Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 230 van 1088

...  218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243  ...
[3] Stel je voor hoe dwaas het zou zijn van ieder van ons, als wij bijvoorbeeld met een blinde er over zouden willen twisten als hij op een voor hem onbekende weg over een steen zou struikelen, op de grond zou vallen en zichzelf zou verwonden. Ja, als hij kon zien, dan zou men inderdaad kunnen zeggen: 'Vriend, waarom heb je dan twee ogen in je hoofd?' Maar een blinde kan men een dergelijk verwijt niet maken; want hij heeft geen levenslicht, voor hem gaat geen zon op noch onder. En zo waren ook wij geestelijk blind en kon niemand ons ook hulp bieden en op het juiste pad brengen! Ook al zijn wij vaak gevallen op het pad dat we niet zagen, wie kan ons daarvoor ter verantwoording roepen, zodat we beschaamd staan?! Wisten wij dan wat wij nu weten? Van wie hadden we dat moeten vernemen? Maar nu we het weten, zullen we er ook naar handelen, zoals we tot nu toe altijd gehandeld hebben naar hetgeen we wisten.
Hoofdstuk 142: Roclus' voorstellen voor de hervorming van het instituut der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Nu heb Ik je dit hopelijk duidelijk genoeg uiteengezet en je zult ook inzien, dat je dan verder niets meer hebt te vrezen! Nu je deze raad en dit inzicht hebt, moet je naar je vrienden en metgezellen gaan en dit ook aan hen vertellen! Of heb je soms nog iets achtergehouden, wat je bedrukt?"
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] ROCLUS zegt: 'Voor wie, die U kent zoals ik, o Heer, zou dat niet voldoende zijn?! Ik spreek hier alleen maar mijn heel innige dank uit en ga nu meteen naar mijn metgezellen en zal hun ook dit waarachtigste evangelie overbrengen"
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Hierbij maakt hij een buiging en haast zich blij naar zijn metgezellen, bij wie intussen de nieuwsgierigheid over de goede of misschien kwade aard van het antwoord al behoorlijk begon te kwellen.
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Als Roclus aan zijn metgezellen meedeelt wat hij van Mij heeft vernomen, zijn deze er zeer verheugd over, en DEGENE DIE AL EERDER SPRAK zegt: 'Kijk vriend, hoe goed het was dat ik je voorstelde om hierover bij de Heer Zelf, nu Hij nog hier is, raad te gaan halen! Nu weten we waar we aan toe zijn, en hoeven we niet te liegen om ons eruit te redden, -maar we komen met de naakte waarheid naar voren en brengen allen die ons ter verantwoording willen roepen met weinig woorden tot zwijgen! O, dat is een grote en heilige raad! Ja, ja, wie door de Heer wordt geholpen, wordt waarachtig geholpen en dus is hij ook voor alle tijden waarachtig geholpen!"
Hoofdstuk 144: Hoe de verhouding van de Essenen tegenover het priesterdom vervolg zal zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Iedereen werd nu, zonder dat daarom gevraagd werd, rustig, waartoe waarschijnlijk ook de op handen zijnde zonsopgang zeer veel bijdroeg; maar hoofdzakelijk omdat allen iets bijzonders verwachtten en daarom met een zekere bange nieuwsgierigheid ingespannen luisterden naar wat er zou gebeuren.
Hoofdstuk 144: Hoe de verhouding van de Essenen tegenover het priesterdom vervolg zal zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Er stak echter een sterke oostenwind op, die het schip met onweerstaanbare kracht precies naar onze oever dreef. Binnen enkele ogenblikken konden de zonen van de oude Marcus met hun scherpe ogen al heel goed zien, dat er Romeinen en een paar Farizeeën aan boord van het schip waren. Ze gingen meteen naar Cyrenius en deelden het hem mee. Toen Cyrenius dit hoorde gaf hij meteen het bevel aan Julius om het schip, dat allengs steeds sneller de oever naderde, scherp in het oog te houden. Toen Julius dit hoorde was hij binnen de kortste keren pijlsnel met vijftig bewapende mannen aan de oever en wachtte het schip op, dat ook niet lang meer op zich liet wachten.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Toen degenen die aan boord waren de Romeinen in het oog kregen, staken ze meteen een witte vlag uit ten teken, dat ze geen vijanden waren en dat men hen ongehinderd aan wal zou laten gaan. Maar toen Julius twee hem niet onbekende aarts-Farizeeën onder de Romeinen waarnam, stuurde hij meteen een bode naar Mij en Cyrenius met de vraag, wat hij met degenen die hier aangekomen waren, moest doen. Land of water? De mensen kwamen hem zeer verdacht voor. Het leek wel, alsof ook de Romeinen alleen maar vermomde Farizeeën waren of toch in ieder geval mensen van Herodes.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Al gauw ontdekten de zonen van Marcus een schip, dat nog op behoorlijke afstand heen en weer laveerde, alsof de kapitein niet wist of hij zich wel op de goede plaats bevond; dat had ook een heel natuurlijke reden, omdat er aan de oever van de zee van Galilea sinds de vorige dag heel veel enorm was veranderd. De geweldige rots in zee, een belangrijk herkenningsteken, bestond niet meer; een hoge rots en een machtig grote boom op de berg met de slangen hadden de negers, zoals bekend, nagenoeg uit de weg geruimd; daarbij kwam nog het prachtige nieuwe huls, de tuin en de mooie haven met de vijf nieuwe schepen die van vlaggen waren voorzien, -en zo wist de loods die het schip naar Caesarea Philippi had moeten loodsen, niet waar hij zich eigenlijk bevond en laveerde daarom al geruime tijd op en af en heen en weer, om erachter te komen, waar hij zich bevond.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Nu kwam er een CENTURION die ook op het schip was, heel ernstig naar Julius toe en vroeg hem: Wat geeft je het recht om op zo n toon te antwoorden?"
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] JULlUS zegt: "Daar praten we straks wel over! Nu sta je eenmaal onder mijn gezag en heb je je strikt naar mijn woorden te schikken! Mijn naam is Julius, de zeer gestrenge commandant van Rome voor dit gebied, en ik ben een naast familielid van de verheven opperstadhouder Cyrenius! Dit moet ik je wel vertellen, omdat je geen Romein bent; want als je maar in de verte een Romein zou zijn, dan had je me al op grote afstand herkend!
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Zie je, hoe ik al van te voren alles weet! Nee, in het gebied van Julius komt men onaangekondigd niet zo gemakkelijk als men denkt! Het stoort jullie weliswaar een beetje, dat jullie komst al aan mij verraden is; maar ja, voor mensen die zo sluw zijn als jullie, maakt dat misschien helemaal niet zo veel uit, wat natuurlijk spoedig zal blijken! Vooruit dus nu, op naar de verheven opperstadhouder!'
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Toen zei JULlUS: 'Geëerde gebieder, hoe zou het zijn, als we deze afgezanten nu het door de wet vastgestelde loon - voor verraad uit eigenbelang uitbetaalden en hen dan naar Sidon brachten en daar opsloten totdat de revolutie zal uitbarsten op hun aangegeven datum, op welke dag we hun dan het hele verradersloon zullen uitbetalen, ofwel aan het kruis of op het blok? Aan deze Romeinen is toch al duidelijk op een uur afstand te zien, dat ze niets anders zijn dan een stelletje van de slechtste Farizeeën, dat voor iedere schandelijke daad voor geld te koop is!"
Hoofdstuk 146: Ontmaskering van de valse aanklagers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] De centurio met zijn ongeveer acht ondergeschikte krijgsknechten en twee heel echte, goed doorvoede en door en door verstokte aarts-Farizeeën, gingen toen naar Cyrenius, en overhandigden hem daar een brief die door Herodes ondertekend was. In deze brief stond alleen maar, dat er in heel Coelesyrië en een groot deel van Galilea en Samaria een zeer omvangrijke samenzwering tegen alle Romeinen ontdekt was. Aan het hoofd hiervan stond de beruchte profeet Jezus uit Nazareth als belangrijkste gangmaker die in een geheim verbond met de altijd hoogst geheimzinnig doende Essenen allerlei voor het volk onbegrijpelijke wonderen verrichtte om dit te verblinden, en die zich daardoor een soort goddelijk profetische schijn gaf en zelfs de verdoemenswaardige driestheid had om zich aan het volk als een ware zoon van God te presenteren.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] {Herodes:) 'Verder is door meerdere getuigen uit verschillende streken betrouwbaar en naar waarheid, eensluidend verklaard dat deze heilloze volksopruier zelfs de allerhoogste Romeinse staatsdienaren met de grootste vriendelijkheid benaderd heeft, samen met zijn reeds heel bekwame schare zogenaamde leerlingen. Maar het geheime gerucht gaat .dat de vermetele dit alleen maar doet om hen op een dag allemaal plotseling om het leven te brengen, waarna hij zich dan zelf zal verheffen tot koning van.alle joden. Nadat dit nu door het besluit van de hoge goden aan mij, die ter zake kundig is, verraden werd, is het mijn plicht u hierop te wijzen en ik hoop, dat u de juiste maatregelen weet te treffen en doet, wat u doen moet! Met de meeste hoogachting, Herodes, Viervorst -- nu in Jeruzalem.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  218 - 219 - 220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243  ...