Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 224 van 728

...  212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237  ...
[21] Daarop vatten de twintig moed en vroegen Mij om vergeving. Ik liet onze boot echter weer voor de hunne varen en wees hen de veilige weg door de stroomversnelling. Toen wij die achter ons hadden, zagen wij meteen Samosata en wij bereikten deze plaats na een uur.
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] DE TIEN VOORMALIGE ROVERS zeiden echter: 'Heer, wij zijn het niet waard aan uw tafel te zitten, en onze kleding is te armoedig en te smerig voor u, heren, die goed gekleed zijn!'
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] IK zei: 'Dat is weliswaar van Mij, -maar Ik heb alles aan de arme schippers geschonken, omdat zij ons allen behouden hierheen hebben gebracht. Dat de schepen echter ook stroomopwaarts konden varen, is een geheim dat Ik je nu niet kan uitleggen om de eenvoudige reden datje dat onmogelijk zou kunnen begrijpen. Maar laten we nu naar buiten gaan!'
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei echter tegen de hoofdman: 'Je bent toch een verstandig, ervaren man en je ziet toch zelf wel in dat deze door mensenhanden gemaakte beelden de zieke niet kunnen helpen, en toch heb je ze daarvoor van de oneerlijke priesters voor veel geld gekocht of eigenlijk gehuurd! Ik zeg je nu: laat die oneerlijke priesters komen! In hun bijzijn zal Ik deze beelden vernietigen en daarna zal ik je zoon vast en zeker helpen.'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] IK zei: 'Ik ben een jood uit Galilea en ben als zodanig nooit bang geweest voor jullie dode afgoden en zal dat ook nooit zijn. overal waar Ik kom, help Ik de mensen echt, fysiek en geestelijk. Maar de afgoden moeten wijken en de enige, alleen ware, levende, eeuwige God moet in hun plaats komen; want zonder Hem is er geen verlossing voor de mensen op deze aarde. Omdat jullie afgoden echter verdwenen zijn, wil Ik nu ook de zieke helpen! En dus zeg Ik tegen je: Sta op en wandel!'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] IK zei: 'Met niets van deze aarde kun je Mij belonen, want Ik neem van niemand betaling aan. Maar Ik zal je door Mijn leerlingen hier een nieuwe leer over God en het leven van de zielook na de dood geven; neem die aan en leef er met je hele huis naar. Mocht je echter meer van Mij willen weten, ga dan binnenkort eens naar Chotinodora, daar zul je wel uitvoeriger ingelicht worden. Morgen blijf ik echter ook nog hier, dus we zullen hier nog nader met elkaar kennis maken.'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[22] DE AANWEZIGE TOLLENAAR zei: 'Tegen uw wens, hoofdman, kan ik niet op, -anders zou ik nu alles geprobeerd hebben om zo'n gast kosteloos zo goed mogelijk te verzorgen; sta me echter alleen toe dat ik tenminste bij dit gezelschap mag blijven!'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Deze priesters moeten naar Chotinodora gaan naar hun opperpriester; daar zullen zij wel te horen krijgen wat ze verder moeten doen. De tijd van het oude, inhoudsloze afgodendom en het domme bijgeloof enerzijds en het totale niet-geloven anderzijds, is voorbij; van nu af aan zullen de mensen volgens de volledige, overtuigende waarheid aan de enige, enig ware, levende en voor iedereen vindbare en begrijpelijke God beginnen te geloven, en zij zullen zichzelf in dat geloof vinden en de onsterflijkheid van hun ziel erkennen en haar eeuwige, zalige bestemming. Zodra deze tijd van het innerlijke licht en leven echter is aangebroken, is het uit met jullie domme bij elkaar gefantaseerde veelgodendom.
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Nu treedt de God op voor wie de Atheners ook een tempel gebouwd hebben, namelijk die voor de hun onbekende god, echter zonder afgodsbeeld, maar met op een altaar de boeken van de oude wijzen van Egypte. En als de mensen eenmaal per jaar in deze tempel bijeenkwamen, werden wijze woorden uit deze boeken voor hen voorgelezen, en daar werden de mensen dan het meest gesticht, terwijl zij voor de andere afgoden weinig respect toonden. Maar nu deze enig ware God optreedt, moeten voor Zijn geest alle nietswaardige, valse bedrog en leugengoden het veld ruimen. Ga naar jullie tempel en je zult daar geen afgodsbeeld meer vinden!'
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE HOOFDMAN zei: 'Het volk heb ik in mijn macht, en ik weet wat ik bij een mogelijke opstand te doen heb. Het volk zal eerst in alle rust en kalmte uitgelegd worden wat dat allemaal te betekenen heeft. Als de mensen dat naar alle waarschijnlijkheid erg goed op zullen nemen, omdat ze nu met jullie doen en laten echt niet meer tevreden waren, dan is dat al iets goeds. Mochten enkelen zich daarbij, misschien door jullie opgestookt, ontevreden reageren, dan heb ik ook wel weer middelen genoeg bij de hand om hen tot rust en tevredenheid te brengen. Laatje er echter niet toe verleiden om iemand op te stoken, want mijn ernst kennen jullie!
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] IK zei tegen de hoofdman: 'Voor vandaag moeten ze hier blijven; morgen moeten ze echter jouw raad opvolgen. Maar vandaag kunnen ze hier nog veel meemaken wat hun de ogen waarschijnlijk zal openen.'
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] IK zei: 'O nee, vrienden, ook voor hen werd door de jullie nog onbekende god gezorgd! Zij kwamen ook behouden over het gebergte in de omgeving van de Eufraat en met hulp van een terugreizende handelskaravaan in Chotinodora. Jullie zuster is daar nu de brave vrouw van de jullie bekende tollenaar Jored. Hij had al wel een paar vrouwen, maar hij nam ook haar ondanks haar armoe vanwege haar schoonheid als vrouw; zij is nu zijn lieveling, hoewel zij hem nog geen kind schonk. Maar hij heeft kinderen van de andere vrouwen, waarvan jullie zuster echter net zo houdt alsof het haar eigen kinderen zijn. Ik ben meer dan drie dagen in zijn huis geweest en het hele huis heeft Mijn leer aangenomen; maar Ik wilde hem niets vertellen over alles wat hier nog op hem wacht. Het zal hem des te meer plezier doen wanneer hij dit alles binnenkort door jou, Mijn hoofdman, te weten zal komen. Tot op heden weet hij nog niet wie zijn liefste vrouw is en waar zij vandaan komt, want noch de vrouw, noch jullie reeds zeer bejaarde moeder, die heel stil bij hem woont, hebben -uit vrees voor mogelijk verraad -hem ook maar iets verteld over wie zij zijn en waar zij vandaan komen.
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Ik heb dat reeds lang voorzien, en Ik kende jullie en al jullie levensomstandigheden op deze aarde; maar Ik wist ook, dat Mijn woord bij jullie in goede aarde zou vallen, en Ik kwam daarom naar jullie toe om jullie allen troost te brengen. De allergrootste troost voor jullie moet echter zijn, dat in Mij het rijk van de jullie nog onbekende God tot jullie is gekomen, en daarmee het eeuwige leven van jullie zielen!
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Toen zei DE HOOFDMAN tegen Mij: 'Verheven, wonderbare heiland, kijk, dat was weer zo'n treurig stukje uit de geschiedenis van de natuur, waaruit op de hele lieve aarde niets dan vijandschap en nog eens vijandschap blijkt! Het ene dier is de vijand van het andere, en dat gaat zo door tot aan de mens, die tenslotte nog de grootste vijand is van alle andere dingen en wezens,ja zelfs zijn eigen soortgenoten niet ontziet in zijn toom en woede. Slechts gelijksoortige dieren schijnen een soort niet vijandige liefde voor elkaar te hebben; maar ongelijksoortige zijn steeds de grootste vijanden van elkaar. Dat geeft echter over een alwijze en algoede god duidelijk een ongunstig getuigenis.
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Mocht echter de grote, enig ware God, die u, beste vriend, ons beter wilt leren kennen, zo'n patroon zijn, bespaar ons allen dan een nadere kennismaking met Hem, en nog meer een eeuwig leven onder Zijn heerschappij, want dat zou wel mijn laatste en ergste wens zijn! Dan zou uzelf als god mij aeonenmaal liever zijn! Ja, ik geloof dat dergelijke ervaringen tenslotte ook de anders zo wijze Diogenes genoodzaakt hebben alles te ontvluchten en te verachten wat ook maar enigszins naar een almachtige god rook.
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  212 - 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237  ...