Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 221 van 1037

...  209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234  ...
[19] Maar DE MAN ging naar hen toe en zei heel ernstig: 'Hij is zeker niet krankzinnig, - maar wij zijn het, omdat wij zijn wijsheid helemaal niet kunnen vatten!"
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[22] IK zei: 'Ten eerste vanwege jullie ongeloof! Want Ik zeg jullie: Waarlijk, als jullie een vast geloof hebben zonder twijfels, al is het maar zo groot als een mosterdzaadje, dan kunnen jullie tegen deze hoge berg zeggen: 'Verhef je van hier naar de overkant van de zee!', en hij zal zich ook meteen verheffen, en jullie zal niets onmogelijk zijn! (Matth. 17,20) Maar deze soort verdwijnt alleen maar door bidden en vasten. (Matth. 17,21)
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[23] Toen jullie hier waren had de knaap nog niet de hoogste graad van vasten en bidden bereikt, zoals zijn bezitter dat verlangde. Maar nu is dat het geval en nu had de gelovigste van jullie hem ook uit kunnen drijven, ofschoon de geest zich zeker nog zeer hardnekkig betoond zou hebben. Maar nu was het zo beter. - Het wordt nu echter al avond, want de zon daalt reeds onder de horizon, laten we daarom naar het huis van de man gaan wiens zoon Ik genezen heb!"
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] De man hoorde dit, en was buitengewoon blij dat Ik besloten had om bij hem onderdak te nemen. Hij bereidde een avondmaal en was zeer vriendelijk tegen ons, alsook zijn hele huis. Maar hij raadde ons af naar Jeruzalem te gaan; want hij was daar onlangs geweest vanwege de handel en had maar al te duidelijk vernomen wat voor onverzoenlijke haat de Farizeeën vooral tegen Mij hadden.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK zei: 'Dat is wel waar; maar het zijn grotendeels puur .handelslieden en die hebben ofwel weinig, of helemaal geen belangstelling voor ons. Daarom zullen we ergens anders naar toe gaan, waar niet zoveel handelslieden en wisselaars zijn."
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar IK zei: 'Ik ben niet alleen maar gekomen om jullie zieken te genezen, maar veeleer om jullie te verkondigen dat het rijk Gods dicht bij jullie is gekomen, zoals Ik dat niet zo lang geleden al eens gedaan heb; maar toen hadden jullie daar niet zoveel aandacht voor omdat Jullie Mij van Nazareth kenden, en nu verwachten jullie er helemaal niets van! Daarom blijf Ik ook niet bij jullie en genees Ik jullie. zieken ook niet! Ga naar je artsen, die zullen wel raad weten met jullie zieken!
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Daarop verlieten ze haastig de oever en snelden naar hun zieken, waarvan er sommigen onmiddellijk fris en gezond werden. Maar degenen die niet echt in hun hart geloofden, legden hun zieken tevergeefs de handen op en liepen weer naar de oever om met Mij te overleggen waar het aan ontbrak, omdat hun niet lukte wat toch enkelen van hun buren wel gelukt was. Ik was echter niet meer ter plaatse, maar al ver weg en wel naar een plaats waar Petrus zijn vissershut had, niet ver van Kapérnaum:
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Daar bleven we een paar dagen en rustten een beetje uit van onze vermoeienissen en hielpen de familie van Petrus bij het vissen. Hier lieten we ook het schip achter en reisden toen te voet verder door Galilea en bezochten een groot aantal plaatsen, dorpen en gehuchten. Ik en de leerlingen verkondigden het evangelie en vonden vaak een goed gehoor, maar ook vele tegenstanders. Want op deze reis deed Ik weinig wonderen omdat er te weinig geloof voor was. Over het algemeen bevonden er zich in het noordelijk deel van Galilea toentertijd te veel Grieken en Romeinen, en een groot aantal tovenaars en magiërs trokken er steeds doorheen en deden daar hun werk; daarom zeiden wonderen daar ook niet veel en stonden niet in hoog aanzien. Het was daarom beter hier intussen slechts het goede zaad uit te strooien, het te laten opkomen en er pas rond een jaar later weer naar toe te gaan en er verder voor te zorgen.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Toen wij onze reis door noordelijk Galilea beëindigd hadden, vroegen DE LEERLINGEN Mij: 'Heer, we zijn nu een paar maanden lang in Opper Galilea rondgetrokken van plaats naar plaats en bijna van huis tot huis en hebben Uw leer gepredikt; velen hebben deze met veel liefde en geloof aangenomen en zich zo van het heidendom tot het jodendom bekeerd. We zijn nu bijna klaar met Galilea; wat moeten of wat zullen we nu beginnen? Moeten we soms naar het U en ons vijandig gezinde Judea trekken of naar Iturea, Trachonitis of Klein-Palestina?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] IK zei: 'Wanneer jullie de mensen Mijn woord onderwijzen, spreken jullie goed en verstandig; maar wanneer jullie hierover of over de domste dingen van de wereld met Mij praten, dan zijn jullie net als de heel gewone mensen, en denken en praten jullie zoals zij! Als Mijn tijd komt, de tijd van Mijn lijden dat Ik jullie nu al meerdere malen heb voorspeld, dan zal hij er ook onherroepelijk zijn; maar zolang die tijd er niet is, kunnen we honderd maal naar Jeruzalem en Bethlehem gaan, en niemand zal de hand aan ons slaan! -Hebben jullie Mij begrepen?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] IK zei: 'ik heb jullie toch al bij de oude Romein Marcus en nog eens bij de arme vissers meegedeeld, en ook al eerder toen we naar Caesarea gingen, wat er met Mij vanaf nu over ongeveer een paar jaar in Jeruzalem zal gebeuren. Waarom vragen jullie er nu dan toch weer naar? Ja, jullie hebben er een grote angst voor en daarom vragen jullie vanwege je angst; maar opdat jullie zielen zich daaraan zullen wennen zeg Ik jullie nu weer:
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] En IK zei daarop: 'Amen, zo is het; want wie niet zelf helemaal door en door geestelijk levend is, kan voor de ander niet het volle eeuwige leven veilig stellen! Daarom ben Ik naar deze wereld gekomen om dat door woord en daad te bewerkstelligen, en daarom moet ook dit geschieden. Want ook Mijn lichaam is nu nog evengoed sterfelijk als dat van jullie; maar daardoor zal het onsterfelijk worden, en daarna zal Ik ook voor jullie het volste eeuwige leven volkomen veilig kunnen stellen. - Hebben jullie dat nu begrepen?"
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Daarom ging DE TOLLENAAR, die ons goed kende naar Petrus en zei: 'Betaalt jullie Meester de tolpenning gewoonlijk niet?" (Matth. 17,24)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Toen dit afgehandeld was, gingen we verder naar het huis van Petrus en toen we daar waren vroeg IK aan de leerlingen: 'Wat denk je ervan, Simon Petrus? Van wie verlangen de koningen op deze aarde nu eigenlijk precies tol of cijns? Van hun eigen kinderen of alleen maar, wat Mij goed bekend is, van de vreemdelingen?" (Matth. 17,25)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen zei IK verder: 'Dus zijn wij als kinderen vrijgesteld! (Matth. 17,26) Maar om deze hebzuchtigen niet te ergeren, en omdat jij volgens de verzekering van je familieleden ook thuis absoluut geen geld bezit, moet je een stevige vishaak nemen, naar de zee gaan en de haak uitwerpen; de eerste vis die je naar boven haalt moet je nemen; als je zijn bek opendoet zul je er een stater in vinden! Neem deze, breng hem weg en geef hem aan de tollenaar voor Mij en jou!" (Matth. 17,27)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  209 - 210 - 211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234  ...