Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 232 van 1112

...  220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245  ...
[7] Pas wanneer de jonge, geplaagde mens het hardhandige kneden van het zogeheten 'beroeps 'verstand achter de rug heeft en een bepaalde baan heeft gekregen, wordt zijn hart wat vrijer; hij zoekt een aardig meisje om met haar te trouwen. De korte tijd van het eigenlijke verliefd zijn is voor de jonge mens nog de beste, omdat de mens gedurende die tijd toch in zijn gemoed een geringe ook al is het een zeer ondergeschikte, emotie ervaart, waardoor er zoveel licht in zijn hersenen komt, dat hij met behulp van dit weinige licht zich in al datgene wat hij jarenlang moeizaam geleerd heeft, toch wat praktischer thuis gaat voelen en zo voor een werelds ambt een enigszins geschikter individu wordt.
Hoofdstuk 239: De invloed op de hersenen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Maar mensen waarbij zelfs deze liefde in hun hart niet wat warmte doet ontstaan, blijven zeer zelfzuchtige en stoïcijnse, kleinzielige mensen, die zich verder geen haarbreedte boven hun stereotiep besmeerde hersenplaatjes verheffen en in niets anders rond woelen dan alleen in hun hersenschaduwbeelden, waarvan het aantal niet groot kan zijn, en wat er is, is duister, zwart en voor het gezichtsvermogen van de ziel volkomen onzichtbaar.
Hoofdstuk 239: De invloed op de hersenen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] IK zeg: " Als jullie bij de mensen waar je komt, een belangstellend hart vindt en als zij jullie zullen opnemen in hun huis, blijf dan en probeer voor alles hun gemoed, dat enig leven in zich heeft, zoveel mogelijk leven in te blazen. Als jullie dat doen, zal het steeds levendiger wordende gemoed van zulke mensen beginnen licht in de hersenen te verspreiden en de warmte van dit licht zal dan beginnen de hersenplaatjes meer en meer in een redelijke orde te brengen, en dan zullen zulke mensen weldra beter in staat zijn tot het opnemen van een hogere leer, en zo tree voor tree omhooggaan naar het steeds zuiverder licht.
Hoofdstuk 240: De hersenen van een wereldse geleerde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Het gaat er nu alleen maar om of alle blanke broeders alles goed begrepen hebben en dat een mens, wanneer hij een leegte in zich voelt, vraagt naar wat hem nog onbekend is, en dan moet het hem zo duidelijk mogelijk verteld worden. Dát is nu eerst aan de orde! Maar dat wat jij gevraagd hebt, zal ieder nog vroeg genoeg te weten komen wanneer hij in de geest wordt wedergeboren."
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar dan komt ook MATHAËL nog eens naar voren en zegt: "Heer, U, ons leven, U, onze liefde, omdat U vragen toegestaan hebt, vraag ik in naam van mijn schoonvader, mijn lieve vrouwen in naam van mijn vier metgezellen of U een klein onduidelijk punt in deze zaak aan ons uit zou willen leggen! Het is in zekere zin een juridische kwestie en ik geloof dat ieder mens, zodra hij tot verstand gekomen is, zich in deze ten opzichte van U heel bescheiden op moet stellen. Want een mens is toch oorspronkelijk niet zijn eigen, maar alleen Uw werk, wat alle hemelen mij in eeuwigheid niet kunnen betwisten!
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Daarom lijkt mij gezien Uw liefde en almacht, de weg, vooral in het hiernamaals bij de leiding van de geesten of eigenlijk de zielen die erg bedorven zijn, toch wat te tijdrovend en te hard! Het is wel waar dat U ons ook in dit opzicht reeds heel veel gezegd, getoond en uitgelegd hebt ter rechtvaardiging van Uw eenmaal van eeuwigheid bepaalde en vastgestelde, goddelijke orde, maar los van dat alles dringt zich toch nog deze ware juridische vraag aan mij op:
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De ziel van zo'n stoïcijn is daarom zo goed als geheel blind. Zoals ook ieder mens, ook al kan hij nog zo scherp zien, in een stikdonkere nacht vrijwel volkomen blind is en hoogstens alleen op de tast vooruit kan komen, zo kan ook de ziel van zo'n echte egoïst niet zien wat op haar plaatjes getekend is. Bij zo'n totaal verkeerde ontwikkeling van de hersenen, waar slechts door het steeds maar herhaald besmeren van een hersenplaatje tenslotte een heel stereotiep en vervormd beeld blijft kleven en waar, doordat er geen enkele, actievere gemoedsbeweging voorkomt, helemaal geen licht blijvend in de hersenen opstijgt, daar moet de ziel zich toe gaan leggen op het aftasten van haar duistere, maar stereotiepe beelden op de hersenplaatjes.
Hoofdstuk 239: De invloed op de hersenen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Omdat zo'n armoedige ziel zichzelf echter alleen maar wijsheid kan verschaffen door het betasten van haar beschreven hersenplaatjes, is het toch ook begrijpelijk waarom zij in al haar doen en laten zo afgemeten kleinzielig en stereotiep wordt, en van niets het bestaan erkent als het niet heel grof en materieel voor de hand liggend en tastbaar is. Zo'n ziel houdt tenslotte ook dat, wat zij in de wereld om zich heen met eigen ogen ziet, voor een optisch bedrog en wat ze hoort, voor een leugen; alleen wat zij aan alle kanten met haar handen kan betasten, houdt zij voor werkelijke waarheid. Hoe het dan met de wijsheid en de hogere geestelijke beschaving van zo'n ziel gesteld is, kan ieder die ook maar enigermate begrepen heeft wat Ik nu heb laten zien en voldoende heb uitgelegd, zich gemakkelijk voorstellen.
Hoofdstuk 239: De invloed op de hersenen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kan een appel er wat aan doen als een storm hem van de tak heeft gerukt, of kan een versplinterde boom er wat aan doen dat hij als doelwit moest dienen voor een vernietigende bliksem, of kan de rustige zee er wat aan doen dat zij door de woede van een orkaan opgestuwd wordt tot berghoge golven?! Wat kan de klapperslang er aan doen dat haar beet dodelijk is?! En de wolfskers heeft zich niet zelf het gif gegeven! Overal drijft de een de ander voort en uiteindelijk kan niemand er wat aan doen dat hij gedreven wordt!
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (MATHAËL:) "Wel, op deze wereld heeft menigeen het nog aardig goed! Men schept zich ergens zo goed men maar kan en wil een paradijsje. Natuurlijk moeten daarvoor duizenden anderen meer lijden, omdat zij beslist niet zo goed de kunst verstaan zich een paradijsje te creëren als die ene slimme! Zij lijden daardoor schade aan hun ziel door afgunst en boosheid -en die bezitter van dat paradijsje - door pure wellust en overvloed! De eerstgenoemden zijn verdoemd door nood en ellende - en de rijke vanwege zijn luxe leven!
Hoofdstuk 242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als Ik hier echter met alle kracht Mijn invloed Iaat gelden, dan zul je deze beide linker hersenhopen niet meer zien; want zij zullen direct in die vuurtongetjes opgelost worden, die je nog wel kent, en zij zullen zich verspreiden tot Mij~ wil ze pakt en daaruit een nieuw wezen vormt. Maar hoe staat het dan met dit huidige wezen?!
Hoofdstuk 243: De noodzakelijkheid van aardse beproevingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Want waar vind je een koning, die alles wat hij zich bij de aanvaarding van zijn regering had voorgenomen, tot een voorspoedig einde heeft gebracht?! Daar dit echter onmogelijk was en hij tenslotte vele, en niet zulke kleine, rekenfouten bij zichzelf ontdekt heeft, is hij volkomen ongelukkig, en het is vanouds bekend, dat koningen meestal sterven aan de gevolgen van een heimelijk, innerlijk verdriet
Hoofdstuk 244: De mens bepaalt zelf zijn lot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Gedurende de tijd van zijn aardse leven bevindt zich dus de mens die zichzelf bepaalt en vormt, in het volkomen bepaalde bewustzijn van zichzelf, waarin en waaronder hij deze aardse levensproef heeft afgelegd. Binnen of buiten Mijn orde, willen wij nu in dit geval buiten beschouwing laten, want het aardse leven had hem in alle opzichten weinig plezierigs, maar des te meer bitterheid opgeleverd. Dat is dan ook de reden waarom de grote geleerden van de heidenen niemand ter wereld gelukkig wilden prijzen, en dat zij alleen diegenen gelukkig prezen, die weer in de schoot der aarde teruggekeerd zijn.
Hoofdstuk 244: De mens bepaalt zelf zijn lot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Zo kruipt het aardse leven meestal steeds tussen dorens en distels voort en wie daar een hekel aan heeft, zal zich uiteindelijk niet wijs kunnen maken dat het aardse, lichamelijke leven erg aangenaam en gelukzalig was; en hoe meer eigenliefde iemand had, des te meer beledigingen heeft hij ook te verduren gehad. Wie zich echter, omdat hij vrijwel geen eigenliefde heeft, tijdens zijn levenszomer niets heeft aangetrokken van alle tegengekomen steekvliegen en van alle kleinerende en beledigende dorens en distels, en ook door allerlei lichamelijk lijden, armoede, herhaald voorkomende honger en dorst, koude, slechte kleding met daarbij slecht onderdak, en daarnaast nog allerlei andere ellende, niet uit zijn evenwicht is gebracht, die zal aan het eind van zijn leven nog over veellevensvreugde kunnen vertellen, terwijl zelfs een koning zich, ondanks alle bewieroking, aan het eind van zijn aardse leven zal beklagen over allerhande zaken die zijn misnoegen hebben opgewekt.
Hoofdstuk 244: De mens bepaalt zelf zijn lot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als zij volgens de leer voor zichzelf verantwoordelijk zijn, en proberen de vervolmaking van hun ziel uit eigen kracht na te streven en daardoor Mijn geest der liefde in zich op te wekken, dan zullen zij natuurlijk net zo zijn als jullie nu. Maar zolang de volmaaktheid van hun ziel voor twee derde deel gegeven en slechts voor één derde deel zelf verworven is, kunnen zij met zo'n volmaakte ziel de geest in zichzelf nooit opwekken en blijven zij ook in het hiernamaals datgene, wat zij hier zijn: zeer goede, maar meer mechanisch zalige, volmaakte zielen, met noodzakelijkerwijs precies vastgestelde grenzen van de zaligheid, want iets anders is niet voorstelbaar .
Hoofdstuk 245: De zelfstandige ontwikkeling van een mensenziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  220 - 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245  ...