Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 236 van 1112

...  224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249  ...
[6] Toen zei CYRENIUS, die zijn verbazing haast niet kon bedwingen: "Nee, nee vriend, een fabel is het niet; maar ik zou nu haast beginnen te geloven, dat ook onze beroemde fabeldichter Aesopus met de dieren heeft kunnen spreken! Heer, dat is toch alweer zo'n deugd van de zwarten, waarvan wij eerder geen flauw idee hadden! Ja, als dat zo doorgaat, zijn wij met de zwarten nog lang niet klaar! Het wordt alsmaar mooier, steeds ongelooflijker en onverklaarbaarder! In de boeken van jullie Schrift las ik wel eens ooit over een ezel die met zijn profeet, genaamd Bileam, toen deze hem te zeer mishandelde, gesproken moet hebben; maar wat is dat hierbij vergeleken, nu deze zwarte zich door deze heel gewone ezel diens gehele levensloop voorbeeldig laat verhalen! En dat het geen verzinsel van de zwarte was, bevestigde de oude Markus!
Hoofdstuk 260: Het gesprek met de ezel van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Dat en nog andere zaken vind ik heel mooi en goed, en ik ben er helemaal niet op tegen, als ik mij bij al datgene wat ik nu al allemaal aan wijze lessen gekregen heb, bij dit nieuwe wonderbare verschijnsel maar wat duidelijker voor ogen kon stellen hoe het mogelijk is om met dieren via de taal te communiceren! Het heil van de mensen hangt wel niet af van zo 'n mededeling, maar omdat het zeer uitzonderlijke, wonderbaarlijke verschijnsel, puur van menselijke zijde gezien er nu eenmaal is, zou ik toch iets meer willen weten over het hoe en waardoor dit mogelijk is! Hoe kunnen dieren zich door middel van taal verstaanbaar maken aan de mensen en hoe de mens aan de dieren? -Heer, geef ons daarover toch een paar heel korte aanwijzingen!"
Hoofdstuk 260: Het gesprek met de ezel van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Vergelijk het met een dof gloeiende kool die een van jullie in een geheel duistere kamer voor zich neerlegt. De kool zal nu nauwelijks zoveel licht in haar allernaaste omgeving verspreiden, dat men zien kan waar zij ligt. Blaast men de haar verduisterende as, als een soort zielestof, van haar oppervlakte weg, dan zal haar licht rondom reeds zo sterk en zo ver doordringen, dat men haar naaste omgeving al heel goed zal kunnen zien. Als men steeds harder blaast, zal vanuit haar reeds lichtgloeiende oppervlak zich zoveel licht gaan verspreiden, dat men desnoods reeds in de gehele kamer de voorwerpen, die zich daarin bevinden, goed duidelijk zal gaan zien. Komen er vervolgens witte vlammetjes op de gloeiende kool, dan zal het daardoor in de hele kamer goed licht worden, en men zal dan nu van alle voldoende verlichte zaken de kleuren ook zuiverder kunnen zien.
Hoofdstuk 261: De groei van de menselijke uitstralende levenssfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] De reden om jullie zielen te vervolmaken hoeft nu echter niet meer te liggen in het bereiken van al die eigenschappen van de ouden, die jullie nu naar waarheid beschreven zijn, -want daardoor bereikt geen enkele ziel het ware, zalige, eeuwige leven -, maar van nu af aan heeft een ieder van jullie de volkomen nieuwe reden om zijn ziel zo veel mogelijk te vervolmaken en te reinigen om door de daadwerkelijke navolging van Mijn woord te komen tot de daarvan afhankelijke wedergeboorte van de geest in zijn totale ziel. Want wie dat bereikt heeft, heeft dan opeens meer wonderbaarlijke krachten in zich dan alle oude vaderen bij al hun zielsvolmaaktheid ooit bezaten! Hij zal in één ogenblik gemakkelijker alle sterrenwerelden en zonnen doorgronden, en zelfs hun meest verre taal horen en begrijpen, dan de oude zieners en wonderdoeners het hen omringende land konden doorgronden en beoordelen.
Hoofdstuk 263: De reden van de onthullingen van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] RAPHAÓL zegt: 'O, die maken zich er juist het minst druk over, want die zijn al gewend aan het wonderbaarlijke! Het is ook al laat, en de Heer zal waarschijnlijk na de maaltijd iets belangrijks van plan zijn, wat Hij alleen maar kan weten. Daarom is het beslist beter dat wij het op mijn geestelijke, snelle manier doen, en niemand zal zich daaraan stoten! Tevens is dit het laatste middagmaal dat de Heer hier gebruikt en daarom kan het helemaal geen kwaad wanneer het er een beetje wonderbaarlijk uitziet! Ben je dat ook niet met mij eens?"
Hoofdstuk 1: De wonderbaarlijke maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Nadat Marcus dit had gezegd, begaven beiden zich naar de keuken, waar de vrouw van Marcus, zijn dochters en zoons en nog een aantal bedienden van Cyrenius zoals gewoonlijk de handen vol hadden, terwijl de maaltijd voor de vele gasten toch nog maar nauwelijks voor de helft klaar was.
Hoofdstuk 1: De wonderbaarlijke maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[18] Daarop gaat Marcus samen met Rapha‰l naar onze tafel, waar het al aardig levendig toe ging. Rapha‰l bedient zich meteen en presenteert ook aan Marcus een mooie vis en dringt er op aan, dat hij gaat eten. Marcus spoort hem weliswaar aan om uitleg te geven over de snelkokerij en de snelle bediening, maar RAPHAÓL zegt heel vriendelijk: Beste vriend, eet en drink nu! Als wij beiden ons lichaam weer naar behoren gesterkt hebben door de gezegende spijs en de gezegende drank, zullen wij ook enkele woorden wijden aan mijn snelkokerij en snel bedienerij!"
Hoofdstuk 1: De wonderbaarlijke maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wanneer ook de Heer Zich weer zal openbaren op deze aarde, hetzij alleen door het Woord of soms in korte momenten ook persoonlijk, dan zal Hij dat altijd alleen maar doen aan Zijn ware kinderen, die van boven zijn. De wereld en haar kinderen zullen weinig of niets van Hem merken! Voor hen is de eeuwigheid lang genoeg om hen naar een heel ondergeschikt licht te brengen.
Hoofdstuk 5: Kinderen van de wereld en kinderen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Geloof maar niet dat dit hoogste licht uit de hemelen ooit alle mensen van de aarde zal doordringen! Alleen de ware kinderen, altijd een gering aantal, zullen daarmee zuiver en overvloedig voorzien worden, en de wereldse kinderen zullen zich alleen maar uit hun afval tempels en afgodenhuizen bouwen en deze met hun ijzeren wetten en blinde domme regels omheinen, maar toch nooit de weinige ware kinderen kunnen deren, want daar zal de Heer altijd zeer getrouw voor zorgen. Daarom zal onder de wereldse mensen geen Jeremia meer zijn klaagliederen aanheffen! -Maar ga nu naar de Heer en bedank Hem voor dit grote geschenk!"
Hoofdstuk 5: Kinderen van de wereld en kinderen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] CYRENIUS zegt: 'Heer, U weet hoe belangrijk en hoe zwaar mijn taak als bestuurder is; maar het komt mij nu voor alsof het niets voorstelt en alsof het vanzelf gaat, ook zonder mij, en alsof alles zich zonder mijn toedoen regelt! Ik kom mij nu bepaald al aardig voor als het vijfde rad aan een wagen; ik weet namelijk dat U, o Heer, nu alle zaken voor mij regelt en dat er tijdens mijn regering nog nooit een grotere orde heeft bestaan dan juist nu, omdat U, o Heer, voor mij zorgt!
Hoofdstuk 7: Over de Romeinse opperpriester. Kritiek op het heidense priesterdom in Rome - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] MARCUS zegt: 'Ja, ja, vriendje, dat is allemaal goed en wel, als je mij er dan maar van kunt overtuigen, dat ik nu volkomen vrij ben om te willen en te wensen! En dat zou voor jou wel eens veel moeilijker kunnen zijn, dan de door mij gevraagde verschillende soorten vruchtbomen op een willekeurige plaats! je hebt mij erg aan het twijfelen gebracht of zelfs jullie, almachtige geesten, zonder vooruitzien en voorbereiding in staat zijn in zekere zin uit niets een puur wonderwerk tot stand te brengen! Ik wil het niet helemaal uitsluiten, maar gezien alles wat er ooit op deze aarde was, is en ook zal zijn, is het wel erg moeilijk te geloven, omdat daartegen reeds Gods alwetendheid wat al te luid haar stem laat horen, en men toch met aan kan komen met een mogelijke, nietszeggende bewering als zou God opzettelijk voor een bepaalde zaak Zijn alwetendheid willens en wetens niet gebruikt hebben. Als God zich echter met van eeuwigheid af volledig onwetend heeft weten te houden van het feit, dat eens Zijn engel Raphaël hier op verzoek van een mens bomen tevoorschijn zal toveren, dan ~al het even moeilijk te bewijzen zijn dat dit wonder ook niet al van eeuwigheid voorbestemd en voorbereid was! Geheel geestelijk was het beslist wel voorzien!"
Hoofdstuk 3: De voorzienigheid van God en de vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] RAPHAËL zegt: 'Maar dat doet. er immers niet toe, als het maar niet voorbereid is om zich in de materie te manifesteren! Bovendien is de wil van de mens toch zodanig vrij, dat noch de Heer noch wij ooit iets zullen doen om deze ook maar in het minst te storen door deze voor te bestemmen, en nog minder door voorbereidingen te treffen. Je kunt er daarom volkomen van verzekerd zijn, dat je geheel vrije wil in wezen met is voorbestemd en nog minder op enigerlei wijze is voorbereid. Vraag daarom, dan zul je zien dat de Heer, hetzij Zelf of door mij als zijn oude knecht, beslist zonder enige voorbereiding de vruchtbomen, die je vrijelijk kunt vragen, in blijvende vorm door een wonder voor je zal doen ontstaan.
Hoofdstuk 3: De voorzienigheid van God en de vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Dit inpandige visreservoir ontving zijn zeer zuivere water uit een volkomen nieuwe, overvloedig opwellende bron; het water drong aan de onderzijde door kleine, maar talrijke openingen van een stenen plaat in het bekken tot aan de vastgestelde hoogte. Vandaar liep een afvoerbuis naar buiten naar de zee, die als men het bekken vol water wilde hebben, van buiten afgesloten kon worden. Om het waterbekken heen liep een prachtige, opengewerkte borstwering van twee en een halve voet hoog, eveneens van wit marmer. Aan één kant was, voor het geval dat men het waterbekken vol wilde laten lopen, een sierlijk afvoerkanaal gemaakt, dat natuurlijk door de muur van het huis liep en niet ver van de lager gelegen afvoerbuis eveneens in zee uitmondde. De wanden en de vloer waren eveneens met wit marmer bekleed, het plafond van het vertrek bestond echter uit het zuiverste en hardste cederhout zonder kwast en spint. Dit vertrek ontving zijn licht door vijf ramen, die allen een marmeren omlijsting hadden en ieder vijf voet hoog en drie voet breed waren. De ramen waren voorzien van zeer zuivere kristalplaten en konden net als alle ramen van het huis geopend en gesloten worden.
Hoofdstuk 4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] In het midden van de tuin was nog een geneeskrachtig bad met een tempel uit marmer. Het had twee afzonderlijke bekkens: het ene met zeer warm bronwater voor het genezen van jichtlijders, en het andere, voor het genezen van melaatsen, was voorzien van lauwe zwavel en natronbronnen die door Raphaël's macht volgens Mijn wil uit het inwendige van de aarde daarheen geleid waren. Tevens zag hij een met louter vierkante stenen omsloten zeehaven en vijf grote, degelijk gebouwde scheper! met zeilen en roeiriemen in de zeer ruime haven, waarvan de ingang, hoewel zes klafter breed, 's nachts met een ijzeren ketting geheel afgesloten kon worden. Deze haven zag er precies zo uit als de oude Marcus zich vaak had voorgesteld. Hij wreef zich bij de bezichtiging van alles, wat zo wonderbaarlijk ontstaan was, steeds maar de ogen uit, omdat hij voortdurend dacht dat hij sliep en deze dingen droomde.
Hoofdstuk 4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] En zo op die manier hebben die twee Romeinse priesters mij nog veel over hun P.M. voorgehouden. Een poosje dacht ik dat zij zich tegenover mij slechts een flauwe grap veroorloofden, maar ik overtuigde mij er helaas maar al te gauw van, dat de beide dwazen het heel ernstig meenden. Want toen ik hun daarop begon te vertellen over de enige, ware God van Abraham, Isaäk en Jacob, en over Zijn daden, begonnen zij mij hartelijk uit te lachen en deden hun uiterste best mij ervan te overtuigen dat ik het helemaal bij het verkeerde eind had; want zij hadden duizend tegen één bewijzen dat het zo was zoals zij mij verteld hadden.
Hoofdstuk 7: Over de Romeinse opperpriester. Kritiek op het heidense priesterdom in Rome - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  224 - 225 - 226 - 227 - 228 - 229 - 230 - 231 - 232 - 233 - 234 - 235 - 236 - 237 - 238 - 239 - 240 - 241 - 242 - 243 - 244 - 245 - 246 - 247 - 248 - 249  ...