17481 resultaten - Pagina 226 van 1166
... 214 - 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 ...
[9] Nu weten jullie, wat je in Mijn naam te doen hebt en daarnaast ook in naam van de Romeinen, die daar schandelijk zijn belasterd. Laat het je niet aan goede wil, vlijt en activiteit ontbreken, dan zal ook Ik het aan niets laten ontbreken!Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Wij verlaten onze plek en gaan naar onze tafels, die op de reeds bekende wijze zijn ingedeeld. De drie in het leven teruggeroepenen gaan met de vrouw naar het huis van Marcus, waar zij spijs en drank en vervolgens een goede slaapplaats krijgen, - geheel volgens Mijn wil, teneinde voor de ochtend aan te sterken.
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Dan trekt JARAH Mij aan Mijn arm en zegt: "Heer, U mijn steeds grotere liefde, kijk eens hoe de moedige strijders voor Uw rijk nu. pas, door honger gedreven, uit hun schuilplaats naar buiten beginnen te sluipen! Waarlijk, daaronder vind je, behalve Mathaël, vast en zeker bar weinig grote geesten! Ach, het was voor de storm begon toch wel een erg komisch gezicht, toen de vijftig Farizeeën door de aanblik van de eerst gevallen, zeker pondzware hagelstenen op stel en sprong de grote tent in werden gedreven!
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] En verderop vind je ook nog bij de profeet: 'En de Heer zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van zijn volk in alle landen wegnemen!' Dat betekent: zeker ook bij ons in Perzië. Wij zullen zeker niet de eersten zijn bij wie Hij dat doet, maar toch zijn wij nu aan de beurt en dit schijnt het moment te zijn waarop Hij aan de Joden in andere landen heeft gedacht. Bij ons is Hij begonnen onze tranen te drogen en onze smaad weg te nemen! Aards gezien gaat het met ons bij wijze van uitzondering wel zó goed, dat wij ook in den vreemde geen reden hebben voor tranen en wij hebben geen smaad te verduren, maar er zijn daar nog duizenden broeders en zusters, die toch grote nood lijden. Zij worden door de heidenen vaak afschuwelijk gehoond en allerwegen veracht. Maar wij zijn heel goed in staat hen allen te helpen en in Zijn naam hun tranen te drogen van hun aangezichten en hun jarenlange smaad te delgen! De Heer, die nu kennelijk hier is, schijnt ons ook gered en naar deze niet zo hoge berg gebracht te hebben om ons als Zijn werktuigen te gebruiken bij degenen die in vreemde landen wonen. Dat is zo mijn opvatting van het geheel. -En nu ben jij aan het woord, mijn vriend!"
Hoofdstuk 208: De eerbied van de Perzen voor de heiligheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Gebruik goed je verstand en heb een begrijpend hart, doe iedereen goed die jullie hulp nodig mocht hebben! Ja, doe zelfs je vijanden goed en zegen hen die je vervloeken! Daardoor zullen jullie op Mij lijken, want Ik laat Mijn zon schijnen over goeden en bozen en Mijn ergste vijanden worden dagelijks door Mijn almachtige hand met weldaden overladen. Slechts over de te erge boosdoeners wordt Mijn roede gezwaaid. Ja, Ik zeg jullie: Jullie zijn allen kinderen van Mijn hart en broeders van Mijn ziel. Bid daarom, als jullie bidden, niet zoals de heidenen en Farizeeën met de lippen, door middel van door de vleselijke tong gevormde woorden, maar bidt, zoals Ik jullie heb gezegd, in de geest en in de waarheid, door levende werken en daden van liefde aan jullie naasten, dan zal ieder woord in Mijn naam een waarachtig gebed zijn dat Ik altijd, vast en zeker zal verhoren. Het gezucht van de lippen verhoor Ik echter nooit. -Begrijpen jullie goed, wat Ik nu heb gezegd!"
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] IK zeg: "Heel goed, heel goed, beste vrienden! Ik kende jullie en leidde jullie op een weg naar Mij, zoals de profeet Elia die kreeg aangezegd. In de machtige storm was Mijn wil, in het vuur Mijn kracht, maar in het zuchtje wind ben Ik Zelf. En zo moesten jullie ook door een ontzettende storm en door water en vuur, om bij Mij te komen. Maar nu zijn jullie bij Mij en hebben Mij, de lang gezochte, gevonden. Hoe moeilijk Ik echter voor menigeen te vinden ben, toch ben Ik, als Ik eenmaal ben gevonden, nog veel moeilijker te verliezen! Zij, die Mij in hun hart hebben vastgegrepen, worden door Mij óók vastgegrepen. Wie mij echter heeft vastgegrepen, kan Mij wel weer loslaten, maar Ik zal hem toch nooit meer loslaten. Want Mijn liefde duurt niet tijdelijk, maar eeuwig en wie haar in zijn hart heeft opgenomen, kan Mij nooit meer kwijtraken! Want Mijn liefde houdt hem voor eeuwig vast in toom, opdat hij in eeuwigheid niet meer helemaal van Mij af kan dwalen. En zo zal het met jullie ook gaan! Jullie zullen wel in omstandigheden en wereldse toestanden terecht komen waarin het voor jullie wat moeilijk zal worden Mijn naam te belijden en het geloof vast te bewaren -want binnenkort zullen er dingen gebeuren, omdat ze moeten gebeuren, die jullie ten opzichte van Mij kleingelovig zullen maken -, maar Ik zal jullie op het juiste moment wel weer sterken en het kamertje van jullie hart geheel verlichten. Daarna zullen jullie terwille van Mijn naam niet meer in verzoeking komen, maar steeds in Mijn liefde en Mijn kracht blijven.
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Maar nu nog iets anders! Jullie zullen weer naar Perzië gaan. Zodra jullie daar binnenkort weer zijn, vertellen jullie waarheidsgetrouw zonder toevoegingen, wat je hier hebt gevonden en wat jullie tot heil van alle mensen der aarde allemaal is overkomen! Op die wijze worden jullie ook arbeiders in Mijn wijnberg. Verkondig het ook aan jullie koning, opdat hij weet, wat hij te doen heeft! Hij moet het zwarte heidendom afzweren en nooit meer luisteren naar de bedrieglijke woorden van de magiërs, die zich priesters van God noemen maar eigenlijk dienaars en knechten van de hel zijn. Ook moet hij de slechte apostelen van Jeruzalem, die over landen en zeeën trekken om van heidenen Joden te maken uit het land verdrijven: Als zij van een heiden een Jood gemaakt hebben, is hij nog veel erger in dienst van de hel getreden dan hij voorheen als heiden was. Naast zulke bekeringen verspreiden de slechte apostelen uit Jeruzalem ook kwade geruchten van andere aard, zoals jullie er één aan ons hebben verteld die betrekking had op de wreedheden van de Romeinen waardoor jullie je, uit vrees voor de Romeinen, tegenover Mij zo 'ontzettend voorzichtig hebben gedragen!
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Zij wisten net zo goed als ik dat U de betrouwbaarste beschermer tegen ieder ongemak bent en toch werden zij kleingelovig en kregen het erg benauwd en zochten een stoffelijke bescherming. Nu scha.men zij zich zichtbaar dat zij dat hebben gedaan en zij durven naar het mij.toeschijnt, o Heer, U niet goed onder ogen te komen! Mathaël zou met zijn gezellen wel gebleven zijn, maar hij moest zijn jonge, mooie, koninklijke gemalin wel volgen. Naar mijn mening is het hem dus te vergeven, maar bij de anderen was alleen maar hun geringe vertrouwen en hun klein geloof de reden en daarvoor vind ik hen niet te prijzen."
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] IK zeg: "Toch weer je grotere ervaring, want jóu droeg Mijn engel zichtbaar op zijn handen en jij beleefde dingen die tot op heden nog geen mens heeft beleefd. En bovendien was jouw liefde voor Mij echt het grootst en sterkst en daarin bevindt zich ook altijd het grootste vertrouwen.
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Maar zoals ik je al in Genezareth heb gezegd, zul je over een aantal jaren nog veel verzoekingen moeten doorstaan, waarmee je zult moeten vechten, ondanks je grote vertrouwen in Mij. Maar door de kracht en de macht van Mijn naam zul je alle verzoekingen neerslaan en pas vanaf die tijd zul je vrij in Mijn licht wandelen.
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Want wat een mens vrij van Mij wil hebben, moet hij zich uit eigen kracht bevechten! Jij, lief dochtertje, hebt tot op heden nog geen werkelijke strijd doorstaan en daarvoor was het de juiste tijd nog niet en ontbrak de ware gelegenheid. Dat komt voor ieder mens pas als Mijn dagtaak op deze aarde zal zijn beëindigd.
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Nu ben Ik slechts zaaier en Ik leg de goede tarwekorrel in de levende akker van jullie harten. Het zaad zal daar eerst kiemen en dan opgroeien voor de gezegende vruchtvorming, daarna pas zullen jullie voor jezelf de vrucht op jullie eigen levensbodem met veel moeite en zelfverloochening moeten verzorgen! Zalig degene, die de vrucht die Ik in zijn hart heb gezaaid, zuiver en overvloedig in de door Mij in hem ingerichte schuren van Mijn geest zal brengen! Waarlijk, die zal eeuwig geen honger of dorst meer hebben!
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] JARAH zegt: "Ja, Heer, mijn enige liefde, ik begrijp het helemaal. Het stemt mij echter toch wat verdrietig dat ik nog zo veel stormen moet doorstaan tot aan de oogst! Maar ik hoop en geloof: U zult Uw arme maagd niet te gronde laten gaan als zij in de nood tot U om hulp zal roepen. Want U heeft mijn smeken gehoord en verhoord toen ik U nog niet, zoals nu, had gezien en herkend!"
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] IK zeg: " Allen, die Mij kennen en in het hart aanroepen en op de macht van Mijn naam vertrouwen, zullen nooit in der eeuwigheid schade en schande lijden, daarvan kun je volkomen verzekerd zijn! Maar nu moeten we aan tafel gaan en eten wat is opgediend!"
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dan gaan we allen snel aan tafel en gebruiken de maaltijd. Tijdens het eten werd ditmaal niet gesproken, maar na de genoten wijn begon het in het gezelschap behoorlijk levendig te worden. Naast de tafel waaraan Ik zat met Cyrenius, Cornelius, Faustus en Julius, met Mijn leerlingen, met Ebahl, Jarah, Kisjonah, Philopold, met Ouran, Helena, Mathaël en zijn gezellen, met de engel Raphaël en de knaap Josoë, was een nieuwe tafel in orde gebracht voor onze Perzen. Al de andere, reeds bekende gasten zaten aan de speciaal voor hen gereedgemaakte tafels, afhankelijk van de wijze waarop zij, zoals bekend, als groep bij elkaar hoorden.
Hoofdstuk 211: Uitleg van het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)