15542 resultaten - Pagina 225 van 1037
... 213 - 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 ...
[5] En ten derde zeg Ik jullie nog iets, en luister daar goed naar en teken het zelfs op! Zie, er zijn onder de mensen van beiderlei kunne sommigen die reeds vanaf de moederschoot onvruchtbaar zijn, anderen, maar alleen mannen, die door mensen om wat voor reden dan ook ontmand zijn, en tenslotte zijn er mannen die zichzelf omwille van het hemelrijk ontmand hebben! Wie dat begrijpen kan, begrijpe het! (Matth. 19,12)Hoofdstuk 256: Uitzonderingsgevallen met betrekking tot huwelijkszaken (Ev. Matth. 19, 10-12) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zei: 'Je kunt je van zo'n vrouw die duidelijk echtbreuk pleegt zonder meer laten scheiden, - maar zolang ze leeft mag je geen andere vrouw huwen! Want je kunt niet weten of je vrouw zich in de toekomst niet bekeert en vol berouw terugkeert naar je huis, zodat je dan een trouwe vrouw hebt die haar leven gebeterd heeft. Heb je echter in die tussentijd een andere vrouw gehuwd, en je vroegere vrouw die zich heeft gebeterd zou dan vol berouw bij je terugkomen, dan zou je haar vanwege je nieuwe vrouw niet meer kunnen aannemen, en zie, dat zou immers toch iets slechts zijn voor jou en nog slechter voor jouw nu beide vrouwen; want de eerste zou je geen barmhartigheid kunnen schenken en van de laatste zou je niet kunnen scheiden, en toch moet je zo barmhartig zijn als je Vader in de hemel barmhartig is. Maar als je de barmhartigheid niet kunt beoefenen, wat ben je dan en wat wil je dan doen om in Mijn orde te blijven? Heb je echter aandrang en veel natuur, kijk dan terug naar de oude vaderen; maar wees in je hart God trouwen hoed je voor geilheid, ontucht en hoererij! Want zij die hoererij en echtbreuk plegen zullen Gods rijk niet binnengaan. - Heb je dat nu goed begrepen?"
Hoofdstuk 256: Uitzonderingsgevallen met betrekking tot huwelijkszaken (Ev. Matth. 19, 10-12) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Nu kwam onmiddellijk DE WAARD naar me toe en zei: 'Heer, geldt dat ook voor ons heidenen?"
Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] IK zei: 'Jazeker! Want er is slechts één God en Heer; Hij wil alle mensen gelijk opgevoed hebben, en Ik ben naar deze wereld gekomen om ook de heidenen de poort naar het licht en het leven te openen. En ooit zal de tijd aanbreken, en het is eigenlijk al zover, dat het licht van de joden genomen en aan de heidenen gegeven zal worden"
Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Daarop moedigde Ik de kleintjes aan om zonder angst en schuwheid bij Me te komen. Toen kregen ze weer moed en snelden naar Mij toe. Ik legde hun allen Mijn handen op en zegende hen.
Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Nadat deze handeling was voltrokken, ging iedereen na bedankt te hebben weer naar huis. (Matth. 19,15)
Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] DE WAARD kwam nogmaals naar Me toe en zei: "Heer en Mijn God! Zou U mijn huis de grote genade willen bewijzen om nog enkele dagenweken of maanden hier te verblijven?"
Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Ik zou deze opmerking niet gemaakt hebben, als jullie niet reeds hier gevraagd hadden naar het loon voor wat jullie nu voor Mij geloven te doen! Dat was ook niet zo mooi van jou, Simon Juda, en jullie allen, dat jullie nog naar een beloning informeerden, terwijl Ik jullie door het feit dat Ik jullie heb uitverkoren toch een grote weldaad zo~wel geestelijk als lichamelijk heb bewezen! Heb Ik jullie daarmee onrecht gedaan dat Ik jullie een kleine terechtwijzing gaf?"
Hoofdstuk 259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27 -30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] PETRUS zei: 'Helemaal niet, Heer en Meester; zoals ik het nu zie was deze veel te gering vergeleken met onze grote domheid! -Maar ik heb nu een andere vraag, en dat is: Waar wij nu naar toe gaan!"
Hoofdstuk 259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27 -30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar er was ook nog een andere reden voor het feit dat kleine plaatsen daar vaak geen naam hadden en dat was de volgende: Om het koloniseren en cultiveren van de onherbergzame en woeste streken te vergemakkelijken en sneller te laten verlopen was het bij de Romeinen gebruikelijk, dat een nieuwe kolonisatie met de bijbehorende nieuw gebouwde plaatsen gedurende twintig, dertig, veertig tot vijftig jaar geen belasting hoefde te betalen, al naargelang een streek meer of minder tijd nodig had voor de volledige cultivering. Wel, dat de joden en Grieken, die nooit bijzonder goede vrienden van het betalen van belastingen waren, deze humane Romeinse wet zeer in hun voordeel wisten uit te buiten, zal zeker niemand ook maar enigszins betwijfelen. Daarom gaven ze een nieuw gebouwde plaats geen naam, en als een Romeinse commissaris hun er ooit naar zou vragen, zou de plaats pas tien jaar oud zijn, ook al had deze er al meer dan een halve eeuw op zitten. Nadat zo'n plaats dan door een commissaris bezichtigd was kreeg hij een nummer maar nog geen naam; pas vanaf dat moment werd de nieuwe plaats na het verstrijken van de wettelijke temlijn belastingplichtig en kreeg een naam.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] De plaats lag hoog in de bergen in een dal dat echt vruchtbaar was en bijzonder geschikt voor veeteelt; maar het was maar van één kant toegankelijk en zelfs daar heel moeilijk. Mensen met hoogtevrees zouden het waarschijnlijk nauwelijks wagen om langs deze steile paden naar boven te gaan. Het dal zelf lag volgens de huidige meting meer dan vierduizend voet boven de zee, wat in Azië evenwel niet al te veel zegt, omdat daar nog veel hoger gelegen bewoonbare plaatsen waren en ook nu nog zijn.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Toen we dus in deze plaats aankwamen zagen al gauw meerdere inwoners ons en ze riepen snel hun oudste en leider, om ons te vragen waarom we hierheen gekomen waren. De leider, een reeds grijs geworden jood, was terstond aanwezig, hij bekeek ons en vroeg toen wat wij hier van plan waren en wat ons ertoe had gebracht om naar deze van de hele wereld afgesloten en ontoegankelijke plaats te klimmen.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] DE LEIDER sprak: 'Jullie zijn geen slechte mensen, dat heb ik op het eerste gezicht gezien; maar jullie zijn een soort avonturiers en dat geeft niets, daarom kunnen jullie wel onderdak krijgen in mijn woning. Maar jullie moeten mij heel veel vertellen over hoe het er nu in de wereld aan toe gaat; want ik ben nu al ongeveer twintig jaar lang niet naar beneden geweest, naar de zondige wereld en weet er dus weinig of helemaal niets van! Ook de bewoners van dit plaatsje gaan maar af en toe naar het in de buurt gelegen stadje of plaatsje Nahima, vanwege het zout dat wij hier niet hebben. Maar in Jeruzalem zijn we, ofschoon we overtuigde joden zijn, al in geen twintig jaar meer geweest. Want daar heerste toentertijd al niets anders dan leugen, bedrog, heerszucht en de stinkendste hoogmoed vanuit de tempel tot in alle lagen van het volk. Hoe zal het er nu dan wel niet uitzien?
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] In de loop der tijd bouwden we hier deze werkelijk aardige huizen en. we leven hier nu heel gemoedelijk en vreedzaam met elkaar en geven altijd alleen God de eer. Maar één ding moet ik jullie vragen, namelijk dat jullie ons tegenover niemand verraden wanneer jullie weer terugkeren naar de zondige wereld! Dan zijn jullie hier zeer welkome gasten. Laten we nu naar mijn huls gaan dat God de Heer nu zeker welgevalliger is dan de tempel van Salomo in Jeruzalem. In mijn huis bij een goede maaltijd zullen we nog veel bespreken en daar zullen jullie ons pas goed leren kennen!"
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Wij gingen nu naar het werkelijk lieflijke en ruime huis in het dal en werden onmiddellijk bediend met brood, zout en verse melk. De leider verontschuldigde zich dat hij ons geen wijn kon aanbieden; maar hij had verscheidene zakken bosbessensap, dat niet minder goed smaakte dan wat voor Wijn ook. Als we deze wilden proeven, zou hij met groot genoegen een paar kruiken vol met dit sap voor ons op tafel laten zetten.
Hoofdstuk 261: In het huis van het plaatselijk hoofd. De wonderbaarlijke wijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)