17481 resultaten - Pagina 227 van 1166
... 215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 ...
[6] Maar dat voorschrift is ook een echte kameel waarop de Farizeeën al heel veel valse en slechte waren als echte de tempel hebben binnengesmokkeld, die het volk tegen de hoge prijs van zijn morele vrijheid voor volkomen echt moet kopen. Dat is een kwalijke zaak. Mij lijkt zo'n voorschrift, dat slechts aan bepaalde mensen een exclusief voorrecht geeft, een duivels gat waardoor de satan altijd binnen kan komen in het heiligdom. Deze bevoorrechte heiligen overschatten zichzelf, worden eerst in zekere zin op een vrome wijze trots en met een heilig geurend profetenaureool omgeven, maar later worden zij dan in volle ernst heerszuchtig en tiranniek, hoogmoedig en mateloos trots, - maar zitten nog steeds op de zetels van Mozes en Aäron! Ik vind echter broeder, - weet je, zo onder vier ogen! -dat dan de satan maar beter zelf meteen deze heilige zetels in beslag zou kunnen nemen! En door zulke ware plaatsvervangers van de satan op de zetels van Mozes en Aäron zijn heel kwade, menselijke voorschriften in de plaats gekomen van de goddelijke en wij moesten ze slikken, omdat het kameelachtige 'hellegat' voorschrift beveelt te luisteren naar hen, die op de heilige zetels zitten en te doen, wat zij bevelen.Hoofdstuk 212: Het vierde gebod volgens de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] IK zeg: "Vriend, het uur is nog niet gekomen waarin de duistere vorst van de wereld berecht zal worden, maar het is al heel dichtbij! Maar ook als hij berecht zal zijn, zullen er maar al te gauw toch mensen komen die in die tijd met Mijn reine wetten nog erger zullen handelen dan de satan zelf. Op deze aarde zal het licht altijd met de duisternis moeten strijden!"
Hoofdstuk 214: Wat is onkuisheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] STAHAR zegt: "Ik ook niet, want de beiden hebben mij al té grote diensten bewezen! Tevens komt bij beiden in alles een dermate grote wijsheid tot uitdrukking, dat al mijn kennis en al mijn ervaring in het niet verzinkt. Maar waar zo'n grote wijsheid zichtbaar is, werkt Gods geest, aan wie niets onmogelijk is.
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Wie zo'n wijsheid en macht bezit en met zo'n echt goddelijke rust de wereld in kan kijken en wie een razende storm net zo weinig verontrust als ons de eerste winter die aartsvader Adam heeft beleefd, die is in het allerheiligste zelf reeds een heer en vrije gebieder! Die heeft geen wijsheidsschool in Karnak nodig, omdat de geest van God Zelf hem een betere door Zich Zelf in het hart heeft gegeven! Dat is mijn mening en nu ook mijn vaste geloof en dat dit geloof van mij goed is, zie ik daaraan, dat ook ik een heel goddelijke en vrije rust in mijn hart begin te voelen, wat ik nog nooit eerder heb gevoeld en ondervonden.
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[24] STAHAR zegt: "De grote meester, daar! Ga naar Hem en ik wed dat Hij je dat precies kan vertellen. Want voor mij gaan jouw vragen te diep, ja zo diep dat ik ze bijna dom zou kunnen noemen, maar niet omdat ze werkelijk dom zouden zijn, maar alleen omdat mijn onbegrip ze dom vindt."
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Kijk vriend, als je op een reeds door en door vervuild laken nog een klein vlekje maakt, zal dat het scherpste oog niet opvallen, maar op een volkomen schoon wit laken zal één donker stipje je al storen! En zo is het ook bij deze grote profeet in wiens hart de volheid van de goddelijke geest moet wonen; daar stoort iedere kleinigheid die niet in overeenstemming is met de verhevenste begrippen en met de allerhoogste waardigheid van de goddelijke geest. Als hij dat nu maar niet had gedaan, zou ik hem tenslotte voor Jehova Zelf gehouden kunnen hebben, want zijn eerdere woorden en daden waren geheel van goddelijke aard. Maar door deze handeling met de negen drenkelingen heeft hij in mijn ogen de gehele, eerdere goddelijkheidsnimbus uitgewist en ik kan het er nu niet meer helemaal mee eens zijn!"
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] De tegenstander, die MUREL heette, zei: "Ja, ja, vriend Stahar, je hebt gelijk en ik zie het onbelangrijke van mijn eerdere bewering heel goed in! Maar desalniettemin houdt iets van wat ik heb beweerd mij toch nog bezig en dat heeft betrekking op de traagheid van God, die mij in veel dingen heel goed toeschijnt, maar in veel dingen weer helemaal niet! Ja, in veel zaken zou de traagheid zelfs nog wel meer mogen overheersen, zoals bijvoorbeeld in de dodelijke bliksem en in de te korte dag tijdens de winter; ook de volle maan zou zijn volle schijnsel best langer dan nauwelijks een paar dagen mogen behouden! Als de bliksem niet zo'n verschrikkelijke snelheid zou hebben dan zou men deze kunnen ontwijken en dan zou hij minder schade aanrichten; ook de stormwind zou wel minder hard kunnen waaien, waardoor veel schade vermeden zou kunnen worden! Men vindt in de schepping meestal dáár een enorme activiteit van de heersende macht van God, waar zij de levende natuur schaadt en dáár waar naar mijn mening een lange, vaak té lange duur , zeker geen nut heeft, is van voortgang haast geen sprake.
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[25] MUREL zegt: "O, jij bent een fraaie klant, je bent veel wijzer dan ik en dan zegje zoiets over mijn vragen!? Hoe kan ik zo naar de Allerwijste gaan?!"
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Weliswaar was ik net als mijn collega's een Farizeeër voor zover het farizeeërschap zich verdroeg met mijn gelouterde begrippen en inzichten, en ik weet dat u nu juist geen bijzondere vriend bent van deze mensen, die merendeels profeten der duisternis zijn! Maar onder dit soort mensen zijn er toch nog wel, bij wie de betere instelling niet geheel verloren is geraakt en tot hen heb ik mijzelf nog altijd gerekend. Daarom durfde ik dan ook nu bij u te komen en u -niet als een door u verfoeide Farizeeër, maar slechts als een heel eenvoudig, door veel ervaring verrijkt mens - over een aantal zaken vragen te stellen waar niet alleen ik, maar iedereen behoefte aan heeft.
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] MUREL zegt: "Dan, vriend, vaarwel, want dan zullen wij bitter weinig woorden met elkaar wisselen! Wat helpt het mij dat ik mijn zonden erken en ze zo mogelijk ook verafschuw! Komt er een kwaad uur van verzoeking, dan valt men weer duizendmaal op dezelfde plek waarop men vroeger reeds duizendmaal is gevallen!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Ik had mijn naasten ook steeds lief als het geen bedelaars en schelmen waren, maar waren ze dat wel, dan had ik ze duidelijk niet lief en ben ik hun vriend nog lang niet. Als zij eerlijke mensen worden, zal ik ze ook wel weer liefhebben en respecteren, maar anders heus niet zo gemakkelijk! U heeft nu van mij gehoord wat voor iemand ik ben. Als u mij een antwoord wilt of kunt waardig keuren, laat me dat dan ronduit merken, kunt u dat echter niet, zeg het dan en ik zal daar ook tevreden mee zijn!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Waarom moest ik eigenlijk ontstaan en nu voortbestaan? Heb ik ooit een God kunnen vragen om te worden en te zijn?! Ik ontstond zonder mijn wil, besta nu zonder mijn wil en moet mij allerlei wetten en ander ongemak laten welgevallen, waartegenover niets anders staat dan de zeer duistere belofte dat na dit ellendige leven een minder ellendig, eeuwigdurend leven zal komen. Om dat eenmaal deelachtig te kunnen worden, moet ik gedurende dit leven alle verzoekingen, hoe sterk ook, volkomen afslaan en volgens de wetten zuiverder zijn dan de zon op het midden van de dag, een voorwaarde waaraan helemaal niet te voldoen is, tenzij men net zo'n goddelijke natuur zou hebben als u, geachte vriend, mogelijkerwijs hebt!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Als ik, zoals vele anderen, ook een geesteszwakke dromer was geweest, zou dat soort zinsbegoochelingen op mij in ieder geval diepe indruk hebben gemaakt en ik zou oprecht in deze domheden zijn gaan geloven. Maar ondanks alle illusies viel mijn blik direkt op het inhoudsloze van dat alles. Ik zag mijzelf als de bedrogene en de meesters van de hoge school als de gemaakte -en ook vrijwillige bedriegers, die zelf van alles wat zij aan anderen leren ook niet één woord geloven.
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Maar hier aan deze tafel vind je een zekere Philopold uit Kana in Samaria. Een paar weken geleden dacht hij er net zo over als jij op dit ogenblik, en zijn woorden leken ook op jouw woorden. Praat eens met hem, dan zal het wel wat lichter voor je worden. Pas daarna zal Ik je alles uitleggen en dan zal wel blijken of God van jouw kant een ware en trouwe liefde waard is of niet! Daar, juist tegenover Mij zit die man met wie je eerst moet praten! Ga en volg Mijn raad op, hij zal zeker nuttiger voor je zijn dan de school in Karnak!"
Hoofdstuk 219: Waar men de waarheid moet zoeken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] MUREL gaat nu, om de lange tafel heenlopend, naar Philopold en zegt: "De meester heeft mij naar jou verwezen om van jou in de zaak die mij zo zeer bezig houdt een eerste, waar vonkje licht te ontvangen. Zeg mij daarom iets goeds en waars!"
Hoofdstuk 219: Waar men de waarheid moet zoeken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)