Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 223 van 1037

...  211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236  ...
[5] Een rijke en in aanzien staande vader is in het bezit van een zeer mooie en lieve dochter, waar een jonge, maar arme, ofschoon behoorlijk goed ontwikkelde man, heel erg verliefd op wordt en dat des te meer, omdat de lieve dochter hem reeds meerdere malen door allerlei vriendelijke gebaren en tekenen maar al te duidelijk te verstaan heeft gegeven dat zij in haar hart genegenheid voor hem voelt. Wel, deze verder eerlijke en brave jonge man vat eindelijk moed en gaat met heel natuurlijke goede bedoelingen naar de vader van de mooie dochter en vraagt om haar hand. Maar de vader, vanwege zijn grote rijkdom uiterst trots en hard, laat de eerlijke, arme man die om de hand van zijn dochter vraagt, door zijn knechten de deur uitzetten en door zijn honden van zijn erf jagen.
Hoofdstuk 250: De noodzakelijkheid van wereldse rechtbanken. De oorzaken van misdaden en het verhoeden er van. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] IK zeg: 'Wie heeft jou dan gezegd dat het.nu al avond wordt? Kijk eens naar buiten, naar de stand van de zon! Ik zeg je, wanneer we nu opstaan en met een goede wind over de hele lengte van de zee varen, komen we zeker nog vóór zonsondergang aan de grenzen van het joodse land aan de overkant van de Jordaan!"
Hoofdstuk 250: De noodzakelijkheid van wereldse rechtbanken. De oorzaken van misdaden en het verhoeden er van. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Petrus keek nu naar de stand van de zon en was zee: verwonderd, en wel over het feit dat hij zich in de beoordeling van de tijd zo enorm had kunnen vergissen; want het duurde nog drie uur tot de zon onder zou gaan.
Hoofdstuk 250: De noodzakelijkheid van wereldse rechtbanken. De oorzaken van misdaden en het verhoeden er van. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Petrus herstelde zich snel en vroeg Mij naar de oorzaak van deze vergissing en IK zei tegen hem: 'Ga naar buiten naar de zee, dan zul je meteen zien wat de oorzaak is."
Hoofdstuk 251: Een zwerm sprinkhanen Aan de overkant van de Jordaan aan de Zee van Galilea (Ev. Matth. hfdst. 19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Petrus deed wat Ik hem had gezegd en zag zover zijn oog reikte het wateroppervlak geheel met sprinkhanen bedekt. Zelfs ons schip dat in de haven van Petrus lag, was helemaal vol met deze insecten. Petrus was ontsteld toen hij dit zag, kwam snel de kamer in naar Mij toe en vroeg Me of de talloze sprinkhanen die nu de zee bedekten er de oorzaak van waren geweest, dat hij zich in de tijd vergist had.
Hoofdstuk 251: Een zwerm sprinkhanen Aan de overkant van de Jordaan aan de Zee van Galilea (Ev. Matth. hfdst. 19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Petrus was hiermee geheel tevreden en ging nog eens naar buiten om het grote natuur spektakel te bekijken.
Hoofdstuk 251: Een zwerm sprinkhanen Aan de overkant van de Jordaan aan de Zee van Galilea (Ev. Matth. hfdst. 19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Ik zeg jullie: Alles, bomen en planten en alle dieren van de aarde, is ervoor bestemd om de gerichte geesten uit de harde materie te verlossen, en dat gaat van stap tot stap tot aan de mens toe. Wat er dan met de mens gebeurt weten jullie nu inmiddels, en zodoende hoef Ik over het natuurverschijnsel dat wij hier zien verder niets meer uit te leggen. -Maar roep Petrus nu naar binnen; dan zal Ik hem en jullie iets mededelen!"
Hoofdstuk 251: Een zwerm sprinkhanen Aan de overkant van de Jordaan aan de Zee van Galilea (Ev. Matth. hfdst. 19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] En IK zei: 'Maak je allemaal klaar voor de reis; Ik wil en moet vandaag nog vertrekken, en wel helemaal weg uit Galilea naar het land dat aan de overkant van de Jordaan ligt en aan het land van de joden grenst! (Matth. 19:1) Daar zijn we nog niet geweest en er is daar een groot aantal zeer weetgierige mensen en daarom zullen we daar vandaag nog goede zaken doen!"
Hoofdstuk 252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van de zee (Ev. Matth. 19,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] PETRUS zei: 'Heer, we moeten daar over het water naar toe reizen en ons schip zit onder de sprinkhanentroep; om het schoon te maken hebben twee ijverige mensen een halve dag werk'
Hoofdstuk 252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van de zee (Ev. Matth. 19,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] IK zei: 'Wat je zegt is juist en twee mensen zouden er ook wel een hele dag werk aan kunnen hebben; maar Ik ben sneller klaar met dat werk! Laten we maar vlug naar buiten gaan naar de zee, dan zal het schip al zijn schoongemaakt'
Hoofdstuk 252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van de zee (Ev. Matth. 19,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK zei: 'Waar hebben we dat allemaal voor nodig? Tot nu toe hebben we nog nergens, waar we ook waren, honger geleden, en daarom zullen we ook in het land waar we nu naar toe gaan noch honger noch dorst lijden. Inje huis heb je trouwens alles al in orde gemaakt, laten we daarom aan boord van het schip gaan! Hijs het zeil, maak dan het schip los van de paal, en één van jullie gaat aan het roer staan! Ik zal een goede wind laten komen, dan zullen we al gauw op de plaats zijn waar Ik naar toe wil!"
Hoofdstuk 252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van de zee (Ev. Matth. 19,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Beiden grepen nu stevig naar de riemen en pijlsnel waren we over deze enigszins gevaarlijke plek heen en hadden ook al de oever bereikt na een tocht van minder dan een uur.
Hoofdstuk 252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van de zee (Ev. Matth. 19,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Er lag daar waar we aan land gingen een plaats die overwegend door vissers bewoond werd, die voor het grootste deel Joden waren en voor een derde deel Grieken die daar met allerlei zaken handel dreven. Toen we aan de oever kwamen en aan wal gingen, was er veel volk, omdat er enkele Farizeeën uit Jeruzalem aanwezig waren om hun tienden in deze plaats te innen. Het spreekt vanzelf dat het volk naar ons toeliep en enkele iets beteren van deze vele mensen ook al gauw vroegen wie wij waren, wat we hier kwamen doen en of we misschien het een of ander wilden inkopen.
Hoofdstuk 252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van de zee (Ev. Matth. 19,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Petrus was nauwelijks uitgesproken of er kwam dadelijk een in aanzien staande EIGENAAR VAN EEN HERBERG naar hem toe en deze zei: 'Neem bij mij jullie intrek; want ik heb zeker de grootste herberg in de hele plaats en ben goedkoop, ofschoon ik een Griek ben! Zo te zien zijn jullie weliswaar joden, maar dat doet niet ter zake; want er wonen immers ook enkele Farizeeën uit Jeruzalem nu al verschillende dagen bij mij, die hier de tienden van de joden in ontvangst nemen"
Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] DE WAARD zei: 'Wie van jullie is dan de heer, dat ik naar hem toe kan gaan en met hemzelf kan spreken?"
Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  211 - 212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236  ...