Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 219 van 278

...  207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232  ...
[3] Als dus de geslachtsdaad in zekere zin als het toppunt van onkuisheid wordt beschouwd, dan zou ik zelf graag degene willen leren kennen die, bij de tegenwoordige stand van zaken, op aarde een verwekking zonder deze ver-boden daad zou kunnen bewerkstellingen. Of het nu binnen of buiten het huwelijk gebeurt, de daad is hetzelfde; en of hij al dan niet begaan wordt om een kind te verwekken, het blijft dezelfde. Bovendien bevat het gebod zelf geen voorwaarde waardoor een regulier huwelijk een uitzondering op de regel van het kuisheidsgebod zou vormen.
Hoofdstuk 79: Het zesde gebod in de zesde zaal. Wat is onkuisheid? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Zeg daarom in plaats van: gij zult niet doden - gij zult niets vernietigen, noch jezelf noch al datgene wat van jouw broeder is, want het behoud is de eeuwige grondwet in God Zelf; daarom is Hij eeuwig en oneindig in Zijn macht. Maar omdat op aarde ook het lichaam van de mens tot aan de door God bepaalde tijd voor de eeuwigdurende ontwikkeling van de geest noodzakelijk is, heeft zonder een uitdrukkelijk gebod van God niemand het recht om eigenmachtig zijn eigen lichaam noch dat van zijn broeder te vernietigen.
Hoofdstuk 78: Het vijfde gebod in de vijfde zaal, geestelijk belicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Kijk, precies zo is het gesteld met de ziel zonder de geest. En deze aangehaalde krankzinnigen hebben nu juist ook alleen maar een zielenleven; dat wil zeggen dat er in hun ziel ofwel een te zwakke of vaak ook helemaal geen geest aanwezig is. Om echter te zien dat zoiets werkelijk het geval is, hoeven jullie niets anders te doen dan een blik te werpen in de wereld van de duistere geesten. Wat zijn zij? Zij zijn na de dood voortlevende zielen die tijdens hun aardse leven op de lichtzinnigste en vaak kwaadwilligste wijze hun geest in zichzelf zozeer verzwakt en onderdrukt hebben dat deze in zo'n toestand nauwelijks in staat is om hun de meest karig toegemeten levensimpuls te verschaffen, waarbij echter alle levensvoordelen niet zelden op de eeuwige achtergrond moeten blijven!
Hoofdstuk 79: Het zesde gebod in de zesde zaal. Wat is onkuisheid? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Om te beginnen wordt hier in deze tweede zaal dit gebod niet zodanig uitgelegd, alsof niemand bij onbelangrijke gelegenheden de naam van de Heer, hoe deze ook moge luiden, zonder de gepaste hoogachting en eerbied zou mogen uitspreken; anders zou dit verbod eigenlijk zo goed als niets te betekenen hebben. Als iemand namelijk van mening is dat hij de naam van de Heer slechts in het uiterste geval van nood en dan altijd met de allerhoogste achting en eerbied zou mogen uitspreken, dan betekent dat niet meer en niet minder dan: men moet de naam van God eigenlijk helemaal niet uitspreken, omdat hier twee voorwaarden vereist zijn waaronder de naam van God uitgesproken zou mogen worden. Ten eerste staan deze voorwaarden zelf echter op losse schroeven, omdat op basis daarvan zeker niemand meer precies kan weten wanneer er sprake is van zo'n uiterste geval van nood waarbij men op een waardige manier de allerheiligste naam zou mogen uitspreken. Ten tweede, als zich al zou zo'n situatie zou voordoen, zoals bijvoorbeeld een overduidelijk geval van levensgevaar, dat een mens onder verschillende omstandigheden kan overkomen, dan is het de vraag of er wel één mens in zo'n uiterst bedenkelijke situatie de tegenwoordigheid van geest en de zelfbeheersing zal bezitten om op een waardige manier de hoe dan ook gevormde naam van de Heer te kunnen uitspreken.
Hoofdstuk 76: Tweede en derde zaal. Onderricht over het tweede en derde gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Wanneer jullie God willen zoeken en Hem ook zichtbaar willen vinden, dan moeten jullie er met de grootste zekerheid op afgaan en Hem ook zo zoeken. Jullie moeten zonder de allerminste twijfel blijven geloven dat Hij bestaat, ook al zouden jullie Hem ook nog zo lang niet ergens te zien krijgen. En met dezelfde zekerheid waarmee jullie aan Hem geloven, moeten jullie Hem dan ook met jullie liefde omvatten. Pas dan zal blijken of jullie in je denken, geloven, willen en liefhebben de grootst mogelijke zekerheid hebben verkregen.
Hoofdstuk 74: Hoe moet men God zoeken? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Daarna verlieten we die plaats, holden de zolders van het schoolgebouw op en deden daar hetzelfde, maar het resultaat was net zo als onder de bomen. Van daar gingen we naar onze woonvertrekken, in de veronderstelling dat de Vader ons hier eerder zou bezoeken omdat we daar veel hadden gebeden en Hem innig hadden gesmeekt of Hij zich aan ons zou willen laten zien. Maar het was allemaal tevergeefs! Aangezien we jouw raad dus hebben opgevolgd, maar zonder resultaat, zien we ons nu genoodzaakt met jouw leer in te stemmen en te denken dat er eerder geen dan wel een God bestaat. En zodoende hebben we onder elkaar het volgende besluit genomen: als er al een of andere god bestaat, dan bestaat er toch geen hele, maar een gedeelde in alle levende en vrij werkende wezens, zoals jullie en wij zijn. God is dus slechts een verzamelbegrip van de levende kracht, die echter pas in wezens zoals jullie zijn, uit vrije wil zichzelf en anderen herkent en daardoor ook machtig werkend optreedt.
Hoofdstuk 74: Hoe moet men God zoeken? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Om dit echter bij deze kinderen te bewerkstelligen, laten de leraren niet zelden de merkwaardigste dingen als bij toeval voor de ogen van hun leerlingen ontstaan; ze laten deze door hen bekijken en vragen hun dan of God, die zij daarbij toch niet aan het werk hebben gezien, daarvoor nodig was. Zeggen de kinderen dan: God kan dat enkel met Zijn wil tot stand brengen, zonder daarbij noodzakelijk werkelijk aanwezig te zijn, dan laten de leraren hun leerlingen zelf verschillende dingen uitdenken en hetgeen door de kinderen wordt gedacht, staat dan al kant en klaar voor hen. Dan vragen de leraren weer aan de kinderen, wie dat gemaakt heeft.
Hoofdstuk 73: Schoolgebouw van de twaalf goddelijke geboden. Eerste zaal - uitleg over het eerste gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Jullie vragen nu: maar in 's hemelsnaam, bestaat dit hele gebouw, dit onafzienbaar lange paleis, slechts uit één enkele zaal? Ik zeg jullie: nee, volstrekt niet, het bestaat uit twaalf afdelingen. Maar bovenin, waar jullie de tweede rij kleinere ramen zien, loopt ononderbroken, rondom de gehele zaal een prachtige brede galerij, van waaraf men zonder de leerlingen op de begane grond op de een of andere manier te storen, alle twaalf afdelingen na elkaar kan overzien en zich ervan kan overtuigen, wat daar allemaal gebeurt. Laten we nu maar naar binnen gaan, opdat jullie alles duidelijk zal worden.
Hoofdstuk 73: Schoolgebouw van de twaalf goddelijke geboden. Eerste zaal - uitleg over het eerste gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Mijn lieve broeders en vrienden, laat dat maar even rusten! Hoe dat hier in zijn werk gaat, zal jullie bij de volgende rijen tafels al duidelijk worden en jullie zullen je ervan kunnen overtuigen dat men hier langs geheel natuurlijke weg, zonder vooraf te spellen en lettergrepen te vormen, heel voortreffelijk kan leren lezen.
Hoofdstuk 68: Aanschouwelijk onderwijs in trapsgewijze afdelingen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] In de negende afdeling moeten de kindertjes al beginnen zelf nieuwe toneelstukjes te bedenken, natuurlijk onder leiding van hun wijze leraren en de bedenksels moeten zij dan ook uitbeelden, eerst zonder, daarna ook met woorden.
Hoofdstuk 67: Intrede in het kinderrijk. Praktische methode tot zelfontwikkeling van de kinderen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Je hebt ons meteen in het begin gezegd dat wij ons niet in jouw sfeer bevinden, maar dat jij je nu in onze sfeer bevindt. Er kan misschien wel een verwisseling van sferen hebben plaatsgevonden zonder dat wij ons daarvan bewust waren. Daarom vragen wij jou dan ook hoe de zaak in elkaar zit.
Hoofdstuk 65: Het verschijnen van onze `geestelijke zon'. Andere verschijning dan in de sfeer van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Ik wil wel voor jou, zonder daarvoor iets te krijgen, onmiddellijk al deze grote prachtige zaken vernietigen en in een gat, dat ik in de grond zal boren, gaan wonen als een worm die op onze wereld geschapen is om het aardrijk tot op een bepaalde diepte los te woelen. Om echter 'meer' te worden wil ik juist de tegenovergestelde weg inslaan en ik wil niet voor de schijn afdalen om opwaarts te komen, maar ik wil omhoogklimmen. En voor God moet elke stap die ik zet, volkomen oprecht zijn, maar hij mag nooit zelfs ook maar een schijn van huichelarij hebben.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Kijk, dat is mijn mening en voor de waarheid daarvan bied ik alles wat ik op deze wereld maar het mijne mag noemen als onderpand aan. Je hebt weliswaar gezegd dat een kind zich zonder de wil van de Vader niet over de drempel mag begeven, zelf geen spijzen mag nemen en in eenvoudige hutten moet wonen. Dat wil ik allemaal graag aannemen, maar als men als kind van God in één oogopslag alle eindeloze heerlijkheden van God kan overzien, dan zou ik toch graag willen weten waartoe men zijn voeten nog over de drempel zou zetten. Wanneer men verder in een volmaakt scheppend vermogen met God Zelf in het eeuwige centrum staat van waaruit alle talloze schepselen gevoed worden, dan zou ik wel eens de reden willen weten die iemand zouden noodzaken zichzelf van voedsel te voorzien, terwijl men in het centrum van al het leven staat. En ook denk ik dat het net zo gesteld is met de eenvoud van de woningen van Gods kinderen. Of het nu een hut is of een paleis, dat komt toch allemaal op hetzelfde neer als men in zichzelf alle heerlijkheden van God aanschouwelijk bijeen heeft.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Wie naar mij toekomt en meer wil worden, stel ik op de proef of hij voor het 'meer' de capaciteiten bezit. Zo ja, dan zal ik hem de hogere plaats waarvoor hij met een oprecht hart naar mij toe is gekomen, toekennen. Wie echter naar mij toekomt, onmiddellijk op zijn aangezicht valt en zegt: luister naar mij oudste, ik zal gelukkig zijn als je mij buiten in de meest afgelegen bomenrij en slechts als laatste terreinschoonmaker aanstelt, tegen die zeg ik: ga weg van hier! Je hebt een gluiperige en kruiperige inborst; als laatste wil je aangesteld worden om geleidelijk aan stiekempjes tot in de bovenste verdieping door te dringen. Hier echter kan een kruiperig gemoed geen plaats vinden. Verdeemoedig je daarom geheel en al en verlaat, zonder het vooruitzicht ooit hier een plaats te krijgen, onmiddellijk mijn woonoord. Waarom wilde je niet oprecht en waarheidsgetrouw handelen? Had je dat gedaan, dan had ik je op de proef gesteld, maar zolang je een huichelaar blijft, zal jou de toegang tot mijn huis ontzegd worden.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Wanneer ik mij voor iemand verdeemoedig en hem een grote eer bewijs opdat hij mij maar vriendelijk mag bejegenen, dan ben ik al een eerste klas huichelaar. Om kort te gaan, wij kennen geen ander motief voor ons handelen dan de wederzijdse behoefte. Waar het nodig is, wordt gehandeld, ongeacht of daarop nu dank of ondank volgt. Zonder noodzaak wordt geen vinger uitgestoken en geen voet ook maar een duimbreed verzet. Daarom blijft ieder mens voortdurend gelijk in rang en niemand kan op een of andere manier de ander overtreffen dan alleen maar door een diepere wijsheid, waardoor hij in staat wordt gesteld alle mogelijke behoeften in zijn broeders te herkennen en dan zo te handelen dat het zijn broeders zonder enige tegenprestatie ten goede komt. Wanneer de broeders aan wie de weldaad bewezen werd, hun weldoener naderhand tegenkomen en hem hun dank en liefde betuigen, dan kan hij deze vanwege de vreugde van zijn broeders wel aannemen, maar absoluut niet om daardoor op de een of andere manier voor zijn handelen beloond te worden. Als je nu over onze gebruiken een beetje nadenkt, dan zul je, al zou je nog heel wat hoger staan dan nu, zeker vinden dat het helemaal niet lukt om door deemoed en liefde het kindschap Gods te verkrijgen.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  207 - 208 - 209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232  ...