Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 212 van 728

...  200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225  ...
[9] IK zei daarop tegen haar: 'Kijk, lichamelijk was je helemaal dood; maar Ik, die Zelf het leven ben, heb je nu het leven teruggegeven. Gebruik echter in het vervolg je verstand en doe alleen maar werk waarvoor je krachten toereikend zijn, omdat je anders weer iets dergelijks zou kunnen overkomen. Vlijt is bij een mens altijd te prijzen; wanneer hij echter zijn krachten ,overschat, is hij niet meer te prijzen, maar erg dwaas. Onthoud dat en zeg het ook tegen je moeder en je broers en zusters, die overigens erg braaf zijn! Maar sta nu op en laatje aan je moeder zien en je broers en zusters die nog heel erg om je treuren, en zorg nu voor ons avondmaal!'
Hoofdstuk 73: De verdronken dochter van de waard en haar opwekking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] DE DOCHTER verklaarde echter luid: 'De grote meester uit Nazareth heeft dat aan mij gedaan, maar hij zei ook dat we voor hem daarom nu meteen een goed avondmaal moeten klaarmaken, -dus laten we dat dan ook gelijk doen!'
Hoofdstuk 73: De verdronken dochter van de waard en haar opwekking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Mijn oudste leerlingen zijn al ingewijd in die zaken en kunnen je daarover uitleg geven, met name Simon Juda - nu Petrus -en Jacobus en Johannes; zij kunnen die kwalen ook meteen verhelpen net als Ik. Maar Ikzelf zeg daar nu verder niets over, want Ik heb al eerder gezegd dat Ik een paar dagen stop met onderwijzen en ook met optreden. jullie allen kunnen echter spreken en doen watje wilt; praat echter niet over Mij in deze omgeving en nog minder in de stad!'
Hoofdstuk 74: Het schip van de Farizeeën op de woeste zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] 's Morgens stonden wij echter al behoorlijk vroeg op, en Ik ging met de drie eerdergenoemde leerlingen vóór de ochtendmaaltijd naar buiten. De waard kwam ons ook al gauw achterna, maar de andere leerlingen bleven in huis en schreven van alles op. Wij spraken echter over het lot van het schip van de Farizeeën, dat nog midden op zee met de huizenhoge golven worstelde. De waard vroeg zich af of de wind het nog niet voorbij de stad Tiberias zou hebben gedreven.
Hoofdstuk 74: Het schip van de Farizeeën op de woeste zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] En PETRUS, als visser die met de zee zeer vertrouwd was, zei: 'Kijk, het zijn eigenlijk een soort waterroofdieren, die alleen dan zo frequent en met grote aantallen te zien zijn, als er voor hen iets te roven valt; anders zitten ze langs de zee op gedeelten die niet toegankelijk zijn, noch vanaf het land, noch vanaf het water. Op zulke plaatsen vind je veel insekten en wormen, die deze dieren als voedsel dienen. Bij grote stormen verschuilen die insekten en wormen zich echter en dan gaan de vogels hongerig op rooftocht naar kleine vissen, en als de storm is gaan liggen keren ze weer terug naar de plaatsen waar zij hun goed verborgen nesten hebben. Nu weetje watje nog niet wist; het is weliswaar niet zo belangrijk, maar toch is het goed om ook dat soort dingen goed te weten.'
Hoofdstuk 74: Het schip van de Farizeeën op de woeste zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] IK zei: 'O, beslist niet! Ik zal jullie echter zeggen wat het betekent en wat Ik daarmee heb willen zeggen. Luister dus naar Mij!
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] Jullie zijn er echter wat geërgerd op uitgegaan om Mij te zoeken, omdat Ik jullie van tevoren niet verteld had waar Ik vanmorgen voor de maaltijd heen zou gaan. En kijk, dat was ten eerste niet de juiste plaats om Mij geestelijk in jullie hart te zoeken, en in de tweede plaats kon derhalve ook uiterlijk de juiste plaats waar Ik Mij bevond niet gevonden worden!
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] Dit alles slaat nu echter niet op jullie houding tegenover Mij, maar Ik liet jullie door een beeld zien hoe het ooit zal worden. Daarom moet dan ook, net als Ik, iedere ware leraar bij elke gelegenheid zijn woorden zo kiezen, ook bij de meest onbelangrijke zaken, dat zij als basis kunnen dienen voor een nieuwe, belangrijke leer. Want waarlijk zeg Ik tegen jullie: In het rijk van de geesten die rein zijn voor God, zullen jullie ook voor ieder ijdel leeg woord rekenschap af moeten leggen en in tegenwoordigheid van het zuivere licht van de waarheid uit God te schande staan!'
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Enig doorweekt brood hebben ze nog wel, en dat is voldoende voor hun kwaadaardigheid! Ze hebben echter hun boze plannen al opgegeven en zullen nu proberen terug te varen, en daartoe moet de wind hen te hulp komen. Maar zij krijgen nog angst genoeg te doorstaan voor zij de oever bereiken; want erg gemakkelijk zullen zij nog niet van het water op het droge vasteland komen! ,
Hoofdstuk 77: Op een berg bij Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] DE WAARD kwam echter weer met een andere vraag en sprak: 'Heer, omdat U afweet van alles wat er is en gebeurt, zult U ook wel weten hoe het nu met leerling Judas Iskariot gaat die U eergisteren verlaten heeft, en waar hij zich nu bevindt!'
Hoofdstuk 77: Op een berg bij Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] God op Zichzelf als Vader is immers juist in Zijn oerwezen de liefde en daardoor het Leven zelf, omdat liefde en leven een en hetzelfde zijn. Wie dus de liefde tot God in zich heeft, wat het enige levenselement is, die heeft ook het ware, goddelijke, eeuwige leven in zich. Wie echter die liefde niet heeft, is innerlijk dood; zijn leven is slechts een schijnleven en blijft daardoor zó lang een gericht, als het niet vrijwillig de liefde tot God in zich heeft opgewekt en door daden tot leven heeft gebracht. En kijk, juist daarom is het goed voor de ware mens als hij van tijd tot tijd diepere beschouwingen wijdt aan datgene wat zich aan zijn zintuigen ter waarneming voordoet! -Begrijp je nu wat Ik je gezegd heb?'
Hoofdstuk 75: Over het juiste bekijken van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Toen zei DE BODE echter: 'Dat zal de overste zeker veel plezier doen, maar hij hoorde dat de beruchte profeet uit Nazareth hier tijdelijk schijnt te verblijven. De overste zou daar zelf met u over willen spreken, en daarom zou u hem ook een groot plezier doen als u naar hem toe wilde komen om hem daarover precies in te lichten. Wanneer kunt u komen? Bepaalt u zelfmaar de tijd!'
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Maar IK zei: 'Ga vandaag nog naar hem toe, hoewel het al avond is, en zeg dat Ik hier ben en hier zal blijven zolang het Mij belieft. Wie echter wat tegen Mij mocht hebben, moet komen en het persoonlijk met Mij Zelf afhandelen. Want Ik geef over Mij Zelf rekenschap en verder over niemand in de hele wereld. Ga nu en zeg hem dat, en hij zal met deze inlichting volkomen tevreden zijn! Maar vertel hem verder niet veel over Mij.'
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Bovendien heeft hij toch op sabbat in de school gepreekt. Als u iets tegen hem hebt, zou het immers dáár de juiste plaats geweest zijn om hem te grijpen en rekenschap te vragen! Ik als waard heb daartoe geen recht. Hij is nu echter nog bij mij; als u iets tegen hem heeft, dan staat het u net als ieder ander helemaal vrij er zelf naartoe te gaan en met hem te praten. Want hij zei mij uitdrukkelijk, dat niemand in de hele wereld voor hem rekenschap hoeft af te leggen; omdat hij helemaal alleen voor zichzelf instaat, en voor zover ik uit ervaring weet, niemand uit de weg gaat en voor geen mens bang is. Maar wel zouden alle mensen hem moeten vrezen, want de macht van zijn wil is oneindig. Wat hij maar wil, gebeurt en is er.
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] Pas na een poosje zei HIJ: 'U heeft weliswaar gelijk, en als ik geen overste was, zou ik er waarschijnlijk net zo over denken als u; maar ik ben hier overste en moet volgens mijn plicht handelen. Tegenover iemand als u denk en gedraag ik me echter niet als overste, maar als mens. Zou ik echter meer met de tempel verbonden zijn dan nu, dan zou ik volgens de opdracht van de tempel de man moeten oppakken en hem aan Jeruzalem uit moeten leveren. Omdat ik echter meer mens ben dan overste, liet ik hem zelfs in de school prediken en ging er zelf niet heen, om het de schijn te geven dat ik er geen weet van had. Maar de Nazareeër , die anders heel verstandig en wijs schijnt te zijn, moet daar een heel raadselachtige en voor niemand begrijpelijke toespraak gehouden hebben en uiteindelijk bijna alleen in de school overgebleven zijn. Nu, als ik me vrij kan maken, dan kom ik morgen of overmorgen eens langs; want op z'n minst wil ik hem toch wel eens zien!'
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  200 - 201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225  ...