Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 229 van 1490

...  217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242  ...
[8] JARAH zegt: "Heer, Heer, ach, deze wezens zijn ontzettend ruwen grof! Ben ik dan echt zo'n stinkend aas? Ik weet me van droefheid geen raad; ja, ik zou nu heel makkelijk wanhopig kunnen worden!"
Hoofdstuk 115: Jarah en de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Maar JARAH zegt: "Wie zou er nu ooit achter dit luchtige mannetje zoveel wijsheid hebben gezocht?! Maar eerlijk gezegd ben ik toch blij dat ze weer vertrokken zijn; want ze zouden ons na verloop van tijd toch heel merkwaardig warm gemaakt hebben, hoewel zij op zichzelf een heel koude aard schijnen te hebben. Van enige liefde schijnt niet veel in hen aanwezig te zijn, maar zij weten heel goed het ware van het onware te onderscheiden. Wat zal er dan later van deze wezens terechtkomen als zij de weg van het vlees helemaal niet willen doorlopen?"
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg "Zij zullen deze wel eens doorlopen, maar het zal nog lang duren voor zij het besluit daartoe zullen nemen. De lichtblauwe het eerst, de anderen echter nog lang niet!
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Want de zielen die zo uit de natuur van deze aarde ontstaan zijn en dagelijks ontstaan, besluiten heel moeilijk tot zoiets; alleen veel ondervinding en veel kennis en daaruit voortkomende, goede verwachtingen zijn het die hen daartoe bewegen indien zij vast ervan overtuigd raken dat zij door de weg van het vlees nooit iets verliezen, maar alleen wat kunnen winnen, omdat zij in het ergste geval weer kunnen worden wat zij nu zijn.
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Maar wat het wonderlijkste was, wij zagen dat zich nu voortdurend duizenden vreemd uitziende larfjes en figuurtjes uit het water verhieven die ongeveer leken op allerhande vliegende insecten en ook op kleine en grote vogels van alle mogelijke soorten en vormen. Zij hadden zonder meer goed gevormde vleugels, poten en andere ledematen; maar zij gebruikten die niet zoals vogels doen, maar het hing er allemaal bij, en zij zweefden meer als donsveertjes of sneeuwvlokken door de lucht. Alleen als er een zwerm werkelijke vogels in hun buurt kwam, zag je echte tekenen van leven aan deze nevelige figuren en vormen; zij trokken dan ook met de zwerm mee en werden daardoor in korte tijd als het ware verzwolgen.
Hoofdstuk 114: Een blik in de wereld van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] O, als je er tijd voor zou hebben zou er nog zeer veel over te vertellen zijn! Maar, wat wij toen in onze ongelukkige toestand zagen, dat zien wij nu weer terwijl onze ogen echt gesloten zijn, en dit gezicht wekt weer de herinnering in ons op, die ons nu luid toeroept: ' Al deze dingen hebben jullie gedurende enige jaren iedere avond en iedere nacht gezien!' Af en toe zagen wij zelfs overdag, als het echt herfstachtig, somber weer was, dezelfde taferelen en wisten natuurlijk niet wat wij daarmee aan moesten; maar nu begrijpen wij het gelukkig, en wij weten wat daaruit voortkomt, waar het vandaan komt en wat het is! O Heer, U zij daarvoor alle eer, alle liefde, alle dank en alle aanbidding!"
Hoofdstuk 114: Een blik in de wereld van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Deze natuurzielen houden zich meestal het liefst in de bergen op, maar komen ook in de woningen van eenvoudige, arme, bescheiden mensen en helpen hen; alleen mag men hen niet beledigen. In dat geval is het met hen niet goed kersen eten.
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Er zijn nog ettelijke van zulke natuurzielen op deze aarde die bijna het vijfvoudige van de leeftijd van Methusalem hebben bereikt en de weg van het vlees nog niet hebben betreden. Zij zouden overal mee instemmen als zij maar niet hun herinnering behoefden te verliezen, omdat zij dat als een soort dood zien van hun tegenwoordige bestaan.
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Nu weten jullie echter ook wat er met deze wezens aan de hand is. Let nu op het verdere wat komen zal!"
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Gisteren overdag heb je ook de heerlijke toon gehoord die Mijn engel Raphaƫl ten gehore bracht; hoe hemels heerlijk deze toon echter ook klonk, de zuivere klank van de ware deemoed klinkt in Mijn oor toch nog onvergelijkbaar heerlijker!
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] KISJONAH zegt: "O Heer, deze al te grote genade ben ik weliswaar niet in het minst waard, maar zo'n winter zal voor mij wel een zeer gelukkige tijd zijn! O, wat zal mijn huis daar een vreugde aan beleven! Maar nu komt er geen woord meer over mijn lippen!"
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Alles wat op de wereld ook maar ergens hoe dan ook bestaat, is zielestof. Wordt daarvan door wat dan ook de stoffelijke samenhang (cohesie) vernietigd en daardoor wat de ziel betreft vrij, dan neemt deze na de vernietiging zijn vroegere, stoffelijke vorm weer aan en blijft zo nog enige tijd voortbestaan. Als de intelligentie van deze vorm na verloop van tijd rijper is geworden, begint hij langzaam maar zeker de oude vorm te verlaten en in een meer levensvatbare vorm over te gaan.
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Dit kluwen is een opnamevat voor alles. Wat er ook maar bij de brand en door de brand verwoest werd, vind je nu als zielestof in dit kluwen, toegerust met enige intelligentie. De angst maakt dat zij allen in deze zak als in een kool bij en door elkaar zichtbaar worden. ..
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Bij grote vuurhaarden, vuurspuwende bergen en ook bij grote overstromingen vormen zich steeds zulke kluwens. Als er weinig dierlijke elementen in aanwezig zijn, duurt de omvorming langer; als er echter dierlijke elementen bij betrokken zijn zoals hier, duurt deze gewoonlijk korter.
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Daarom eet de mens dan ook meestal alleen de vrucht van de planten waardoor de plantenkiem zielen zich rechtstreeks met zijn ziel kunnen verenigen. De wat grovere delen van de kern en de vrucht kunnen zich echter alleen met het bloed en het lichaam en met het kraakbeen en het beendergestel verenigen. Uiteindelijk moet dit zich allemaal, omdat het nog te onzuiver is, na het sterven soms nog meerdere malen opnieuw door het rijk van de plantenwereld gaan om zich te zuiveren, tot het uitrijpt tot kiemgeest en volledig rijp wordt voor de opname in een nieuwe dier of zelfs mensenziel. -Nu weten jullie zo terloops ook, hoe deze kluwens ontstaan en welke ontwikkeling zij doormaken en wat hun einddoel is, en nu kunnen jullie dus weer verder gaan met je beschouwingen en zien of er niet weer een verschijnsel voor jullie zal opdoemen!
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242  ...