Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 234 van 1166

...  222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247  ...
[5] Intussen deed een DIENAAR van Ouran op kosten van Judas een greep in de geldbuidel van Helena, stal dertig zilvergroschen en liep toen hard naar onze tafel en riep: "Een dief, een dief! Toen het geëerde gezelschap op zee genoot van de visvangst en niemand hier was behalve de Romeinse soldaten die om de berg gelegerd zijn en hun oefeningen houden, moest ik voor mijn behoeft~ uit de grote tent. Op dat ogenblik sloop een leerling van de grote profeet, die u terecht uw meester noemt, de tent binnen en ontvreemdde, nog voor Ik in de tent terugkwam, dertig zilvergroschen uit de geldbuidel van de prinses!
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] HELENA zegt: "Wanneer heb je dan, buiten mijn medeweten en zonder mijn opdracht, de voorlaatste keer mijn geldbuidel gecontroleerd?!"
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] De BEWAKER antwoordt: "O, meteen nadat de verheven, allergenadigste prinses de tent aan mijn hoede toevertrouwde! Er zaten nog precies 600 groschen in. Nu zijn er echter nog maar 570 - er ontbreken dus precies 30 groschen, die niemand anders heeft kunnen ontvreemden dan de bewuste leerling! Omdat ik als bewaker van de verheven schatten voor alles verantwoordelijk ben, moet ik toch ook weten waarover en over hoeveel ik moet waken, en het kan mij, als oude, trouwe dienaar, toch niet kwalijk genomen worden als ik mij van tijd tot tijd ervan overtuig waarover en over hoeveel ik moet waken! Ik heb nu echter het gemelde tekort bemerkt en dat plichtsgetrouw meegedeeld.
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] HELENA zegt: "Heel goed, heel goed en best, wij zullen de zaak later nog nader onderzoeken en de dader van het kwaad opsporen, die dan de gerechte straf niet zal ontlopen! Misschien is het echter ook mogelijk, dat je je bij het tellen de eerste of de tweede keer hebt vergist, en dan zou het niet netjes zijn een leerling van de goddelijke meester alleen maar te beschuldigen omdat hij uit pure verveling de tent heeft betreden. Daartoe had hij zelfs het recht, omdat niemand van ons een gebod heeft uitgevaardigd dat onze tenten door geen mens betreden mochten worden! Ga nu weer naar je plaats terug, ik zal direkt volgen en alles grondig onderzoeken!"
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Toen ik in de tent kwam, stond hij wat verlegen in de tent, terwijl hij de Grond met zijn blikken afzocht alsof hij iets verloren had. Omdat hij mij verdacht voorkwam, bejegende ik hem op barse wijze en verschrikt verliet hij meteen de tent. Ik dacht eerst niets slechts van een leerling van de grote profeet, maar toen ik in de tent heen en weer liep, viel mij de geldbuidel van de verheven prinses op omdat deze niet meer op de oorspronkelijke plaats lag, die mij maar al te goed bekend was. Omdat ik als vertrouweling niet onbekend ben met de inhoud van de geldbuidel, nam ik de buidel en telde de kostbare inhoud en zie daar, er mankeerden dertig zilvergroschen! Deze dertig kostbare muntstukken kan onmogelijk iemand anders weggenomen hebben dan de leerling die ik al eerder noemde! Ik ben direkt gekomen om dit nu heel eerbiedig aan te geven opdat ik in mijn onschuld uiteindelijk niet verdacht zal worden."
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] CYRENIUS vroeg Mij echter heel verbaasd; Heer, wat dan? Het schijnt mij toe, dat er nu toch niets meer zou kunnen zijn wat nog belangrijker zou zijn dan dat wat wij hier al allemaal hebben meegemaakt! Spreek toch, o Heer! Mijn hart beeft gewoonweg van verlangen om Uw nieuwe voorschriften en besluiten te vernemen en mij dan daaraan te houden!"
Hoofdstuk 8: Uiterlijke rust en innerlijke activiteit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Risa daarentegen observeerde zijn twee lijken en dacht er alleen maar over na, of deze met de door hem waargenomen voorbehandeling, en uiteindelijk door de kracht van Mijn naam, niet weer in het leven terug te roepen zouden zijn. Anderen om Mij heen dachten erover na, waaruit het zeer belangrijke wel zou bestaan dat Ik na de ingelaste korte rust zou doen. Kortom, ofschoon allen uiterlijk schenen te rusten, waren zij toch innerlijk in hun hart erg bezig, maar niemand zag er kop of staart aan. Philopold, Murel en Kisjonah staken de hoofden bijeen en beraadslaagden druk over wat er toch wel komen mocht. Cyrenius en Ebahl en Jarah dachten ook diep na en konden niets bedenken wat er nu nog zou kunnen gebeuren. Want zij dachten dat er geen nieuwe dingen meer te bedenken waren.
Hoofdstuk 8: Uiterlijke rust en innerlijke activiteit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Deze heel wijze les bracht de gemoederen van de Perzen geheel tot bedaren. Maar ook de gemoederen van degenen die aan Mijn tafel zaten, kwamen tot rust en zij wachtten met gespannen verwachting en vreugde op wat Ik daarna ten aanschouwe van iedereen zou gaan doen.
Hoofdstuk 8: Uiterlijke rust en innerlijke activiteit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] De oude Marcus kwam echter uit het huis waar hij voor het middagmaal reeds voorbereidingen trof, naar Mij toe en zei heel zachtjes: "Heer, - vergeef mij als ik U met mijn verzoek even stoor!"
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg tegen hem: "Vriend, ga maar en zeg tegen de achter jouw huis loerende spionnen van Herodes: "'De Zoon des mensen handelt en spreekt openlijk voor de ogen en oren van de hele wereld en wil met niemand wat voor geheime zaken dan ook bespreken. Wie dus met Mij wil spreken en over iets wil beraadslagen, moet bij Mij komen en ook heel openlijk spreken en handelen! Bij Mij wordt er niets stil en geheim in het oor gefluisterd of in het verborgene gehandeld en beraadslaagd. Dat is alleen maar een doemwaardige gewoonte van de kinderen van de wereld, wanneer zij iets slechts in de zin hebben en zich daarmee niet snel en openlijk genoeg bloot durven te geven omdat zij vanwege hun kwade plannen bang zijn voor de mensen. Ik ga echter openlijk te werk en zeg alles hardop en heb geen angst voor de mensen, omdat mijn bedoelingen met de mensen goed zijn!' - Ga dus en zeg die snode verraders wat Ik je nu heb gezegd!"
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] MARCUS zei: "Maar zoveel te meer door God en de Romeinse opperstadhouder Cyrenius, die zich gelukkig, samen met vele Romeinse machthebbers, hier momenteel al een paar dagen bij mij ophoudt! Wee jullie, als jullie mijn huis ook maar met één vijandige vinger durven aanraken!"
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] De aanvoerder, die ZINKA heette, antwoordde: "Heer! Gekneveld aan handen en voeten kan ik die niet voor u uit mijn verborgen zak halen! Laat mijn boeien losmaken dan krijgt u deze, opdat u beseffen zult dat ook wij een gebieder achter ons hebben staan die ons beveelt en die wij moeten gehoorzamen, omdat hij van u, Romeinen, voor veel geld het recht heeft gekocht om in uw plaats ook heer over ons leven te zijn en -zonder aan u verantwoording af te leggen - naar believen kan laten doden wanneer hij maar wil!
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[18] CYRENIUS denkt even na en zegt dan: "Met mijn medeweten en toestemming is aan Herodes in dit opzicht door Rome nooit zo'n volmacht gegeven. Wel is hem naar mijn beste weten slechts een volmacht gegeven om in zijn eigen huis in noodgevallen zelf het scherprecht uit te oefenen, -buitenshuis alleen maar in het geval van een of andere samenzwering tegen ons Romeinen indien het Romeinse garnizoen of een civiele rechtbank te ver van de opstandige plaats verwijderd en Herodes daar met zijn ere en lijfwacht aanwezig zou zijn. Alleen in dat geval zou hij het strenge scherprecht uit mogen oefenen!
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[19] Zo luidt de door Rome aan Herodes verstrekte volmacht, die ik heb ingezien en zelf heb mee ondertekend, want wat door Rome voor Azië beschikt wordt moet door mijn handen of door die van een afgevaardigde van mij gaan, die mij echter van alles wat er maar komt zo spoedig mogelijk op de hoogte moet stellen. Deze volmacht verklaar ik daarom van nul en generlei waarde en wel gedurende de tijd dat ik uit Rome nog geen bericht heb gekregen hoe, wanneer en waarom - aan mij onbekend - aan Herodes zo'n uitgebreide volmacht gegeven werd, die ons, trouwe Romeinen, terecht angst en bezorgdheid moet inboezemen.
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[20] Deze volmacht krijgt u niet eerder terug dan wanneer zij van Rome zal terugkomen. U blijft intussen mijn gevangenen! Ook al bent u voor uzelf naar wereldse maatstaven geen misdadigers, dan bent u toch werktuigen waarmee die ene misdadiger de ene gruweldaad na de andere begaat, -en voor gruweldaden heeft Rome iemand nog nooit bevoegdheid verleend en zeker niet aan uw Herodes!
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  222 - 223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247  ...