17481 resultaten - Pagina 233 van 1166
... 221 - 222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 ...
[3] MATHAËL antwoordt: " Ja, als dat echt de morgenster was, waaraan ik nu helemaal niet meer twijfel, dan beviel het mij heel goed en de mensen met hun leer en strenge inachtneming van de harmonie zijn zeker niet dom en moeten zich steeds zeer rein van zeden gedragen, want onder zulke omstandigheden is een zonde absoluut onmogelijk! Onder zulke levensomstandigheden zou ik me echter ondraaglijk gaan vervelen, eeuwig hetzelfde en geen vooruitgang, dat is een soort amfibieleven! Een slak en een Venusmens hebben blijkbaar één en dezelfde behoefte, wat daar bovenuit komt, gaat beiden niets meer aan. Nee, vriend Raphaël, de morgenster straalt heel mooi en is vanaf deze aarde van ons heerlijk om aan te zien, maar als wereld met zijn mensen en andere schepselen, bevalt hij mij helemaal niet!Hoofdstuk 246: Voordelen van de Venus orde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Mijn Nazareth zal men niet meer vinden, maar wel een ander achter het gebergte, westelijk van hier. Genezareth zal ophouden te bestaan, slechts Tiberias aan deze zijde van de zee zal blijven. Caesarea Philippi, waar we nu zijn, is al verdwenen, maar er zal er een blijven boven het meer, waar de Jordaan vandaan komt, en een in het westen niet ver van de grote zoutzee, in de buurt van Tyrus en Sidon. Van het land Samaria zal slechts het gedeelte van hier in zuidelijke richting tot aan de grote zee blijven bestaan, het kleine deel dat meer naar het oosten ligt, met het echte Sichar en de echte berg Horeb, zal ophouden te bestaan, en de latere nakomelingen zullen het zoeken en niet ver van de grote zee vinden. Maar het zal niet meer zijn dan een naam en een ongenaakbare berg, en geen waarheid. En zo zal het ook gaan met Jeruzalem en nog heel veel plaatsen van het Beloofde land, dat herhaaldelijk in een woestenij veranderd zal worden.
Hoofdstuk 2: Het lot van de plaatsen van Palestina. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Ik, de eeuwige Liefde, ben alleen het Licht, de Weg, de Deur en het eeuwige Leven; wie ergens anders Mijn rijk van het licht wil binnendringen is als een dief en een rover, en zal reeds hier, maar nog meer eenmaal daar aan de andere zijde, in de buitenste duisternis uitgestoten worden. -Nu weten jullie wat je moet doen en wat in Mijn ogen terecht is. Handel daarnaar, dan volgen jullie de juiste weg!
Hoofdstuk 2: Het lot van de plaatsen van Palestina. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als zij dan echter aan gene zijde naar Mij toe zullen komen om het vermeende loon voor hun moeite en opoffering te ontvangen, zal Ik hun laten zien hoe ontzettend dwaas zij gehandeld hebben en wat voor ellende zij met hun onzinnige daden, die Ik hun nooit heb opgedragen, onder de mensen hebben aangericht. Allereerst wel onder hen die direkt aan hun zorgen toevertrouwd waren, zoals de arme, zwakke vrouwen, kinderen en andere hulpbehoevenden van hun huishouding! En hun zal te kennen gegeven worden dat zij niet eerder tot Mijn genadelicht zullen komen dan nadat zij al het door hen aangerichte kwaad geheel in het reine gebracht zullen hebben. Dat zal echter erg moeilijk voor hen zijn, omdat zij daarvoor slechts heel gebrekkige middelen zullen hebben in het schamele schemerlicht van het geestenrijk boven en onder de aarde.
Hoofdstuk 2: Het lot van de plaatsen van Palestina. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Onder de dertig bekeerde Farizeeën bevond zich ook een DOKTER, die er verstand van had of een lichaam helemaal dood was of niet. Deze trad naderbij en zei: "Ik kom niet naar voren omdat ik ook maar de geringste twijfel aan de dood van deze verdronken mensen zou hebben maar om, als ter zake kundige, Jullie door mijn onderzoek het overtuigende bewijs te geven dat deze negen helemaal dood zijn." Toen betastte hij de negen, keek naar hun ogen en naar de Hippocratische neuzen, die een zeker teken zijn van de volledige dood en het algehele uitgeblust zijn van alle fysieke levensgeesten.
Hoofdstuk 3: De Heer en de negen verdronken mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Toen hoorden velen een STEM, die klonk als het rollen van vele donderslagen: "Ik heb hen door Jou, Mijn geliefde Zoon, verheerlijkt, want Jij bent het, aan wie Ik een waar welbehagen heb! Naar Jou moeten de mensen luisteren!"
Hoofdstuk 3: De Heer en de negen verdronken mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Dan ga IK bij Murel staan en zeg: "Mijn zoon, dat was goed van je! Je bent werkelijk al heel ver tot de kern van de waarheid doorgedrongen en je hebt degenen die een wat vertekend beeld hadden, de volle waarheid gezegd. Je zult daarom een geducht werktuig voor mij worden tegen Joden en heidenen; in de hemel zal je loon daarvoor niet gering zijn!
Hoofdstuk 4: Voorbereidingen voor de opwekking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] IK zeg: 'En waarom niet?! Is het natuurlijke middel dan ook niet een gevolg van Mijn wil, -zoals bijvoorbeeld de wijn uit de kelder van Marcus? Alleen door Mij zijn toch zijn lege zakken en andere vaten heel wonderbaarlijk met Wijn gevuld?! Als Ik Mij dus van een natuurlijk middel bedien, is dat geen geringer wonder dan wanneer Ik Mij van geen natuurlijk middel, maar alleen van Mijn wil bedien! -Begrijpen jullie dat nu?"
Hoofdstuk 4: Voorbereidingen voor de opwekking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Daarmee zijn alle nieuwsgierigen bevredigd en Marcus giet de negen op Mijn bevel voor de derde maal wijn in de mond.
Hoofdstuk 4: Voorbereidingen voor de opwekking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Na Mijn woorden doen allen weliswaar meteen wat IK gezegd heb, maar de meesten doen dat toch met wat tegenzin, omdat zij het wonder graag van nabij geobserveerd zouden hebben; maar niemand waagt het tegenover Mi~ een opmerking te plaatsen. Zo bereiken wij onze tafels en nemen plaats en bedlenen ons van de vissen, die ditmaal extra smakelijk zijn klaargemaakt, en de maaitijd verloopt heel opgewekt.
Hoofdstuk 5: De twijfel van Cornelius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Dan volgt er een algemene uittocht het water op, dat op deze morgen erg rustig is en geschikt om te vissen. Ditmaal werken Mijn leerlingen, behalve Iskariot, samen met de zonen van de oude Marcus en helpen hen de grote netten uit te werpen en te spannen.
Hoofdstuk 6: De hebzucht van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] IK zei: "Voor het levend maken van deze negen is dat zeker niet nodig; maar omdat zij meteen daarna hier weg zullen gaan, moeten zij lichamelijk ook op krachten komen en dat gebeurt door hen eerst wijn in de mond te gieten. Deze wordt door de smaak en tongzenuwen opgenomen en zo ook doorgegeven aan de andere levenszenuwen. Als deze negen straks levend worden, heeft hun in het lichaam teruggekeerde ziel reeds een gesterkt werktuig dat zij meteen voor van alles gebruiken kan. Zou deze voorafgaande versterking echter worden nagelaten, dan zouden de opnieuw levend geworden mensen hier enige tijd moeten blijven om krachten op te doen voor het gebruik van hun ledematen. Tevens zorgt deze voorafgaande versterking bij de betrokkenen voor een goede smaak in de mond, hetgeen wel nodig is, omdat de geur van het troebele water hen na de opwekking zo onpasselijk zou maken dat ze daar nog lange tijd last van zouden kunnen hebben. -Nu weten jullie dat ook; hebben jullie nu nog de een of andere wens met betrekking tot deze zaak?"
Hoofdstuk 4: Voorbereidingen voor de opwekking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Vooral Mijn JARAH is deze keer in een goede bui en zegt: "Ik weet werkelijk niet hoe het komt dat ik vandaag zo opgewekt ben. Maar iets valt mij wel op en dat is dat alle anderen niet net zo opgewekt zijn als ik! Ik ben weliswaar een meisje en daarom zou ik het meest geplaagd moeten worden door nieuwsgierigheid, -maar hier is het juist andersom! De mannen zitten steeds te kijken of de negen mensen al ontwaakt zijn. Ik heb nog helemaal met gekeken, maar ik heb ze toch al weg zien gaan, de een na de ander, -en de mannen en heren en koningen kijken nog steeds in die richting en zitten zich af te vragen of ze wel weer levend geworden zouden zijn? O, al een klein half uur geleden! Meteen toen wij bij de tafels kwamen, begonnen de negen mensen zich te bewegen, en zij kwamen de een na de ander overeind, wreven zich de slaap uit de ogen en gingen toen weg. Ik kon dat duidelijk zien, ondanks de bomen die ons wat afschermen van die plaats, omdat ik klein ben en gemakkelijk onder de ken door kijk. Jullie zijn echter groot en de takken van de bomen ontnamen Jullie het zicht op het wonder van de macht van de goddelijke wil. Nu is het echter al te laat. Al zouden jullie er heen gaan, dan zouden jullie niets anders vinden. dan hooguit de plaatsen waar ze gelegen hebben. Ook diegenen, die de Heer gisteren direkt na de storm heeft opgewekt, zijn met de negen anderen naar huls gegaan."
Hoofdstuk 5: De twijfel van Cornelius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] JARAH antwoordt een beetje verontwaardigd: "Hoor eens, ik mag toch veronderstellen dat ik er niet als een leugenaarster uitzie? Zolang ik leef en denk, is er nog nooit een leugen over mijn lippen gekomen, -en zou ik dan aan de zijde van mijn Heer, mijn God.en allerwaarachtigste Meester, met een leugen aankomen om daardoor jullie nieuwsgierigheid te bevredigen?! O, verheven heer, dan kent u Jarah nog lang niet! Kijk, al is het verstand nog zo verlicht, dan woont daar ook de leugen. Je kunt iemand.met je verstand uit eigen overtuiging iets uitgelegd hebben terwijl die overtuiging totaal onjuist was, en dan heb je door je uitleg volmaakt gelogen, -want je hebt jezelf en je naaste misleid. Maar de ware en zuivere liefde liegt nooit en kan niet liegen, omdat zij de naaste, die ook een kind van God is, meer acht dan zichzelf en daarbij God boven alles! Ik ben echter vol liefde tot God en dus ook tot de naaste -zou ik dan in staat zijn om onwaarheid tegen u te spreken? ! Verheven Cornelius, deze veronderstelling van uw kant was toch niet zo hoffelijk!"
Hoofdstuk 5: De twijfel van Cornelius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Maar op den duur ging het met het slapen ook niet omdat de vliegen hem niet met rust lieten, - kortom, Iskariot was drie volle uren lang een gekweld man en bijna aan het eind van zijn latijn. Toen zag hij echter eindelijk onze schepen aankomen en daardoor werd het hem wat lichter om het hart, en het speet hem nu al erg dat hij Mijn gezelschap had verlaten.
Hoofdstuk 6: De hebzucht van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)