Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 229 van 1037

...  217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242  ...
[18] En BARNABE antwoordde weer vol verwondering: 'O Heer, U bent zo goed, nu pas zie ik overduidelijk in dat voor U geen enkel ding onmogelijk is! De kamers aan de achterkant zijn met meer dan de helft vergroot, tafels en banken zijn er meer dan genoeg, en ook aan de mooiste lampen is geen gebrek. Op alle tafels staan de spijzen reeds klaar op ons te wachten en daarom denk ik, arme zondaar, dat we ons nu naar de kamers moeten begeven om de wonderbaarlijke avondmaaltijd tot ons te nemen."
Hoofdstuk 270: De zoutrots. Het wonderlijke en gezegende avondmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[22] Hierop zei IK: 'Ik ben arts en kom om de zieken te genezen. Maar een zondaar is ook een zieke, en zo waren jullie dan ook ziek wat betreft je ziel en lichaam. En daarom heb Ik jullie opgezocht en volledig genezen, en daarom zijn jullie nu geen zondaars meer; neem nu dus welgemoed plaats aan tafel en eet en drink naar hartelust! Maar jouw woorden, Barnabe, hebben Mij echte vreugde verschaft en daarom zullen jullie allen nog meer dan tot nu toe aan Mij de heerlijkheid van God gewaarworden! Eet nu!"
Hoofdstuk 270: De zoutrots. Het wonderlijke en gezegende avondmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[23] Hierop gingen allen zitten, dankten Mij en begonnen waarlijk naar hartelust te eten en te drinken; en Ik en de leerlingen deden hetzelfde. Tijdens het eten en drinken werd weinig gesproken; alleen na het beëindigen van de maaltijd gingen alle gasten uit de buurt staan, legden hun handen op hun borst en dankten Mij luid voor dit paradijselijk goede avondmaal. Toen ze hun dank beëindigd hadden, wilden ze naar huis gaan; maar Ik zei hen nog een tijdje te blijven om nog wat met elkaar over de gebeurtenissen van deze sabbat te spreken.
Hoofdstuk 270: De zoutrots. Het wonderlijke en gezegende avondmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[21] Maar voordat iemand een hap naar zijn mond bracht ging DE WAARD staan en sprak: 'Mijn beste buren, luister allen naar mij! Deze maaltijd is een ware goddelijke maaltijd in het paradijs dat verloren ging door de schuld van de mensen. De grote, heilige God en Heer heeft het ons Zelf teruggebracht. Hij zit, o wonder aller wonderen, nu in levende lijve in ons midden en heeft Zelf dit ware paradijselijke maal voor ons toebereid! Deze maaltijd is derhalve een ten hoogste gezegend en heilig maal. Maar wij zijn zondige mensen - en willen nu toch graag dit maal genieten hoewel we onwaardig zijn. Laten we daarom van te voren allen tot de Heer bidden, dat Hij ons onze zonden vergeeft en ons dan een beetje waardiger acht om met Hem deze heilige maaltijd te houden. Verheffen jullie je en spreek met mij: O Heer, Gij Wonderbaarlijke! Vergeefons onze zonden, opdat wij waardiger worden met U aan tafel te zitten!"
Hoofdstuk 270: De zoutrots. Het wonderlijke en gezegende avondmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] EEN van hen zei toen: "O Meester en Heer! Ziet U, wanneer iemands gemoed vol is van duizend maal duizend gedachten over U, over Uw daden en Uw leer en men in zichzelf nog lang niet volledig tot een heldere rust kan komen, dan is het moeilijk om te spreken, omdat men in 't geheel niet weet waar men moet beginnen en waar ophouden! En dan komt er ook nog bij, dat U hier Zelf aanwezig bent en U zeker iedere gedachte van ons eerder kent dan hij in ons is opgekomen en wij er ons van bewust zijn. Hoe kunnen we in Uw persoonlijke aanwezigheid dan spreken en waarover moeten we dan praten? Ja, wanneer U hier nog iets wilt zeggen zouden wij wel graag naar U luisteren, hoelang U ook zou willen spreken; maar wanneer wij nu zouden praten, zou het er wel heel erg mager uitzien!"
Hoofdstuk 271: Over bescheidenheid, zachtmoedigheid en deemoed. De gulden middenweg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Want als dat nooit zou kunnen, dan had Ik zeker geen leerlingen bij Me opdat deze even volkomen zullen zijn als de Vader in de hemel en in Mij volkomen is; want Ik heb toch zeker geen mens nodig als dienaar omdat Ikzelf alle mensen dienen kan en dat ook altijd doe. En als Ik al wezens wilde hebben die Mij zouden dienen, dan hoefde Ik het maar te willen en er stonden in één enkelogenblik talloze scharen van de machtigste engelen tot Mijn beschikking, die Mij op Mijn wenken zouden bedienen. En hieruit kunnen jullie al onfeilbaar de conclusie trekken, dat Ik alleen maar leerlingen tot Mij genomen heb opdat zij van Mij alles zullen leren wat Ikzelf kan, en dat Ik ook om deze zelfde reden naar jullie ben gekomen. - Zeg Me nu, of jullie nu nog niet durven te spreken in Mijn aanwezigheid!"
Hoofdstuk 271: Over bescheidenheid, zachtmoedigheid en deemoed. De gulden middenweg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] En Mijn leerlingen die nu al van heel veel zaken kennis hebben, zullen jullie tijdens Mijn langere verblijf in jullie midden dit wel nader laten zien en jullie ook bij menige gelegenheid tonen dat ze Mijn leerlingen zijn op een na, die tot nog toe nog niet al te veel heeft begrepen vanwege zijn nog altijd hebzuchtige, op werelds gewin gerichte hart. Maar de andere elf en de schrijver Matthéus zijn reeds heel bekwame, goddelijk wijze mannen geworden en jullie zullen van hen veel kunnen leren en vernemen; luister maar naar hen!"
Hoofdstuk 272: De beeldspraak van de profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Volgens de eerste betekenis ontwikkelt het zedelijk leven van de mens zich zodanig, dat hij als natuurlijk mens tengevolge van een juiste opvoeding zo denkt en ook handelt, dat hij niet aan de materie blijft vastzitten, maar zich er van afwendt en deze slechts gebruikt om steeds dieper en helderder door te dringen in het puur geestelijke. Wie dat doet als hij daartoe onderwezen is, vindt dan al gauw het overeenkomstige tussen materie en geest. Kent hij dit, dan zal hij vanuit het geestelijke in het hemelse ofwel in het zuiver geestelijke binnengaan. Van daaruit is de overgang naar het zuiver goddelijk hemelse gemakkelijk. Dan zal het hem pas volledig duidelijk worden wat de Schrift der profeten uiteindelijk in de grond der zaak allemaal, als deze geheel onthuld is, bevat.
Hoofdstuk 272: De beeldspraak van de profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] JUDAS ISKARIOT zei: 'Ja, Heer en Meester, ik zal ook mijn best doen om aan Uw wil te voldoen! Maar laat me nu even naar buiten gaan; want ik houd het hier binnen gewoon niet uit!"
Hoofdstuk 273: De geldzucht van Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Hierop stond hij snel op en ging naar buiten. Hij deed dit echter omdat hij zich verraden en beschaamd voelde.
Hoofdstuk 273: De geldzucht van Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] De waard vroeg Mij hoe het kwam, dat de leerling die naar buiten was gegaan nog niet zo volkomen was als de anderen.
Hoofdstuk 273: De geldzucht van Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] IK zei: 'Ze hebben zoveel gehoord en gezien, dat ze precies weten wat ze moeten doen om het eeuwige leven te bereiken, en meer hebben zij niet nodig. Zij wilden Mij vanwege hun huiselijke omstandigheden ook niet steeds en overal heen volgen en zo liet Ik hen voorlopig gaan; maar ze zullen wel weer terugkomen en Mij volgen op alle wegen en paden, want ze hebben Mijn woord aangenomen en leven en handelen er nu naar, en ze verlangen er nu al zeer sterk naar om zo vlug mogelijk weer bij Mij te komen. Het zijn voor het grootste deel Galileeërs, zoals Ik en Mijn twaalf belangrijkste leerlingen. - Nu weet je ook dit overeenkomstig de volste waarheid; en als je nog iets wilt weten, vraag het dan!"
Hoofdstuk 273: De geldzucht van Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Ik werd door de beiden al gauw voorgesteld aan hun overste, een uiterst vriendelijke man die mij met veelliefde ontving en ervoor zorgde dat ik niets tekort kwam. Zijn gastvrijheid liet werkelijk niets te wensen over! Ik bleef daar gedurende acht dagen en overtuigde mezelf van alles wat het tweetal mij van te voren had verteld, overeenkomstig de volste waarheid. Ik heb er vaak aan gedacht en zou zelf graag naar hen overgestapt zijn; maar ik werd niet aangenomen vanwege mijn jonge leeftijd, wat me werkelijk erg speet.
Hoofdstuk 274: Over de Essenen en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Maar nu zullen we nog even naar buiten gaan en daar gaan genieten van de vele sterren die aan de hemel staan!"
Hoofdstuk 274: Over de Essenen en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Maar IK zei tegen hen: 'Jullie moeten er niet al te verwonderd over zijn! Ik heb door de macht van Mijn wil alleen maar jullie innerlijk geestelijk oog geopend en daardoor waren jullie dan ook in staat om deze verre werelden als van heel nabij te aanschouwen; want voor de geest bestaat er zo goed als geen aardse en dus ruimtelijke afstand. Maar denk daar nu thuis over na; dan zullen we er morgen nog het een en ander over zeggen! Ga nu naar huis en begeef je ter ruste, dan is de rust en het vieren van de sabbat hiermee beëindigd!"
Hoofdstuk 275: Een blik in de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  217 - 218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242  ...