17481 resultaten - Pagina 212 van 1166
... 200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 ...
[20] De CRITICUS zegt: "Geëerde heer, ik zal sterven als daarvan bij mijn weten ook maar één jota onjuist is!"Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De OVERSTE zegt: "Stelt u zich eens een hoge, menselijke functie voor! Daaraan hangt steeds een geheime hoogmoedslabel, waarop staat 'eer en macht van de functie'! Dat maakt, dat men daardoor heel gemakkelijk begint te zondigen. Als men gewend is om zo te zondigen, wordt men blind en doof en komt steeds hoger door te zondigen. Jammer genoeg komt men beslist eenmaal op een hoogte waar staat: 'Slechts tot hier en geen halve stap verder!' Dat punt heb ik nu bereikt en ik zal erg blij zijn om zo snel mogelijk heel diep beneden te zijn! Acht en zeventig jaar ben ik nu reeds en ik heb verder weinig meer te verwachten! Van nu af aan wil ik mij alleen met het zuiver goddelijke bezighouden, als u mij de korte rest van mijn levenstijd nog wilt schenken!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] CYRENIUS zegt: "Ga, - daar dicht bij het huis van Marcus zult u aan een tafel brood en wijn vinden! Versterk u daarmee en dan zullen wij de zaak beslechten nog voordat de aangekondigden aankomen!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar terwijl de oude zich versterkt, ga IK naar Cyrenius en zeg tegen hem: "Zo is het goed, je hebt de zaak heel goed geleid. Ook het getuigenis dat je over de Nazareeër hebt gegeven, was heel goed. Maar het is nog te vroeg om deze mens aan Mij voor te stellen. Als de zaak op dezelfde wijze verder geleid wordt als tot nu toe, zou het wel eens mogelijk kunnen zijn deze mensen helemaal voor ons te winnen. Maar overhaast handelen kan het helemaal bederven.
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] CYRENIUS zegt: " Jawel, mijn Heer en mijn God, maar hoe kan ik zien dat deze groep van vijftig orthodoxe Joden rijp voor U zal zijn?"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] IK zeg: "Dat zul je wel op het juiste ogenblik gewaarworden na het middagmaal, dat wij vandaag een uur later zullen gebruiken. Maak je daar maar geen zorgen over en doe alles naar behoren en volgens Mijn eeuwige, goddelijke orde!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] CYRENIUS zegt: 'Vriend uit de hemelen! Als ik volgens mijn verstand te werk zou gaan, zou de ene dwaasheid na de andere te voorschijn komen. Dat ik tot nu toe zo'n succes heb gehad bij de zeer sluwe Farizeeën, heb ik slechts aan de Heer te danken, want Hij gaf mij de woorden en de juiste gedachten in het hart. Mijn inbreng daarbij staat gelijk aan nul. Ik hoop en geloof dat het tot het einde toe zo blijft gaan! Onder deze leiding, vriend, kunnen wij met elkaar volgens de wil van de Heer , de verdere uitvoering van het begonnen werk aan de Farizeeën wel wagen! Wat vind jij ervan, vriend uit de hemelen?
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Volgens de Dahalmud (* talmoed: joods leer en wetboek) moet men hen zien als de van het goddelijke wezen als vlammenbundels uitstromende krachten, die sneller dan de gedachte in alle richtingen vanuit het eeuwige, ondoorgrondelijke centrum van God hun werking hebben, zo ongeveer als de door de zon uitgezonden lichtstralen. Dat lijkt mij ook het meest aanvaardbaar. Maar of dat een juiste en met de waarheid overeenstemmende verklaring is, is een andere vraag, waarop waarschijnlijk een sterfelijk mens nooit het juiste antwoord zal kunnen geven.
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Zo ziet u, geëerde gebieder, dat er zuiver verstandelijk, heel verschillende meningen zijn! Alles heeft wel iets waars in zich, maar wat dan het eigenlijk ware is, is door ons mensen niet te bepalen. Het is dan zaak het volk zijn zintuiglijke geloof te laten behouden, omdat men eigenlijk toch niets beters ervoor in de plaats kan stellen! Maar dat is dan ook alles wat ik u op uw zeer belangrijke vraag als antwoord kan geven, want ik kan bij u toch niet met die verhalen aankomen die men het volk daarover vertelt!"
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Daarmee wil ik echter, los van mijn eigen mening, niet de uiterste mogelijkheid helemaal uitsluiten. Maar één ding is zeker, dat zo'n engelgeest zich zonder een natuurlijk medium nog veel minder als iets wezenlijks aan onze zinnen voor kan doen, dan een lichtstraal zich kan manifesteren zonder een weerkaatsend medium.
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Volgens de Schrift heeft men de engelen ook meermalen als jongemannen van ongemene schoonheid de mensen zien dienen! Wel, dat is voor verstandige mensen ook wel een moeilijke brok om te geloven. Ik en al mijn collega's hebben in ieder geval nooit zoiets gezien! Het is mogelijk! Maar het kan ook net zo goed een oude, lyrische manier van spreken zijn, die men gebruikte om door een grotere symboliek de geestelijke krachten te personifiëren, die men dan de hele, jeugdig gezonde, krachtige vorm van een zeer mooie jongeman gaf. In geen enkel vers is dan ook ooit sprake van een engelin, waarschijnlijk omdat de bezielde dichters een aantrekkelijk meisje, hoe volmaakt ook, nooit de grote kracht van een krachtige, gezonde jongeman toe konden dichten.
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Ik geloof dat ik nu openhartig heb gesproken. Dat ik me tegenover het volk heel anders moest tonen, zult u hopelijk ook zonder ergernis wel inzien! Maar dat ik zelf daar steeds een heel andere mening over had, geeft mijn innerlijke, betere overtuiging wel aan, die ik u nooit had kunnen tonen als ik die al niet had gehad! Wonderdoeners doen me tegenwoordig niets meer. Ze moeten echter niet, zoals gewoonlijk, uit broodnijd tegen ontwikkelde mensen zoals ik te keer gaan, maar ze moeten ons daarentegen helpen, dan zal het ons allen goed gaan.
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Daarom ben ik, ondanks mijn uiterlijke strengheid, innerlijk toch geen Zeloot maar een verstandig naturalist en ik neem een verschijnsel zó lang niet als geestelijk aan, als er nog een enigszins natuurlijke verklaring voor te vinden is! Dat wat je nu hebt gedaan is door mijn verstand beslist niet natuurlijk te verklaren, maar ik heb me ook nog nooit ingebeeld alles te begrijpen wat ook maar op het grote terrein van de natuur zichtbaar wordt. Daarom kan jouw kunst om wonderen te doen toch wel op iets natuurlijks berusten, waar jij, en misschien ook nog wel een aantal anderen, alles van af weet. Dat kun je aan mij natuurlijk niet vertellen, maar dat is ook niet zo belangrijk, want er geschiedt in de natuur heel veel dat op zichzelf ook een wonder is dat wij niet kunnen verklaren. Daarom behoeven we het toch niet meteen als een wonder in optima forma te zien?!"
Hoofdstuk 150: De overste en de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] De wondermannen waren erg tevreden met mijn besluit, vooral omdat ik hun voor de voorstelling, die zij alleen voor mij en een paar geleerde collega's zouden geven, een goed honorarium beloofde,
Hoofdstuk 151: De overste fantaseert. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Ik vroeg hem of hij nu van deze wijngeur meteen weer, of ooit nog, een vloeibare, drinkbare wijn kon maken; waarop hij mij en mijn drie collega's vroeg of we nog wat wilden drinken. Wij antwoordden bevestigend en hij nam het zichtbaar lege vat, dat duidelijk kleiner was dan mijn waterkruik en goot toen zoveel wijn in mijn kruik dat de wijn begon over te lopen!
Hoofdstuk 151: De overste fantaseert. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)