Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 213 van 1088

...  201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226  ...
[3] Daarom riep Ik heimelijk Raphaël bij Me, en gaf ook Cyrenius een teken dat hij Raphaël nu aan Roclus voor moest stellen en hem moest zeggen dat deze jongeling nu de rest met hem zou afhandelen, omdat hij (Cyrenius) zichzelf te zwak en te arm aan ervaring vond om tegenover Roclus' absoluut zeer gedegen verstand tegenargumenten naar voren te brengen die het atheïsme van de scherpzinnige denker teniet zouden doen; maar deze jongeling zou hem, namelijk Roclus, wel zeer gefundeerde tegenargumenten kunnen geven, waar hij volledig zeker van kon zijn.
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Nu zul je wel inzien dat je niet door er op los te slaan kunt ingrijpen bij de mens hier op deze aarde, omdat hij hier zijn innerlijke levensprincipe zelf moet consolideren, zonder enig gewelddadig ingrijpen van buiten, puur volgens zijn inzichten en geheel volgens zijn eigen vrije wil. Als de mensen ergens vanuit zichzelf zo'n levensorde hebben ontdekt waarin zowel een moreel alsook een fysiek bestaan denkbaar is, laat men hen daarin blijven zolang ze niet in te hoge mate ontaarden. Gebeurt dat echter bij een volk, dan IS de Heer van de hemel en de aarde er ook altijd om het ontaarde volk weer terug te voeren naar de juiste levensorde, zoals het ook nu bij het joodse volk het geval is."
Hoofdstuk 37: Raphaël beschrijft Gods wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Zie, dat is enkel en alleen het werk van het pure menselijke verstand, dat mij voorkomt als een mens, die vanaf een hoge en steile berg naar beneden begint te lopen en wanneer hij goed op gang is gekomen niet meer kan stoppen! Wat daar het gevolg van is kun je je gemakkelijk voorstellen.
Hoofdstuk 41: De egoïstische huishouding van de oude Egyptenaren en de toestand aldaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Vanaf de muur wordt de bode tijdens een lange reis van ruim twintig dagen vervoerd in een draagstoel, van waaruit hij mets anders dan de lucht kan zien. Pas in de grote keizerstad, die meer inwoners heeft dan heel Palestina, wordt hij vrijgelaten en eervol naar de keizer gebracht. Daar overhandigt hij de gouden koker met inhoud en geeft de keizer de wens van de grote Lama te kennen, waarop hij van de keizer aanzienlijke geschenken krijgt en genadig uitgeleide wordt gedaan. Dan begint meteen zijn terugreis, die nooit een haar verschilt van de heenreis.
Hoofdstuk 43: De religieuze band tussen Indië en China - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Gelooft zo'n verminkt mens dan nog niet wat men hem wil laten geloven, dan wordt de ongelovige geheel naakt met handen en voeten op het ruwste kruishout -zeg maar -vastgespijkerd, vervolgens wordt zijn buik kriskras opengereten en dan worden er uitgehongerde honden op losgelaten, die de ongelovige volledig bij bewustzijn de darmen en ingewanden uit het lichaam scheuren en deze opvreten! Wie dat soms niet zou kunnen geloven, moet maar eens naar Indië reizen, dan zal hij niet alleen dat, maar nog duizendmaal ergere dingen aantreffen, die de mensen zichzelf moeten aandoen. En als iemand zou weigeren zichzelf als boeteling de afgrijselijkste martelingen aan te doen, wee, wee, wee hem, -die is onder duizend eden ten dode gedoemd, natuurlijk op de meest gruwelijke en vertwijfelde wijze! En, vriend, moet daarachter dan de een of andere zeer wijze, zeer goede, rechtvaardige en almachtige godheid schuil gaan? Al zou ik een tiendubbele dwaas worden, dan zou ik toch onmogelijk zoiets kunnen aannemen!
Hoofdstuk 31: Roclus prijst de goddeloosheid en het niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Dan vraag ik, waar deze talloos vele padden vandaan gekomen zijn en wie ze zo gemaakt heeft? Wie anders dan de natuurkrachten, die toevallig zo tegen elkaar zijn opgebotst dat uit hun tegengestelde krachten juist de padden moesten ontstaan! Die in het water terecht kwamen, vonden waarschijnlijk in hun voornaamste element geschikt voedsel, en vele daarvan zullen wel behouden zijn; maar die op de gloeiend hete aarde vielen, troffen een hun wezenlijk vijandig element aan en krachten die zich zeer tegen hen teweer stelden, en het gevolg was het volledige oplossen van hun door hun korte bestaan nog te weinig vaste lichaam. De natuur werkt, zoals men uit zoveel verschijnselen heel duidelijk kan aflezen, altijd blind, zonder welke economische berekening dan ook; zij schept dingen van een bepaalde soort steeds in onnoemelijke aantallen, waarvan gewoonlijk nauwelijks het honderdste deel degelijk en duurzaam blijft bestaan. Kijk maar eens naar een boom die in het voorjaar bloeit! Wie zou de duizendmaal duizend bloemen willen of kunnen tellen? Men behoeft echter maar acht dagen na de bloeitijd onder de boom rond te lopen om reeds een grote hoeveelheid afgevallen bloemen met vruchtbeginsel op de grond te vinden; vervolgens gaat echter het afvallen van overtollige, aankomende vruchtjes steeds maar door tot dat, wat aan de boom overblijft, volledig rijp is geworden"
Hoofdstuk 32: De natuurfilosofie van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Dan ijlen de blinde, bijgelovige schapen van mensen naar hun bodemloos hebzuchtige priesters en vragen hun waaraan zij zich dan schuldig gemaakt mochten hebben tegenover god of de goden, dat deze hen zo hard gestraft hebben. Is het zo, dat de priesters als wetgevers en plaatsvervangers van god, beslist niets op de wettige en dus door de goden verlangde levenswijze van het volk aan te merken hebben, dan trekken zij een heel goedmoedig en medelijdend gezicht en troosten de arme schapen zo goed zij maar kunnen en willen, manen hen met zachte woorden tot geduld, en verklaren hun ook zo nadrukkelijk mogelijk, dat god daardoor alleen maar hun geduld, de sterkte van hun geloof en hun overgave in volle tevredenheid aan zijn wil, terwille van henzelf voor het eeuwige leven na de lichamelijke dood, op de proef heeft gesteld!
Hoofdstuk 33: De god van de natuurfilosofen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (ROCLUS:) 'Ik vraag hier alleen maar, wat de wereldse rechtbanken zouden doen met een mens die zich met een aantal handlangers de slechte grap zou veroorloven, bijvoorbeeld 's nachts, de gezegende velden slechts over een klein gebied zoveel mogelijk te verwoesten? Ik geloof dat de Romeinen zo'n moedwillige booswicht minstens tienmaal zouden kruisigen als zij hem te pakken kregen, of zij zouden hem op een eventuele verklaring van een dokter voor levenslang in een gekkenhuis opsluiten. Maar een god aanbidt men daarvoor nog en houdt hem voor eindeloos wijs! Ook niet slecht als men zich daarbij maar gelukkig voelt! Want de hoogste wijsheid van de goden heeft immers het onbetwistbare voorrecht in de gehele schepping de allerdwaaste streken uit te halen; zij kan naar goeddunken roven, moorden en te gronde richten, en niemand zal het in zijn hoofd halen ook maar te denken, dat zij daar een kwalijke streek heeft uitgehaald. Wel wagen de bijgelovige mensen het toch te denken, dat de eerder genoemde verwoesting van het gewas nu niet bepaald iets goeds inhield; want als het iets goeds geweest zou zijn, zouden de arme, goede mensen zich de gang naar de plaatsvervangers van de goden zeker bespaard hebben.
Hoofdstuk 34: Roclus vergelijkt menselijke met goddelijke daden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wat gebeurt er dan met een mens, die het huis van een ander in brand steekt en daardoor niet alleen diens huis, maar ook alles wat zich daarin bevind, vernietigt en dus van een welvarend burger een bedelaar maakt? Volgens de wet hoort, naar mijn weten, de brandstichter aan het kruis. Als de heer god Zeus echter de vernietigende bliksem in iemands huis slingert en daardoor alles door het vuur laat verwoesten, dan is dat ontegenzeggelijk zeer goed en uitermate wijs! Wee degene die dat niet zo zou opvatten en daar niet muurvast in zou geloven; die zou de PONTIFEX MAXIMUS dan wel de toom van god Zeus op een dergelijke manier laten voelen, dat het afbranden van een huis daarbij vergeleken een enorme weldaad zou zijn! Ik ben echter zo vrij hier te vragen: Als de plaatsvervangers van god de daad van het huizen afbranden die van Zeus uitgaat, als wijs en zeer goed en rechtvaardig beoordelen, waarom vinden zij dan eenzelfde daad door een mens gepleegd zó verdorven slecht, dat zij het nodig oordelen hem daarvoor met de pijnlijkste dood te bestraffen?
Hoofdstuk 34: Roclus vergelijkt menselijke met goddelijke daden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Bij zo'n reis van de godsbode naar de keizer en van de keizer weer naar huis, verzamelt er zich altijd een groot aantal mensen langs de weg waarlangs de godsbode, die natuurlijk behalve de vertrouwde dragers bij het in en uitstappen niemand te zien krijgt, onbeschrijflijk plechtig naar de keizer wordt gedragen.
Hoofdstuk 43: De religieuze band tussen Indië en China - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Weliswaar heeft hij ons hiertoe naar een heel donker kamertje gebracht en liet hij ons door een raam de omgeving zien die geheel dezelfde was als buiten het kamertje vrij te zien was. Toen sloot hij het raam, maakte een paar tekens en opende het raam voor de tweede keer, en van de vroegere natuurlijke omgeving was geen spoor meer te bekennen, maar wij zagen het zojuist beschreven meergebied uitgestrekt naar alle kanten, en dat alles zo natuurlijk als het maar zijn kan. Alleen voelde ik daarbij dat het een beetje eigenaardig trok in mijn ogen, wat blijkbaar veroorzaakt werd door de grote verrassing.
Hoofdstuk 44: Roclus vertelt over de toverkunst van een Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] De magiër zei toen dat hij ons door datzelfde ene raam nog tal van wonderbaarlijke omgevingen voor kon toveren, - maar dat zou ons een heleboel goud kosten; daarom lieten wij onze nieuwsgierigheid hiernaar maar varen. Ik vroeg hem of hij ook in staat was om zo 'n gebied te fixeren, zodat het blijvend was. Hij zei dat hij dat kon en verdween toen plotseling. Toen we daarop naar buiten gingen, viel er van het meergebied geen spoor meer te ontdekken.
Hoofdstuk 44: Roclus vertelt over de toverkunst van een Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Nu richtte Roclus zich tot de reeds naast hem staande Raphaël: 'Wel, laat dan zien wat je kunt! Als je mijn ervaringen ongedaan kunt maken of mijn verstand met blindheid kunt slaan, dan heb je aan mij een zwakke rietstengel die gemakkelijk door allerlei winden naar alle willekeurige kanten wordt gebogen; laat je me echter zoals ik ben, dan zal het je moeilijk lukken om mij door jouw ervaringen van mening te doen veranderen! Want je kunt nauwelijks meer dan Rome hebben gezien en watje op de reis hierheen allemaal bent tegengekomen! Je was vast nog nooit in Egypte het land van de oude wijsheid, en je hebt nog lang niet uit ervaring geleerd hoeveel soorten van geloof aan één of meer goden en godinnen bij de verschillende volkeren bestaan, en jij wilt het met ons, twaalf reuzen wat ervaring betreft, opnemen? Nu goed dan, ik heb er niet bepaald iets tegen; we zullen wel zien hoeveel haar je op je tanden hebt! Doe dus je best en weerleg mijn puur atheïstische argumenten, en laat mij de God zien die te verenigen valt met het zuivere verstand van een mens en met diens innerlijke levensprincipe, dat duidelijk de liefde is! Maar kom vooral niet met een andere God; want die wordt al bij voorbaat verworpen, omdat er geen andere kan zijn en ook nooit zal zijn! Is hij het daarmee eens, laat hem dan tegen ons beginnen!"
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (RAPHAËL:) 'Jij bent wel in Indië geweest en hebt heel wat verkeerde gebruiken gezien, met name de harde boetedoeningen. Zoiets is voor een puur verstandsmens zonder meer een dwaasheid verbonden met een in ieder geval schijnbaar gruwelijke willekeur van' de priesterkaste aldaar. Maar toch is het niet helemaal zoals het lijkt te zijn. Dit volk leeft in een land dat op aarde de grootste groeimogelijkheid bezit voor planten alsook voor dieren en mensen. Ga eens in dit land naar de bossen in de bergen dan zul je er dagenlang rond kunnen lopen zonder ook zelfs op de oudste bomen ook maar één dor takje te vinden, en breek je van een boom een tak af en leg je deze helemaal vrij en open neer, zelfs op zanderige grond, dan zul je die tak na een jaar zeker nog helemaal groen aantreffen, ja, heel vaak zelfs opnieuw beworteld.
Hoofdstuk 38: Doel van de boetedoening in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS, wiens ogen steeds groter werden naarmate hij langer naar de vermeende jongeling luisterde, riep verbaasd en opgewonden tegen Raphaël: 'Maar luister eens, jongen! Je bent amper zestien jaar oud en komt me daar met een kennis en ervaring aanzetten, die een ander eerlijk mens zich nog in geen zestig jaar met de grootste inspanning eigen had kunnen maken! Ik wil het er nu niet over hebben dat je mij werkelijk tot het aannemen van een ware God, die er precies zo uitziet als mijn hart allang in stilte wenste, bekeerd hebt, en dat ik hier nu helemaal niets tegen in te brengen heb, maar ik wil je alleen maar vragen hoe en wanneer je deze kennis en ervaring hebt opgedaan.
Hoofdstuk 44: Roclus vertelt over de toverkunst van een Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  201 - 202 - 203 - 204 - 205 - 206 - 207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226  ...