Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 227 van 1112

...  215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240  ...
[11] Dat alles zou de uitwerking en het gevolg zijn van een grote of zelfs zeer grote wanorde in het wezen van de zon. Zij zou geen heer en wetgever meer zijn voor de vele andere, kleinere, haar omcirkelende hemellichamen. Deze zouden, zoals gezegd, weldra zelf in een verschrikkelijke wanorde geraken en zich direkt afkeren van de zon omdat deze zelf zo 'n enorme val heeft gemaakt. De zon zou dit niet kunnen verhinderen, omdat zij naar buiten toe helemaal geen uitstralende levenskracht zou hebben om de vrijgekomen zwaartekracht van de planeten hetzij tegen te houden of op z 'n minst te matigen.
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Een mensenziel die nog oorspronkelijk is en onbedorven, kunnen jullie zien als een echte zon temidden van alle op verschillende wijze bezielde en levende schepsels die zich allen moeten onderwerpen aan de mensenziel, omdat zij uit de daarvan uitstralende levenssfeer, wanneer die net als de ziel volledig volgens de orde is, geestelijk levenslicht en geestelijke levenswarmte tot groei van de verder opstijgende levenssfeer van hun ziel opnemen en daardoor zacht, geduldig en gehoorzaam worden. Want de zielen zowel van planten als van dieren hebben immers de aan jullie weliswaar nog zeer onbekende bestemming, eens zelf mensenzielen te worden.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Ook al zouden de mensen zich nog een tijdlang met voorraden van allerlei aard verder helpen, de eeuwige nacht een poosje verlichten met fakkels en lampen, en de vertrekken verwarmen met het op aarde voorradige hout uit de bossen, dan zouden mensen van deze aarde met de grootste voorraad zich in het gunstigste geval hoogstens tien jaar heel kommervol in leven kunnen houden. Maar na deze tijd zou het dan wel afgelopen zijn met het leven van alle vegetatie en alle schepselen op aarde. Geen plant zou er meer groeien en het levende zaad voortbrengen; de dieren zouden geen voedsel meer vinden en zouden van honger moeten sterven en door de te grote koude verstijven; de aarde zelf zou buiten haar baan treden en dan óf ergens tegen een andere planeet botsen, óf na vele duizenden jaren in het lichtgebied van een van de andere talloze zonnen terechtkomen. Door het licht en de warmte daarvan zou zij weer gaan ontdooien en binnen een veranderde orde weer op de een of andere wijze langzaam en geleidelijk beginnen op te leven, maar zij zou beslist haar huidige, zeer gelukkige, goedgeordende bestaan nooit meer terugkrijgen!
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Ja, datgene wat rechtstreeks op het zonnelichaam gebeurt, heeft op de aarde geen enkele uitwerking; maar de zwarte vlek op de zon is niet zo klein als hij vanaf deze aarde lijkt! Dáár heeft hij in werkelijkheid een omvang die enige duizenden malen groter is dan de totale oppervlakte van de aarde. Daardoor ontstaat dan voor de heel gevoelige levensgeesten van de aarde reeds een merkbaar gemis aan licht en warmte. Op slag worden zij angstig en gaan over tot een overmatige activiteit, en huilende stormen, wolken, regen, hagel en sneeuw, soms zelfs in de hete landen van de aarde, zijn de gevolgen van zo'n heel geringe wanorde op een -zeg maar -punt van de zon. Dat komt doordat de wanorde op de zon zich ook in haar uitstralende levenssfeer, die zich nog zeer ver voorbij deze aarde in de grote scheppingsruimte uitstrekt, doet voelen. Dat moet dan op de hemellichamen die zich binnen het bereik van het uitstralende leven van de zon bevinden, in dezelfde mate nadelig uitwerken, als dat anders de ongestoorde licht en warmte orde van de zon, eveneens door haar uitstralende levenssfeer, op de tot de zon behorende planeten een weldadige uitwerking heeft."
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] In deze volmaakte, uitstralende levenssfeer ontwikkelen de dieren zich zoals de planeten in het licht en de warmte van de zon, en geen enkele dierenziel kan zich tegen de wil van een volmaakte mensenziel verzetten, maar hij cirkelt er bescheiden omheen als een planeet om de zon en ontwikkelt zich in dit geestelijke licht en de warmte daarvan voortreffelijk voor een volgende overgang naar een hoger niveau.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar laten we nu eens naar een echt oud patriarchale, goede en wijze eigenaar van vele, grote kudden gaan en zijn huisdieren observeren! Wat een nauwelijks te geloven verschil! Runderen noch schapen lopen bij hun goede herder weg! Als hij roept, komen zij zo vlug mogelijk naar hem toe, omringen hem en luisteren letterlijk met zichtbare aandacht of hij hun iets te zeggen heeft! En doet hij dat, dan gehoorzamen zij en voegen zich wonderlijk naar de wil van de goede herder aan wiens zielelicht zij zich nu weer gesterkt hebben.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] De oorzaak van dit alles zijn, zoals gezegd, een of meer gezonde, onbedorven zielen, die uit hun lichte wezen naar buiten een geestelijke lichtsfeer uitstralen die al datgene bevat wat de ziel als levenselement in zich heeft, zoals liefde, geloof, vertrouwen, kennis, wil en welslagen."
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Als de ziel van de mens echter onder allerlei wereldse, materiële zorgen begraven ligt, of als zij begint met zich daarin te begraven, dan verduistert zij haar lichtwezen, dat tenslotte helemaal donker en duister wordt. Er is dan geen voorraad aan krachtige liefde meer in aanwezig en het kleine beetje dat nog aanwezig is, is nauwelijks voldoende voor het eigen gebruik; dat is dan de eigenliefde, die aan niemand anders meer gegeven kan worden. Maar als de liefde zo klein wordt, waar moeten dan een krachtig geloof en een krachtige wil vandaan komen, want het geloof is immers het licht uit de vlam van de liefde, en de wil de overal werkzame kracht van het licht?!
Hoofdstuk 217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Om dat nog beter in de praktijk te zien, hoeven wij alleen maar enkele huisdieren en hun bezitters aan een nadere beschouwing te onderwerpen! Luister! Laten wij eens naar een hardvochtige en trotse bezitter gaan en geestelijk al zijn huisdieren bekijken! Zijn waakhonden zijn kwaadaardiger en wilder dan de wolven uit het bos, zijn runderen zijn schuw en vaak zo gevaarlijk wild dat je er van schrikt. Zijn schapen en geiten vluchten weg voor alles wat op een mens lijkt en laten zich moeilijk vangen. Het is niet raadzaam om bij zijn varkens te komen, die hij houdt om vet te mesten, want die zijn zo woest en wild dat ze je zouden doden. De kippen en de andere gevleugelde huisdieren zijn eveneens schuw en laten zich moeilijk vangen. Ook met zijn ezels, paarden, kamelen en trekossen kun je niet erg vriendschappelijk omgaan, want van enige dressuur is vrijwel geen sprake. Alleen door voortdurend wild geschreeuw en gevloek en door voortdurend slaan, stoten en steken kunnen zij voor de voor hen bestemde trekarbeid gebruikt worden, en vaak gebeuren er bijna ongelukken!
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Weliswaar is toom ook een licht, maar een verderfelijk licht. In dat helse licht zien zij dan ook al gauw allerlei drogmiddelen waarmee zij zich kunnen bevoordelen. Weldra proberen zij die middelen; maar ze mislukken meestal omdat het drogmiddelen zijn. Maar al die mislukkingen maken hen niet wijzer, maar nog kwader en bozer. Zij worden trots en hoogmoedig en beginnen hun toevlucht te nemen tot gewelddadige middelen en die ook toe te passen. Als dat een aantal malen lukt worden ze brutaler, ze worden wreed en proberen alles uit de weg te ruimen wat zij als belemmering zien voor hun vermeende geluk. Zo hebben zij zich door louter slechte middelen aanmerkelijke welvaart bezorgd en zien nu de weg waarop zij zelf opgeklommen zijn tot het geluk, als de enige juiste en ware.
Hoofdstuk 217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Alles wordt gedaan om het verstand maar zo vroeg mogelijk te ontwikkelen en te scherpen. Daartoe wordt het kind door allerlei geschenken en onderscheidingen zoveel mogelijk aangespoord, wordt bij de ontwikkeling van zijn verstand reeds vanaf het eerste begin zoveel mogelijk geoefend in zelfzucht en winstbejag, draagt fijne en luxe kleding en kent vaak reeds op tienjarige leeftijd van pure hoogmoed zichzelf niet meer. Wee het arme kind of ook een ander arm mens, die een kind met zoveel verbeelding niet de vereiste eer zou geven of het zelfs zou honen! Die heeft zich dan daarmee een blijvende vijand bezorgd!
Hoofdstuk 217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Een profeet genaamd Daniël ('Zoon van de dag of het licht') werd in Babylon door een wrede koning, tegen wie hij een strafpreek hield, in een leeuwenkuil geworpen waarin zich zo 'n twaalf hongerige leeuwen als scherprechter bevonden. Zij. werden reeds jarenlang gevoerd met allerlei ongelukkige misdadigers. De koning die door de scherpe vermanende woorden van Daniël in woede ontstoken was, liet ook Daniël, hoewel hij hem overigens vanwege zijn wijsheid graag mocht, zonder enige genade en consideratie in de kuil van de zekere dood werpen.
Hoofdstuk 218: De macht van de volmaakte ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Bij de juiste vorming van de menselijke ziel is en blijft de ziel iets innerlijks dat actief is, en dat wat jullie 'verstand' noemen is het uitstromende resultaat van de innerlijke werkzaamheid van de ziel. Het licht van het verstand, dat naar buiten gericht is, verlicht voor de ziel alle mogelijke kritieke, uiterlijke omstandigheden en de wil van de ziel vermengt zich dan met dit uitstralende licht en maakt op wonderbaarlijke wijze alles vruchtbaar en laat het gedijen; want als op die wijze de orde van de mens volgens Mijn orde is, komt de wil en het vertrouwen ook uit Mij of Mijn almachtige wil voort, waarnaar zich immers beslist ieder schepsel moet voegen. Wat dan zo'n binnen Mijn orde levende mens wil, moet in de wijde omtrek gebeuren, want door de uitstralende levenssfeer van een mens stroomt in wezen Mijn geest, waaraan alle dingen mogelijk zijn.
Hoofdstuk 217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Als zo'n mens dan helemaal door of uit zijn geest wordt wedergeboren, is hij volkomen aan Mij gelijk en kan hij zelf in alle levensvrijheid willen wat hij maar wil binnen Mijn orde, die hij dan zelf geworden is, en volgens zijn vrije wil moet het er zijn en moet het gebeuren. In die volmaakte levenstoestand, omdat hij aan Mij volledig gelijk is, is de mens dan niet alleen heer en meester over de schepselen en de elementen van deze aarde, maar zijn heerschappij strekt zich dan, net als de Mijne, uit over de gehele schepping in de eindeloze ruimte, en zijn wil kan de talloze werelden wetten voorschrijven en die zullen opgevolgd worden. Want zijn verheerlijkte gezichtsvermogen doordringt alles net als het Mijne en eigenlijk tesamen met het Mijne, en zijn onbeperkte waarneming ziet overal wat er nodig is in de hele schepping, en kan waar en wat dan ook voorschrijven en scheppen en helpen; want hij is immers in alles één met Mij."
Hoofdstuk 217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Een wijze Egyptische Griek, Plato, getuigt daarvan in zijn nagelaten geschriften, en behalve hij doen dat nog meer wijzen uit de oertijd. Zij sliepen in en bevonden zich in een lichtzee waarin zij zichzelf wel in gedachte konden voorstellen, maar niet konden zien, en daardoor ook altijd nog het gelukzalige gevoel hadden helemaal één te zijn met het oerlicht, dat zijde eigenlijke godheid noemden.
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  215 - 216 - 217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240  ...