende principe is -hetzij meer of minder volmaakt, dat maakt hier niets uit -, dan kan men deze veronderstelling als evidente waarheid aannemen, doordat men logisch op juiste wijze vanuit de werking terug redeneert naar de oorzaak, of van de handelingen naar de kracht,/die wij dan de 'ziel' willen noemen. Afhankelijk van de graad van volmaaktheid en ordelijkheid van de werken van een ziel leidt men dan ook op logische wijze ten eerste haar bestaan en ten tweede haar bekwaamheid af. Vinden wij echter de een of andere chaotische wirwar, wild en ordeloos door elkaar, zonder enige actie of beweging, dus zonder enig spoor van leven, dan denken en zeggen wij: Daar heerst de dood, die van zichzelf totaal onbewust is en wiens bezigheid bestaat uit een volledig tenietgaan, -een verschijnsel dat men in de herfst bij zeer veel bomen en struiken kan waarnemen, wanneer het vroeger zo mooie, goed geordende loof van de boomziel in wilde onordelijkheid naar beneden valt, verdort en in de loop van de winter vrijwel geheel vergaat.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Maar waar vinden wij zulke geordende werken, dat wij daaruit ook maar met enige waarschijnlijkheid een allerhoogst, meest wijs en tevens almachtig, goddelijk wezen af zouden kunnen leiden? Maar al te bekend is de leerstelling van alle theïsten en theosofen* (* god gelovigen en godgeleerden): 'Zie naar de aarde, haar bergen, velden, zeeën en rivieren en naar alle ontelbare creaturen die haar bewonen! Alles wijst op het bestaan van hogere goddelijke wezens!' -, of, zoals bij de blinde joden, op slechts één god, wat eigenlijk wel iets verstandiger is, en ook gemakkelijker, dan het hebben van zoveel onzichtbare heren, waar men met de een blijkbaar ruzie moet krijgen als men de ander huldigt en offers brengt. Ik zou wel eens willen weten wie er tegelijkertijd met Juno en Venus overweg zou kunnen, of met Mars en Janus, of met Apollo en Pluto!
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] IK zeg: 'Je hebt deze mens heel juist beoordeeld en de zaak ligt bij hem inderdaad zoals je zegt; want zoveel natuurlijke, gezonde wereldervaring als deze Roclus, en door hem ook zijn elf metgezellen, heeft wel niemand van jullie. Maar omdat hij in deze tijd al herhaaldelijk naar aanleiding van zijn aanzienlijke, aardse schatten op louter list en bedrog is gestoten en overal de godheid vertegenwoordigd vond door de grootste en sluwste bedriegers, daarom kan men zich er ook niet over verwonderen dat hij tenslotte noodgedwongen het kind met het badwater moest weggooien.
Hoofdstuk 25: Het karakter van Roclus, zoals de Heer hem ziet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  199 - 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224  ...