Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 235 van 1112

...  223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248  ...
[12] Tenslotte kunnen jullie nog een derde zuiver geestelijke eigenschap in jezelf bespeuren, als je daar echt aandacht voor zou hebben! Deze eigenschap bestaat hierin, dat jullie je iets, ook al is het nog zo groot, opeens in al zijn delen compleet kunnen voorstellen en met één blik een geheel zonnengebied kunnen overzien. De ziel moet met haar zintuiglijke waarnemingsvermogen een zaak van alle kanten langzaam en langdurig bekijken, betasten en beluisteren en moet het ontleden, om zich pas na verloop van tijd een voorstelling van het geheel te kunnen maken. De geest vliegt echter zowel uit als inwendig in een nauwelijks denkbaar, snelogenblik om een gehele centrale zon, en net zo snel ook om een onnoemelijk aantal van zulke zonnen en al hun planeten; en hoe machtiger de geest is door de orde waarin de ziel verkeert, des te helderder en duidelijker is ook zijn over en inzicht van de grootste en eindeloos gecompliceerde aangelegenheden van de schepping.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Ah, als tijdens een zekere geestesvervoering de geest voor enige ogenblikken de volmaakte ziel met zijn uit het oerleven afkomstige vuurether doorstraalt, wordt het op afstand voelen, handelen en zien erg versterkt, en de ziel is in zulke momenten in staat zelfs tot aan de zeer ver weg staande sterren te reiken en deze daar heel precies te overzien; maar wanneer de geest zich weer volgens de orde terugtrekt in de ziel, reikt de werkzaamheid van de ziel met haar pure, uitstralende levenssfeer slechts in het gunstigste geval tot daar waar zij nog iets vindt wat elementair met haar overeenkomt. Haar uitstralende levenssfeer lijkt op de uitstraling van een aards zichtbaar licht. Hoe verder men van de vlam afstaat, des te matter en zwakker wordt deze, tot er van de uitstraling tenslotte niets meer overblijft dan nacht en duisternis.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar zo is het niet met de uitstralende levenssfeer van de geest. Die is als de ether die de gehele, eindeloze ruimte in gelijke mate vervult. Zodra de geest dus eenmaal als hij vrij in de ziel doorbreekt en in beweging komt, wordt ook zijn uitstralende levenssfeer op datzelfde ogenblik eindeloos ver geactiveerd, en zijn zien, voelen en werking reikt dan zonder de minste beperking net zo eindeloos ver naar buiten als de ether, die tussen en in de scheppingen de ruimte volledig vult; want deze ether is -onder ons gezegd -eigenlijk geheel identiek met de eeuwige levensgeest in de ziel, welke slechts een verdicht brandpunt is van de algemene levensether die de gehele oneindigheid vervult. En wanneer de levensgeest, uitstralend uit de ziel, met de vrije ether van de ruimte in kontakt komt, verenigt zich zijn voelen, denken en zien ogenblikkelijk met de oneindige, vrije levensether en gaat zonder af te zwakken tot in de eindeloze verten, en wat de grote levensether in de eindeloze ruimte, terwijl het alles omstroomt en doordringt, overal voelt, ziet, denkt, wil en bewerkstelligt, dat voelt, ziet, denkt wil en veroorzaakt dan ook op hetzelfde ogenblik de afzonderlijke geest in de ziel; en dat ziet, voelt, denkt, wil en veroorzaakt dan ook de ziel zolang zij door haar geest doordrongen wordt en de geest in verbinding staat met de hem zeer nauw verwante, oneindige en algemene, vrije levensether in de ruimte.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Het gezicht van de ZWARTE klaart helemaal op en hij zegt: "Ja, ja, ja, -nu begrijp ik dat ook helemaal en ik geloof bovendien nu ook nog veel te begrijpen van wat ik vroeger nooit zo erg goed begrepen heb! Zo verstaan wij kennelijk volledig de taal van de dieren, en wie zich moeite wil geven het geringe aantal geluiden van de dieren op gevoelsmatige wijze en met zijn natuurlijke intelligentie van de ziel te moduleren -waarvoor natuurlijk enige oefening vereist is -, kan letterlijk met de dieren, net als met mensen, spreken en van hen veel belangrijke zaken te weten komen. Ik heb het zelf geprobeerd, maar ik heb het toch niet tot een voor alle dieren verstaanbare taal kunnen brengen, omdat mijn organen daar niet op ingericht waren en ook nu niet ingericht zijn; maar verstaan kan ik alles wat een willekeurig dier met zijn soortgenoten bespreekt.
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Zo heb ik eens thuis bij de Nijl dicht in mijn buurt twee civetkatten, die niet wisten dat ik in hun buurt was, heel duidelijk het volgende met elkaar horen bespreken: Het duidelijk herkenbare mannetje zei tegen het vrouwtje: 'Zeg, ik krijg angst om de kinderen die een dagreis van hier stroomafwaarts jacht op krokodilleëieren maken! Ik ben bang dat onze oudste zoon, wanneer hij loom en met een volle buik ligt te rusten, door een boze adelaar gepakt, in de lucht meegenomen, en vervolgens op een rots jammerlijk verscheurd en tot op de botten opgevreten wordt! Als wij beiden erg snel rennen, zouden wij dit ongeluk nog kunnen voorkomen! Tegen de avond komen de leeuwen en panters naar de Nijl om te drinken, dan zou de tocht voor ons te gevaarlijk zijn; laten we dus nu snel weggaan van deze plek waar toch niet veel te halen is, dan hebben we de lange weg daarheen geen gevaar te duchten en redden wij onze oudste zoon! Toen richtte het vrouwtje zich op en zei niets dan: 'Laten we dan met onze gewone snelheid rennen! ' En toen het vrouwtje dat zei, ging het er meteen pijlsnel vandoor langs de Nijl.
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Wij deden dat en mijn dienaar gaf het mannetje de volledige verzekering dat hij en zijn gezelschap niet alleen niets te vrezen hadden, maar dat wij hen de hele tijd dat zij zich daar ophielden, rijkelijk van brood en kaas zouden voorzien. Toen zei het mannetje: 'Dat is uitstekend en daarvoor zal ik voor jou de rivier zuiveren van alle krokodilleëieren. Maar wacht met je goedheid nog twee volle dagen; want mijn jongen moeten eerst door de honger genoodzaakt worden krokodilleëieren te verdelgen, dan pas zal op de derde dag het zoet smakende loon op zijn plaats zijn!
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] De dienaar vroeg aan het mannetje of krokodillevlees ook voor mensen te eten was, natuurlijk als het eerst op het vuur gebraden zou zijn. Toen zei het mannetje: Het buikvlees wel, omdat dat verteerbaar is; maar met het andere vlees was niets aan te vangen, omdat het onverteerbaar hard was. Nijlpaard zou beter zijn en nog beter nijlkalf, dat zich echter steeds meer in de nabijheid van de zee merendeels in de diepte ophield en zich slechts ten tijde van de onderwaterstormen naar de oppervlakte begaf en daar met de boten van de mensen speelde.
Hoofdstuk 259: Voorbeelden van de intelligentie van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Na deze uitleg sprongen ze alle zeven weer bij ons weg en staken het water over naar de andere oever, waarheen wij hen toen niet meer volgden, omdat wij hun aard en karakter nu voldoende hadden leren kennen.
Hoofdstuk 259: Voorbeelden van de intelligentie van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Na ongeveer een uur of drie, volgens jullie tijdmeting, kwam het mannetje terug en zei, dat zij met deze zandbank nauwelijks binnen vier dagen klaar zouden komen en dat er daarna aan de overkant aan de linkeroever ook nog een grote zandhelling was waarin ook veel krokodilleëieren begraven lagen. Die moesten zij ook vernietigen, anders zou het binnen een jaar wemelen van de krokodillen, en binnen tien jaar zouden zij zich zo sterk vermeerderd hebben, dat geen mens ook maar een stap in het hele laagland zou kunnen zetten zonder ergens op een krokodil te stoten. De mensen van deze landen konden hen, de civetkatten, daarom niet genoeg dankbaar zijn voor het voortdurend vernietigen van de kwaadaardige krokodillen in het hele laag en hoogland aan beide zijden van deze rivier.
Hoofdstuk 259: Voorbeelden van de intelligentie van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Mijn dienaar vroeg het wakkere mannetje, hoe het komt dat er zich, ondanks al hun ijver, toch nog steeds krokodillen in de rivier ophouden en gedijen. Toen zei het mannetje heel serieus: 'De grote natuurgeest wil dat de krokodillen in deze rivier nooit helemaal uitgeroeid zullen worden; want ook hun bestemming is, de aarde en haar bewoners van nut te zijn. Maar de overhand krijgen mogen zij niet, daarom zijn wij er om hun toename binnen de juiste perken te houden. De grote geest heeft dat alles op deze wijze manier geregeld en zo moet het allemaal gebeuren, opdat het ene leven in het andere zijn vervolmaking kan vinden. De overgangen zijn steeds bitter, maar daar tegenover staat dan een aangenaam hoger bestaan! ,
Hoofdstuk 259: Voorbeelden van de intelligentie van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Mensen die zo iets kunnen, zijn daarom niet voortreffelijker dan jullie die dat niet kunnen; want hoe dichter de ziel van een mens bij de dierenzielen staat, des te meer bezit zij van nature dat vermogen om zich tegenover hen verstaanbaar te maken, omdat zij zich dan helemaal volgens haar levensorde in een zuivere toestand bevindt. Als zij zich teveel met het lichaam verbindt, is het ook uit met de bijzondere eigenschappen, en de duistere wetten van de materie komen dan daarvoor in de plaats, en de ziel ondervindt dan ook schade van alles wat het lichaam maar kan schaden."
Hoofdstuk 260: Het gesprek met de ezel van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Maar je hoeft niet speciaal een Moor te zijn om het vermogen te bezitten je geheel aan de dieren verstaanbaar te kunnen maken. Ook de blanken kunnen het verkrijgen als zij zich volkomen gereinigd hebben. Als een ziel eenmaal helemaal rein is en zodoende ook helemaal gezond en krachtig, begint zij de overvloed van haar uitstralende levenssfeer in zekere zin buiten de grenzen van haar lichaam te verleggen, en dat des te verder, naarmate het leven in haar zuiverder is geworden.
Hoofdstuk 261: De groei van de menselijke uitstralende levenssfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Zo'n ziel weet tenslotte van haar eigen bestaan nauwelijks iets, kent haar basis beslist niet, en als zij iets geestelijks over zich hoort, staat haar dat tegen; zij valt van schrik in een soort onmacht zodra zij maar iets ziet wat enigszins lijkt op de ziel van een overledene, en wordt bang bij het zien van grote wonderen. Waar moet het naar toe met zo'n ziel?
Hoofdstuk 261: De groei van de menselijke uitstralende levenssfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als Mozes naast zijn uiterst volmaakte zielook had kunnen bereiken dat de geest in hem geboren werd, wat hem ook dan pas ten deel zal vallen wanneer Ik zoals een Elia, maar zonder vurige wagen, zal zijn opgevaren, dan zou deze grootste aller profeten van deze aarde alle sterren nieuwe banen hebben kunnen geven, en de grote zonnen zouden zich, net als de golven van de Rode zee, naar zijn wil hebben moeten voegen, zoals ook de harde granietrots precies op de plaats waar Mozes dat wilde, een rijke waterbron moest laten ontstaan, want hij beval de in de steen verbannen geesten en die begrepen Mozes' taal goed, en deden wat hij beval.
Hoofdstuk 262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Dat de oude wijzen echter meestal niet alleen met de dieren, maar met alle planten en zelfs met stenen en metalen, met het water, met de lucht, met het vuur en met alle geesten der aarde contact hadden, daarvan getuigen in de gehele Schrift duidelijk en heel geloofwaardig met name het boek van de Richteren, van de Profeten, de vijf boeken van Mozes en nog een aantal andere boeken en aantekeningen, en enige, weliswaar erg verminkte, tradities bij het volk. De kunstmatige gesprekken van de Essenen met het gras, de bomen, de rotsen en het water in hun wondertuin is alleen maar een imitatie van datgene, wat eens levende werkelijkheid was!
Hoofdstuk 262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  223 - 224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248  ...