Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 235 van 1490

...  223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248  ...
[2] Nu vroeg mijn vader hem of hij mee ging naar Golgotha. Maar hij zei: 'Voor geen goud van de wereld! Ik kan al geen dieren zien sterven of zelfs maar zien slachten, Iaat staan mensen, ook al zouden zij nog meer gruweldaden begaan hebben dan deze zeven! Als er verscheurende beesten in onze buurt komen, goed, Iaat men dan jacht op hen maken om ze onschadelijk te maken, dan heeft men de mensheid daardoor een goede dienst bewezen! Laat men dat ook doen met mensen die voor een vredelievende, menselijke samenleving absoluut niet meer deugen! Laat men ze eenvoudig doden, -maar Iaat men hen niet martelen, want zij kunnen er beslist het minst aan doen dat ze verscheurende beesten zijn geworden! Natuur, temperament, samenloop van omstandigheden en opvoeding zijn altijd de oorzaken van zulke ontaardingen.
Hoofdstuk 131: Kritiek op de Romeinse straffen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De mens moet mens zijn omdat de eeuwige natuur hem tot mens boven zich verheven heeft! Als de mens echter met al zijn zo hoog geprezen verstand tenslotte nog een veel erger en wreder dier wordt dan de verscheurendste beesten uit de wouden, dan is het finaal afgelopen met de mens, en dan wordt het hoog tijd dat wij naar de wilde en verscheurende beesten in de wouden gaan om van hen de natuurlijke menselijkheid te Ieren! Ga dus maar naar Golgotha, naar deze meest vervloekte plaats van de gehele aarde, die doordrenkt is van het bloed van mensen, zoals een slachterij van het bloed van runderen, lammeren en geiten! Wat jullie daar zullen Ieren, zal echt niet hoogstaand zijn!
Hoofdstuk 131: Kritiek op de Romeinse straffen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Jullie erkennen een God en geloven in de onsterfelijkheid van de ziel en kunnen toch onbezwaard mee aanzien hoe geestelijk misvormde en ver afgedwaalde mensen door nog grotere woestelingen op onbeschrijflijk pijnlijke wijze de gehele dag tot stervens toe gepijnigd worden! Geloof mij, deze zeven zouden zonder de Romeinse strengheid nooit zo erg geworden zijn als zij kennelijk, om de rillingen van te krijgen, waren! Maar wie heeft hen zover gebracht? Zij, die er nu de hele dag door veel plezier in scheppen om hen te martelen!
Hoofdstuk 131: Kritiek op de Romeinse straffen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Deze vreselijke handelwijze zagen wij bijna een uur lang aan en ik moest mijn vader steeds vertellen wat ik bij de zeven zag. Dat merkte de Romeinse wachtmeester echter op, die mijn voortdurende kijken al langer heel opmerkzaam geobserveerd moest hebben. Hij kwam naar ons toe en vroeg in het Romeins aan ons beiden wat wij toch aan de zeven zagen, omdat wij en ik vooral, hen zo doorlopend observeerden en ik mijn vader steeds iets had mede te delen. Wij moesten in zijn taal antwoord geven omdat hij ons anders zou moeten wegsturen.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wie herinnert zich niet de tijden van vóór de Romeinen?! De wetten waren weliswaar nooit om mee te spotten, - maar ze waren tenminste verstandig, en men hoorde nooit iets over erge gruweldaden. Maar nu hebben de wijze heidenen, deze hoogdravende wereldverbeteraars en veroveraars van stad en land, ons gezegend met de strengste staatkundige en krijgshaftige wetten, en ondanks de tienvoudig versterkte Romeinse bewaking worden op de straten van ons beloofde land gruwelen begaan die een fatsoenlijk mens niet aan kan horen zonder daarbij in zwijm te vallen! Gaan jullie daarom maar alleen en aanschouw dat zevenvoudige voorbeeld van ware Romeinse wreedheid, dat binnenkort een zevenvoudige wreedheid van de andere kant tengevolge zal hebben !
Hoofdstuk 131: Kritiek op de Romeinse straffen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Binnen een halfuur waren wij al weer op Golgotha en troffen daar behalve de bewakers vrijwel niemand aan. Maar de zeven boden een ontzettende aanblik. Daarmee bedoel ik niet zo zeer de zeven half doden die er verschrikkelijk uitzagen, maar veeleer hun zielen, die nog niet van hun lichamen waren gescheiden, en er alle moeite voor deden zelf de lichamen te vernietigen en te verscheuren. Deze zwarte tijgers, die over hun lichaam donkere bloedrode strepen hadden, sloegen met hun klauwen in hun lichamen en beten zich daarin vast, maar het nog levende zenuwgestel van het lichaam bezorgde hun kennelijk daarop een pijnlijke reactie, want na iedere beet in het lichaam vertrok hun gezicht van pijn en legden zij hun poten meteen op de plaats die overeenkwam met de plaats waar zij in hun halfdode lichaam gebeten hadden.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De wachtmeester wilde mij toen nog meer vragen, maar omdat het op dat moment al tegen de avond begon te lopen en er van Cornelius een bevel kwam om volgens Romeins gebruik met bijlen de benen van de zeven bij de voeten te breken en, als er nog een leefde, deze met een slag op het hoofd en een slag op de borst te doden, moest onze wachtmeester zich weer strikt aan zijn bevelen houden en werden wij niet meer gehinderd bij onze waarnemingen.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Toen deze verschrikkelijke zielen helemaal vrij waren van hun lichaam, kregen zij opeens een wat menselijker uiterlijk, liepen op hun achterpoten rond maar maakten geen geluid, en zij zagen er erg treurig en lijdend uit en de geest zei op barse toon tegen hen: 'Verwijder je naar de plaats van jullie boosaardige liefde; deze zal jullie aantrekken! Jullie krijgen loon naar werken!' Maar de zeven zielen schreeuwden: ' Als wij verdoemd moeten zijn, dan is het altijd nog vroeg genoeg! Waarom moesten wij ons dan laten martelen als ons nu hier de eeuwige verdoemenis wacht?!'
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De grote, machtige geest zei: 'Alles was en is nog afhankelijk van jullie liefde! Richt die naar de jullie bekende orde van Jehova, dan zullen jullie je eigen verlosser zijn; maar behalve jullie kan niemand in Gods hele oneindigheid je verlossen! Het is jullie leven en ook jullie liefde; als jullie je liefde kunt veranderen, dan zal deze ook jullie gehele leven en bestaan veranderen! En ga nu weg!'
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Na deze strenge woorden van de grote en machtige geest gingen de zeven er onder ontzettend gebrul zo snel mogelijk vandoor; ik was echter zo vrij om de grote geest te vragen hoe het dan later met de zeven af zou lopen.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Na deze betekenisvolle woorden verdween de grote en machtige geest en de beenbrekers begonnen met hun werk. Bij vijf liep er geen bloed meer uit de wijd gapende wonden, maar bij de twee laatsten was dat nog wel het geval. Aan hen gaf men dan ook meteen de vastgestelde genadeslagen, hetgeen echter totaal overbodige moeite en werk was, want als de goede of slechte ziel eenmaal uit het lichaam is, is het lichaam beslist al volkomen dood.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Dat, o Heer, is dan weer een klein verhaaltje uit mijn jeugd, waarbij mij alles wel duidelijk is, - behalve de gestalte van de zielen, die totaal niet op die van een mens leken, en al dat ontelbaar vele ongedierte, dat ik in de vorm van vleermuizen en kleine draken uit die verdoemde mensen zag komen. De grote geest gaf mij weliswaar in die richting enige uitleg door te zeggen dat het slechts uitwassen van de kwade wil waren, maar hoe dat in z'n werk ging, is een heel andere vraag die buiten U, o Heer, vast niemand beantwoorden en uitleggen zal! Als Uw heilige wil het daarmee eens zou zijn, zou U deze beide zaken wel aan ons uit kunnen leggen!"
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] En de geest verhief zich weer en zei alleen maar: ' Dat hangt van hun eigen wil af! Bij hen lag het niet aan de opvoeding, niet aan de kennis, en zij waren ook niet bezeten -behalve dan door hun eigen kwade wil. Het ongedierte datje uit hen zag komen tijdens het ondergaan van hun straf en bij hun geseling, waren geen vreemde demonen, maar enkel produkten en uitwassen van hun eigen kwade wil. Daarom is deze straf rechtvaardig, want het betrof zeven volslagen duivels waarvoor er op deze wereld geen les, geen woord en geen verbetering was! Maar hier bij ons, waar alles openbaar wordt, zal hun lot zo zijn als zij zelf willen dat het wordt door hun liefde. Het zal hun hier niet aan gelegenheden ontbreken, ook al zijn deze er slechts schijnbaar, om hun krachten te beproeven in nog meer kwaads of echter ook in iets beters. Begrijp dat, jongen, en leg dat ook uit aan je vader, die niet de gave heeft ontvangen om dat te zien!'
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Na deze niet bepaald uitnodigend mooie handeling gingen de scherprechters naar huis, terwijl de lijken ter verdere vernietiging overgeleverd werden aan de vilder en zijn knechten. De wijze van vernietiging was verschillend en is dat nog, als de lijken maar niet begraven worden. Gewoonlijk werden zij verbrand door middel van het vervloekte hout, of gekookt in vervloekt water en daarna als prooi voor de wilde dieren geworpen. De wilde, verscheurende dieren die daarvan vraten stierven meestal. Daarom kookte de vilder dergelijke lijken meestal in het vervloekte water, waarna hij ze dan ter verdelging van wolven, hyena's, beren en vossen in de wijde omtrek heel goed kon verkopen en er veel geld voor kreeg.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Je hebt je verhaal over datgene watje zelfbeleefd hebt, heel goed verteld. De dierlijke vorm van de zielen van de bewuste zeven grote misdadigers vindt haar oorzaak in een zekere vrije ordening. Deze bestaat echter alleen daarin, dat de in een lichaam werkzame specifieke zieledeeltjes zich opnieuw samenvoegen of van plaats verwisselen. Je kunt het vergelijken met een kluwen wormen, die allemaal door elkaar krioelen en kronkelen en in zekere zin op zoek zijn naar een steeds beter rustplekje. Afhankelijk van de wijze waarop zij dat vinden, op een goede of op een slechte wijze, zal de uiterlijke vorm steeds overeenkomen met iets goeds of iets slechts.
Hoofdstuk 133: De vorming van de zielen van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248  ...